Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het besluit rond de verlaging van de belasting- en invorderingsrente als onderdeel van de coronamaatregelen
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het besluit rond de belastingrente en de invorderingsrente als onderdeel van de coronamaatregelen (ingezonden 8 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 3 november 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 146.
Vraag 1
Klopt het dat u op 28 augustus 2020 bekend heeft gemaakt dat de maatregel «verlaging
belastingrente» niet verder wordt verlengd en dat vanaf 1 oktober 2020 een belastingrente
van 4% gaat gelden?1
Antwoord 1
Het klopt dat de maatregel «verlaging belastingrente» niet verder wordt verlengd en
dat vanaf 1 oktober 2020 de belastingrente wordt vastgesteld op 4%. Dit is ook in
lijn met mijn eerdere communicatie. Om ondernemers tegemoet te komen, heeft het kabinet
in de brief van 17 maart 2020 (noodpakket banen en economie2) aangekondigd dat het percentage belastingrente tijdelijk wordt verlaagd naar 0,01.
Op dat moment was het uitgangspunt dat de verlaging gedurende drie maanden van kracht
zou blijven. In de brief van 20 mei 2020 over het coronapakket 2.0 is vervolgens aangegeven
dat het verlaagde percentage zou worden voortgezet tot 1 oktober 2020.3 In de kamerbrief van 28 augustus 2020 heb ik aangegeven dat het verlaagde percentage
invorderingsrente wordt verlengd tot en met 31 december 2021 en dat het percentage
belastingrente op 1 oktober 2020 terugveert naar 4.4
Vraag 2, 4 en 5
Bent u bekend met het effect dat met deze maatregel een ondernemer die eerder dit
jaar een voorlopige aanslag heeft ontvangen en uitstel van betaling heeft gevraagd
en gekregen (voor de duur van het uitstel) geniet van een (invorderings)rente van
0,01%, terwijl een ondernemer die nog geen (juiste) voorlopige aanslag heeft ontvangen
vanaf 1 oktober 2020 een (belasting)rente van 4% verschuldigd is?
Deelt u de mening dat deze situaties, economisch gezien, vergelijkbaar zijn? Zo nee,
kunt u dat toelichten?
Kan het effect van deze maatregel leiden tot rechtsongelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Antwoord 2, 4 en 5
Met de beschreven effecten ben ik bekend. Ook deel ik de mening dat de situaties economisch
gezien vergelijkbaar kunnen zijn. In beide gevallen is sprake van een belastingschuld
waarover rente is verschuldigd, in het ene geval is dat belastingrente en in het andere
geval invorderingsrente. Fiscaal-juridisch zijn de situaties echter niet vergelijkbaar;
in het ene geval is sprake van een vastgestelde belastingaanslag die te laat wordt
betaald terwijl in het andere geval sprake is van een nog niet vastgestelde aanslag.
Van rechtsongelijkheid is daarom geen sprake. Ik licht dit graag toe. Zoals gezegd
gelden voor de belastingrente en invorderingsrente vanaf 1 oktober 2020 verschillende
percentages. Dit komt omdat belasting- en invorderingsrente verschillende doelen dienen.
Tot de tijdelijke verlaging van belastingrente is besloten om een tijdelijk voordeel
te bewerkstelligen voor alle ondernemers bij wie belastingrente in rekening wordt
gebracht over eerdere belastingjaren (bijvoorbeeld 2018 of 2019). Belastingrente vormt
echter een belangrijke prikkel voor belastingplichtigen om op tijd en juist aangifte
te doen of om (tijdig) om een voorlopige aanslag te verzoeken. Dat dit gebeurt, is
van belang voor een goede en tijdige belastingheffing. Het kabinet acht het wenselijk
dat deze prikkel herleeft. Daarbij is ook van belang dat de tijdelijke verlaging van
de belastingrente een generieke maatregel is geweest waarvan alle ondernemers (en
particulieren) bij wie tussen 1 juni of 1 juli 2020 en 1 oktober 2020 belastingrente
in rekening wordt gebracht, kunnen profiteren. Het is echter niet gezegd dat al deze
ondernemers te lijden hebben onder de COVID-19-crisis. Anderzijds is het mogelijk
dat bij ondernemers die wél worden geraakt door COVID-19 geen confrontatie met belastingrente
plaatsvindt, waardoor zij ook niet profiteren van de tijdelijke verlaging. Om deze
redenen houdt het kabinet vast aan het besluit om de belastingrente vanaf 1 oktober
2020 weer te laten herleven.
Invorderingsrente wordt in rekening gebracht op het moment dat de betaaltermijn van
een belastingaanslag (die op dat moment dus per definitie al is vastgesteld) is verstreken.
Hiermee dient invorderingsrente als prikkel voor belastingschuldigen om op tijd hun
belastingschulden te betalen. Invorderingsrente heeft dus een ander doel dan belastingrente.
De COVID-19-crisis heeft tot gevolg dat sommige bedrijven hard in hun economische
positie zijn of worden geraakt, bijvoorbeeld door substantieel omzetverlies of zelfs
(tijdelijke) sluiting, waardoor een gedeelte van de inkomsten is weggevallen (of zelfs
alle inkomsten). Voor veel van die bedrijven is het daardoor tevens lastiger of onmogelijk
geworden om belastingaanslagen te voldoen. Om deze bedrijven in acute nood te helpen
is het beleid van uitstel van betaling van belastingschulden tijdelijk versoepeld,
met daaraan gekoppeld een verlaagde invorderingsrente van 0,01%. Dat verlaagde rentepercentage
maakt een beroep op het versoepelde uitstelbeleid laagdrempelig. Het voorgaande maakt
dat de percentages van de belasting- en invorderingsrente vanaf 1 oktober 2020 zijn
gaan verschillen.
Vraag 3 en 7
Deelt u de mening dat het nog niet hebben ontvangen van een voorlopige aanslag diverse
redenen kan hebben (bijv. historie van de onderneming nog niet bekend in de systemen
van de Belastingdienst, afwijkend inkomensniveau ten opzichte van voorgaande jaren,
nog niet alle informatie voorhanden, gevolgen van corona) en daarmee niet verwijtbaar
is?
Bent u bekend met de situatie dat een aantal ondernemers vanwege de gevolgen van corona
en de eerder genomen coronamaatregelen (waaronder bijzonder uitstel van betaling)
eenvoudshalve het aanvragen van een voorlopige aanslag en een uitstel van betaling
heeft uitgesteld? Zo ja, deelt u de mening dat deze ondernemers nu benadeeld worden
met een hogere belastingrente (waarbij een rentevoet van 4% en een hoog bedrag flink
in de papieren kan lopen met consequenties voor de liquiditeit van de onderneming)?
Antwoord 3 en 7
Uiteraard kunnen er verschillende redenen zijn waarom een ondernemer niet tijdig aangifte
heeft kunnen doen of niet tijdig heeft kunnen verzoeken om een voorlopige aanslag,
met als gevolg dat een (voorlopige) aanslag niet op tijd is ontvangen. Wat betreft
belastingjaar 2019 kan het zijn dat COVID-19 het (tijdig) doen van aangifte of het
tijdig verzoeken om een voorlopige aanslag voor sommige ondernemers heeft bemoeilijkt
en dat zij dit mogelijk hebben uitgesteld. Voor hen is het gunstig dat de belastingrente
gedurende 1 juni of 1 juli 2020 (afhankelijk van het belastingmiddel) tot 1 oktober
2020 slechts 0,01% bedraagt. Zoals hiervoor is aangegeven, was echter van meet af
aan bekend dat de verlaging van de belastingrente slechts tijdelijk was.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat ondernemers door de aankondiging en de ingangsdatum van deze
maatregel onvoldoende tijd hebben om tijdig een voorlopige aanslag aan te vragen,
zodat zij nog onder de tijdelijke maatregel van een belastingrente van 0,01% zouden
kunnen vallen?
Antwoord 6
Zoals opgemerkt onder vraag 1 was vanaf 17 maart 2020 reeds bekend dat de verlaging
van de belastingrente tijdelijk zou zijn (in eerste instantie drie maanden). In de
brief van 20 mei 2020 over het coronapakket 2.0 is vervolgens aangegeven dat het verlaagde
percentage zou worden voortgezet tot 1 oktober 2020.5 De einddatum van de verlaging is dus al die tijd voorzienbaar geweest.
Vraag 8
Heeft u overwogen om ook de belastingrente tot 1 januari 2021 op 0,01% vast te stellen,
zodat ondernemers die (nog) geen gebruik hebben hoeven te maken van een formeel uitstel
van betaling tegen een zelfde rentepercentage belast worden als ondernemers die wel
uitstel van betaling hebben gevraagd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de afweging
om toch een andere keuze te maken?
Antwoord 8
Zoals aangegeven dient de belastingrente als prikkel voor de belastingplichtige om
tijdig en juist aangifte te doen of om een voorlopige aanslag te verzoeken. Met de
tijdelijke verlaging van de belastingrente is bij ondernemers die niet op tijd aangifte
hebben gedaan, dan wel om een voorlopige aanslag hebben verzocht, tijdelijk geen belastingrente
in rekening gebracht. Het kabinet ziet echter, ook vanuit het oogpunt van de COVID-19-crisis,
geen reden om de prikkel die belastingrente vormt niet na 1 oktober 2020 weer te laten
herleven. Zoals opgemerkt bij het antwoord op de vragen 2, 4 en 5 is het belangrijk
om tijdig en juist belastingaanslagen te kunnen vaststellen. Ondernemers die gebruikmaken
van de verlaagde invorderingsrente van 0,01% beschikken per definitie wél al over
een vastgestelde (voorlopige) aanslag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.