Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Slootweg over het recht op partnerpensioen op risicobasis na beëindiging dienstverband
Vragen van de leden Omtzigt en Slootweg (beiden CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het recht op partnerpensioen op risicobasis na beëindiging dienstverband (ingezonden 5 oktober 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 4 november
2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Partnerpensioen op risicobasis» d.d. 14 september
2020 op Taxlive?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van dat artikel.
Vraag 2
Klopt het dat met de beschreven uitspraak van het gerechtshof Den Bosch is vast komen
te staan dat een werknemer welbewust moet instemmen met de overgang van een nabestaandenpensioen
op opbouwbasis naar een nabestaandenpensioen op risicobasis en dat zijn of haar nabestaande
anders recht heeft op een schadevergoeding ter hoogte van het anders opgebouwd nabestaandenpensioen?
Antwoord 2
In de casus waar het hof Den Bosch2 onlangs uitspraak over heeft gedaan, betrof het onder andere een wijziging van de
verzekering van een nabestaandenpensioen op kapitaalbasis naar een nabestaandenpensioen
op risicobasis. In dit specifieke geval stelde het Hof dat de reglementswijzigingen
twee belangrijke verslechteringen inhouden die niet inzichtelijk zijn gemaakt aan
de deelnemer. In eerdere rechtspraak, het zogeheten CZ-arrest3, heeft de Hoge Raad reeds vastgesteld dat in geval van belangrijke nadelige wijzigingen
sprake moet zijn van welbewuste instemming van de betrokkene om de wijzigingen rechtsgeldig
te laten zijn. Het hof Den Bosch heeft de uitspraak uit het CZ-arrest toegepast. Mijns
inziens betekent deze uitspraak niet dat in alle gevallen waarin geen welbewuste instemming
is geweest met de overgang van een nabestaandenpensioen op opbouwbasis naar een nabestaandenpensioen
op risicobasis, recht bestaat op een schadevergoeding voor de nabestaande. De omstandigheden
zullen daartoe per casus bekeken moeten worden.
Vraag 3
Klopt het dat geen sprake is van welbewust instemmen wanneer de wijziging van het
nabestaandenpensioen is opgenomen in een CAO, de vakbonden met de wijziging hebben
ingestemd, maar de ex-werknemer geen lid is van de vakbond?
Antwoord 3
In beginsel is een werknemer die wel onder een CAO valt, maar geen lid is van een
vakbond, niet gebonden aan een wijziging van de CAO.4 In die situatie zal de werknemer in beginsel zelf met de wijziging van de CAO moeten
instemmen. Veelal is dit voor werkgevers geen gewenste situatie. Daarom komt men in
de arbeidsovereenkomst met de werknemer vaak een zogeheten «dynamisch incorporatiebeding»
overeen. Het dynamisch incorporatiebeding zorgt ervoor dat wijzigingen in de CAO ook
doorwerken in de individuele arbeidsovereenkomst van werknemers die geen lid zijn
van de vakbond. Dit ontslaat de werkgever uiteraard niet om een goede voorlichting
te verstrekken over de wijzigingen die worden doorgevoerd.
Vraag 4
Kunt u aangeven op welke wijze nabestaanden aanspraak kunnen maken op een dergelijke
schadevergoedingen, indien zij ook geen nabestaandenpensioen gekregen hebben omdat
hun partner overleden is na beëindiging van de WW-uitkering?
Antwoord 4
In de Pensioenwet5 is bepaald dat na beëindiging van het dienstverband de dekking voor partnerpensioen
(gedeeltelijk) doorloopt gedurende de periode dat de oud-deelnemer een uitkering ontvangt
uit hoofde van de Werkloosheidswet. Na afloop van deze periode komt de partnerpensioen
dekking te vervallen en is er bij overlijden geen recht meer op een uitkering uit
hoofde van de pensioenregeling. De nabestaande kan mogelijk wel recht hebben op een
Anw-uitkering. Of er recht is op een schadevergoeding zoals in de casus van het hof
Den Bosch, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarover kan ik in algemene
bewoordingen geen antwoord geven.
Vraag 5
Klopt het dat nabestaanden zich binnen vijf jaar na het overlijden moeten melden om,
net als in onderhavige zaak6, de verjaring van de vordering van het nabestaandenpensioen te stuiten?
Antwoord 5
In zijn algemeenheid geldt dat een verjaringstermijn gaat lopen zodra de schade zich
voordoet. In de onderhavige zaak gold als aanvangstermijn van de verjaring het moment
van overlijden van de werknemer. Op dat moment is de schade voor de weduwe ontstaan,
namelijk het niet ontvangen van een partnerpensioenuitkering van de pensioenuitkering.
Voor deze schade geldt de reguliere verjaringstermijn van in beginsel vijf jaar, waarbinnen
de weduwe actie moet ondernemen richting de pensioenuitvoerder.
Vraag 6
Kunt u aangeven op welke wijze het recht op schadevergoeding afhangt van het al dan
niet hebben van een zogenoemd «dynamisch incorporatiebeding» in het arbeidscontract
en hoe een nabestaande kan weten of een dergelijk beding in het arbeidscontract is
opgenomen?
Antwoord 6
Zie ook antwoord 3
De inhoud van de arbeidsovereenkomst is een verantwoordelijkheid van de werkgever
en werknemer(s). De werkgever mag er vanuit gaan dat de werknemer kennis heeft genomen
van de inhoud van de arbeidsovereenkomst en deze informatie ook heeft begrepen. Zo
ook de betekenis en de gevolgen van een dynamisch incorporatiebeding. De nabestaande
is geen partij in de arbeidsovereenkomst, maar via diens partner, de werknemer, hebben
de wijzigingen van de CAO in de onderhavige casus wel impact op de nabestaande. Daarnaast
geldt wel dat er ook bij een dynamisch incorporatiebeding sprake moet zijn van goede
voorlichting voor de werknemers. De gevolgen van de wijzigingen horen duidelijk te
zijn voor de werknemers. De vraag of er recht is op een schadevergoeding zal, ongeacht
of er sprake is van een dynamisch incorporatiebeding, afhangen van de specifieke omstandigheden
van het geval.
Vraag 7
Bent u bereid om in overleg te treden met de pensioensector om mogelijk te maken dat
mensen op gestandaardiseerde en eenvoudige wijze een nabestaandenpensioen kunnen opvragen
bij de voormalig werkgever van hun overleden partner?
Antwoord 7
Nee, op dit moment lijkt me dat niet nodig en is in eerste instantie een kwestie tussen
werkgever en nabestaande. De wijziging van arbeidsvoorwaarden is aan diverse randvoorwaarden
gebonden, zoals informatieverstrekking aan werknemers over de wijzigingen. Daarnaast
kennen vrijwel alle pensioenregelingen een hardheidsclausule. Een hardheidsclausule
geeft het bestuur in een individueel geval de mogelijkheid om af te wijken van het
pensioenreglement. Dat lijkt mij in deze situatie de juiste weg om te bewandelen.
Vraag 8
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 8
Dit helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.