Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Roon, Fritsma en Markuszower over de beroerde informatievoorziening aan de Tweede Kamer inzake de inspectie van een koopvaardijschip door marineschip de Zr. Ms. De Ruyter
Vragen van de leden De Roon, Fritsma en Markuszower (allen PVV) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Justitie en Veiligheid over de beroerde informatievoorziening aan de Tweede Kamer inzake de inspectie van een koopvaardijschip door marineschip de Zr. Ms. De Ruyter (ingezonden 28 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) mede namens de Ministers
van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 3 november
2020).
Vraag 1
Herinnert u zich de beroerde en weinig transparante wijze waarop de eerdere vragen
van eerste ondergetekende zijn beantwoord betreffende de inspectie van een koopvaardijschip
door het marineschip de Zr. Ms. De Ruyter?1
Antwoord 1
De eerdere vragen zijn naar behoren beantwoord, zie verder ook het antwoord op vraag 2
hierna.
Vraag 2
Kunt u de vragen die eerste ondergetekende eerder heeft gesteld nu wél fatsoenlijk
beantwoorden en meer informatie geven over het onderzochte koopvaardijschip, de lading,
de sanctieregels die in het geding waren, de koers van het schip etcetera?
Antwoord 2
U vraagt om informatie over een strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie
dat nog lopende is. Zoals bij u bekend doe ik als Minister van Justitie en Veiligheid,
zoals ook aangegeven in antwoord op de eerdere vragen, geen inhoudelijke mededelingen
over een lopend strafrechtelijk onderzoek.2
Vraag 3
Op basis van welke (internationale) wet- en regelgeving mag een Nederlands marineschip
– los van de casus met de Zr. Ms. De Ruyter – op volle zee een koopvaardijschip boarden
en onderzoeken?
Antwoord 3
Dit kan worden gebaseerd op het Wetboek van Strafrecht, waarin de toepasselijkheid
van het Nederlandse strafrecht in artikel 3 is uitgebreid tot feiten begaan aan boord
van een Nederlands schip en ingevolge artikel 91 van dat wetboek ook van toepassing
is op bijzondere strafwetgeving. Tevens wordt verwezen naar artikel 539a van het Wetboek
van Strafvordering.
Vraag 4
Waarom is bij het Openbaar Ministerie nog steeds niet bekend of wat is aangetroffen
al dan niet onder het sanctieregime valt en/of zijn hierover geen verdere mededelingen
gedaan? Vanwaar de ogenschijnlijk trage afhandeling van dit (mogelijk) ernstige en
politiek relevante delict?
Antwoord 4
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Deelt u de mening dat sanctieregels een politiek instrument zijn en indien deze worden
overtreden, het vermoeden daartoe bestaat en onze krijgsmacht voor de handhaving wordt
ingezet, de politiek fatsoenlijk geïnformeerd dient te worden?
Antwoord 5
Zoals te doen gebruikelijk zal uw Kamer worden geïnformeerd zodra daar gezien het
thans nog lopende strafrechtelijk onderzoek de mogelijkheid toe bestaat.
Vraag 6
Indien u de Kamer niet naar behoren wilt informeren, kunt u dan uitleggen wat het
voor nut heeft als de Kamer te pas en onpas spreekt over (het instellen van) internationale
sancties, maar de uitwerking/handhaving een zwart gat blijkt te zijn?
Antwoord 6
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 1 en 2. Ten overvloede merk ik op dat internationale
sanctieregimes worden ingesteld in VN- en/of EU-verband. In de instrumenten (resoluties,
Raadsbesluiten en verordeningen) waarmee deze sanctieregimes worden ingesteld, wordt
aangegeven welke gedragingen verboden zijn. Nederland implementeert (voor zover vereist)
en handhaaft deze regimes strikt via nationale regelgeving.
Vraag 7
Waarom bent u zo weinig scheutig met het verstrekken van informatie terwijl in een
vergelijkbaar geval, waar het een inspectie van een koopvaardijschip door de Duitse
marine betreft, wel publiekelijk en snel wordt gecommuniceerd over de inspectie, de
koers van het schip, de lading enzovoorts?3
Antwoord 7
Het kabinet heeft geen informatie verstrekt over een inspectie van een koopvaardijschip
door de Duitse marine. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 8
Kunt u op zijn minst aangeven of de inspectie van de Zr. Ms. De Ruyter te maken heeft
gehad met operatie Irini? Hield de aanwezigheid van twee Nederlandse stafofficieren
bij de operatie tot en met medio augustus verband met de inspectie?
Antwoord 8
EUNAVFOR Operatie Irini is primair gericht op de handhaving van het VN-wapenembargo
tegen Libië (VNVR-resolutie 2292) en was geenszins betrokken bij de inspectie van
de Zr. Ms. De Ruyter. Er was dan ook geen verband met de aanwezigheid van twee Nederlandse
stafofficieren op het hoofdkwartier van Operatie Irini in Rome.4
Vraag 9
Bent u bereid deze vragen separaat te beantwoorden en de Kamer fatsoenlijk te informeren
over de inspectie en sanctieregels die zijn overtreden, mede gezien de politieke onrust
in delen van de Middellandse Zee een aangrenzende landen?
Antwoord 9
De vragen zijn separaat beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.