Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over het model waar het stikstofbeleid op gebaseerd is
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het model waar het stikstofbeleid op gebaseerd is. (ingezonden 19 oktober 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 3 november
2020).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de vergelijking die de Stichting Agri Facts heeft gemaakt
tussen het Europese en het Nederlandse model om stikstofbeleid op te baseren?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom wordt het stikstofbeleid van het kabinet (uitsluitend) gebaseerd op het model
AERIUS?
Antwoord 2
AERIUS is het rekeninstrument voor de leefomgeving en bestaat uit meerdere producten,
elk gericht op een specifieke gebruikerstaak. Voor de doorrekening van het maatregelenpakket
van het wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering wordt binnen AERIUS gebruikgemaakt
van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS). Dit model rekent alle emissiebronnen
door, inclusief autonome ontwikkelingen, op nationaal niveau. Het voordeel van dit
model, in tegenstelling tot het gebruik van de in het bericht genoemde andere modellen
zoals EMEP en LOTOS-EUROS, is dat OPS gedetailleerde lokale berekeningen kan uitvoeren
(op hexagoonniveau van 1 hectare). Dit detailniveau is nodig om ten behoeve van natuurvergunningverlening
de depositie van stikstof te kunnen berekenen. Dit is een gevolg van de eisen die
de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn stellen aan natuurbehoud, waar stikstofdepositie
van invloed op is. Een ander voordeel van OPS is dat wordt bijgehouden hoeveel iedere
bron bijdraagt aan depositie (op dat hexagoonniveau van 1 hectare). Deze functionaliteiten maken OPS uniek en daarom geschikt voor
gebruik in AERIUS, het rekenmodel voor natuurvergunningen. EMEP en LOTOS-EUROS kennen
deze functionaliteiten niet op dit detailniveau: ze rekenen op een schaal van een
vierkante kilometer. Dat maakt voor de Nederlandse situatie OPS het beste toepasbaar
en maakt dat er gericht gecompenseerd kan worden in plaats van voor een veel groter
gebied, wat meer stikstofreductie vereist.
Vraag 3
Erkent u dat, indien het stikstofbeleid van het kabinet zou worden gebaseerd op model
Lotos, de stikstofdoelstelling voor 2030 al gehaald zou zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Dat is niet het geval. Het LOTOS-EUROS model berekent dat een groter deel van de emissie
uit Nederland in het buitenland terecht komt en omgekeerd. In het antwoord op vraag
twee is toegelicht waarom het gebruik van OPS voor Nederland het meest geschikte model
is. Het doorrekenen van de stikstofdoelstelling voor 2030 met het model LOTOS-EUROS
is om deze redenen niet aan de orde.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat Duitsland ook gebruikmaakt van het model Lotos? Zo ja, hoe beoordeelt
u dit?
Antwoord 4
Samen met het Umweltbundesamt (UBA) in Berlijn (het Duitse RIVM) produceert TNO kaarten
van de jaarlijkse stikstofdepositie in Duitsland. Deze kaarten zijn gemaakt met het
LOTOS-EUROS model en worden door de Duitse regering gebruikt voor hun beleid, waarvoor
zij minder gedetailleerde informatie nodig hebben. Zoals uit de beantwoording van
vraag 2 blijkt is OPS beter toepasbaar voor de Nederlandse situatie omdat EMEP en
LOTOS-EUROS niet beschikken over bepaalde functionaliteiten die in Nederland nodig
zijn voor bijvoorbeeld vergunningsaanvragen. Daarnaast wordt het OPS-model geijkt
aan de metingen van de meetnetten (het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en het
Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Op deze wijze worden in Nederland de herkomst
en depositie van (stikstof)emissies van de verschillende sectoren en bronnen nauwkeurig
berekend.
Vraag 5
Bent u bereid om het Nederlandse stikstofbeleid (ook) door te rekenen met het model
Lotos, in lijn met het advies van de commissie-Hordijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zie de beantwoording van vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.