Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sienot en Van Eijs over het bericht ‘Planbureau: investeren in duurzamere eigen woning veelal niet rendabel’
Vragen van de leden Sienot en Van Eijs (beiden D66) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Planbureau: investeren in duurzamere eigen woning veelal niet rendabel» (ingezonden 26 augustus 2020).Toelichting:Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kops (PVV), ingezonden 26 augustus 2020 (vraagnummer 2020Z14958).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 2 november 2020). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 7
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Planbureau: investeren in duurzamere eigen woning veelal
niet rendabel»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre deelt u de conclusies van dit rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) en hoe verhouden de uitkomsten zich tot de afspraken in het Klimaatakkoord waarin
wordt gesteld dat het verduurzamen van woningen lastenneutraal plaats zou moeten vinden?
Antwoord 2
PBL heeft onderzocht of woonlastenneutraliteit op dit moment haalbaar is voor 20 verschillende types huishoudens in tussenwoningen van 110 m2 na het in een keer nemen van een geheel aan maatregelen van EUR 35.000 op basis van
een luchtwarmtepomp met zonnepanelen, met als doel deze woningen aardgasvrij en energieneutraal
te maken. De conclusie is dat dit in veel gevallen niet het geval is. Daarbij houdt
het onderzoek slechts deels rekening met de maatregelen die het kabinet heeft genomen
om de betaalbaarheid van de energietransitie te versterken, zoals subsidies, kostenreductie
en de schuif in de energiebelasting.
Het onderzoek biedt dus een beperkt en partieel beeld ten aanzien van de betaalbaarheid
van de energietransitie. Het PBL heeft eerder, bij de doorrekening van het ontwerpKlimaatakkoord,
berekend dat met de huidige maatregelen ruim een miljoen woningen woonlastenneutraal
verduurzaamd kunnen worden. Deze berekeningen zijn gebaseerd op gemiddelde huishoudens
in gemiddelde woningen. Maar uiteraard is geen enkel huishouden gemiddeld en bestaat
er geen gemiddelde woning. Dit betekent dat het beeld gedifferentieerd is. Er nu al
een groep woningen is die woonlastenneutraal verduurzaamd kunnen worden, maar ook
een groep waarvoor dit nog niet kan.
Om een vollediger beeld te hebben van de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie
voor de huishoudens, vind ik het van belang om ook te kijken naar verschillende woningtypen,
warmtealternatieven en verduurzamingsmaatregelen en -strategieën. Daarom wordt samen
met EZK en de VNG door PBL en TNO momenteel onderzoek naar eindgebruikerskosten uitgevoerd
(Kamerstuk 31 239, nr. 316). Daarin wordt expliciet gekeken naar de spreiding van woonlastenneutraliteit tussen
woningen en warmteopties door de tijd. Deze informatie zal gemeenten helpen om keuzes
te maken binnen de transitievisies warmte om woningen aardgasvrij te maken. Ik verwacht
de eerste resultaten hiervan begin 2021 met de Kamer te kunnen delen.
Andere relevante trajecten die ik hierbij zal betrekken zijn het onderzoek naar de
kosten en besparingen in het kader van Standaard en Streefwaarden en het onderzoek
van het EIB naar de businesscases in proeftuinen.
Het rapport ondersteunt in mijn ogen het belang van de in het Klimaatakkoord uiteengezette
benadering, waarbij door de schuif kostendalingen (via opschaling via aanbod- en vraagbundeling,
digitalisering en innovatie), betere en goedkopere financieringsmogelijkheden en gerichte
financiële ondersteuning betaalbaarheid voor steeds meer huishoudens in zicht komt.
Daarmee bevestigt het rapport ook de noodzaak van de maatregelen die door het kabinet
zijn genomen, waaronder de schuif in de energiebelasting, diverse subsidieregelingen
en afspraken over kostenreductie. Die zijn, in hun onderlinge samenhang, nodig om
betaalbaar en woonlastenneutraal te kunnen verduurzamen en voor steeds meer situaties
en huishoudens binnen bereik te brengen.
Ik constateer verder dat het nu al treffen van verduurzamingsmaatregelen verstandig
is. Veel van de afzonderlijke maatregelen verdienen zich snel terug, zoals vloer-,
spouwmuur en dakisolatie. Een uitgebreid overzicht is te vinden via Externe link:https://www.milieucentraal.nl/energie-besparen/energiezuinig-huis/isole…. Aansluiting op natuurlijke vervangingsmomenten van installaties en op aankoop- en
verbouwmomenten kan de individuele betaalbaarheid verder versterken. Naast de financiële
baten van deze verduurzamingsmaatregelen, zijn bovendien bredere overwegingen van
belang, zoals groter wooncomfort en een mogelijke waardestijging van de woning.
Vraag 3
In hoeverre onderschrijft u de constatering dat het 35.000 euro kost om een woning
energieneutraal te maken?
Antwoord 3
De kosten voor het energieneutraal maken van een woning zijn sterk afhankelijk van
de individuele situatie en of hierbij aangesloten kan worden bij een natuurlijk moment
van vervanging of verbouwing. Het in het Klimaatakkoord afgesproken doel is overigens
om in 2030 in de gebouwde omgeving 3,4 Mton minder CO2 uit te stoten dan in het referentiescenario. Energieneutraliteit is geen doel op
zichzelf, ook minder vergaande maatregelen kunnen bijdragen aan het bereiken van het
doel.
Vraag 4
Wat onderneemt u om deze kosten verder te verlagen via bijvoorbeeld de Renovatieversneller,
aanbod- en vraagbundeling en digitalisering of innovatie, zodat verduurzamen ook voor
huishoudens met een lage energierekening gaat lonen?
Antwoord 4
In mijn brief van 17 december 2019 over kostenreductie en innovatie in de bouw (Kamerstuk
32 847, nr. 586) ga ik in op de maatregelen die ik in gang heb gezet om de kosten voor verduurzaming
van gebouwen te verlagen. Deze inzet heb ik de afgelopen maanden onverminderd voortgezet.
Op 29 april heb ik bijvoorbeeld de subsidieregeling Renovatieversneller, van in totaal
100 miljoen euro, gepubliceerd zodat concrete projecten ingediend kunnen worden en
zo snel mogelijk aan de slag kunnen gaan om de verduurzaming in de corporatiesector
op te schalen en te innoveren. De schaalbare en gestandaardiseerde aanpakken die daarmee
ontwikkeld worden kunnen bijdragen aan de benodigde kostenreductie.
Vraag 5
Deelt u het inzicht van Urgenda dat het voor miljoenen huiseigenaren al wel rendabel
is om het huis te verduurzamen en wat onderneemt u om dit bij deze huiseigenaren sneller
te laten plaatsvinden?
Antwoord 5
Urgenda heeft in reactie op het rapport van PBL aangegeven dat het hun inziens voor
huishoudens met een maandelijkse energierekening van meer dan 150 euro per maand al
uit kan om te verduurzamen. Ik ken niet de precieze onderbouwing van deze stelling
maar ik deel wel de opvatting dat er huishoudens zijn waarbij verduurzaming al wel
rendabel kan. Ik vind het belangrijk om samen met de gemeenten te bezien of de wijkaanpak
zoveel als mogelijk gericht kan worden op wijken en woningen waar de energietransitie
al wel rendabel uitgevoerd kan worden.
Vraag 6
Wat betekenen de uitkomsten van het PBL-onderzoek voor het doel in het Klimaatakkoord
om in 2030 1,5 miljoen bestaande woningen te verduurzamen?
Antwoord 6
Het doel is nog steeds binnen bereik. Het rapport ondersteunt in mijn ogen het belang
van de in het Klimaatakkoord uiteengezette benadering, waarbij door de schuif kostendalingen
(via opschaling via aanbod- en vraagbundeling, digitalisering en innovatie), betere
en goedkopere financieringsmogelijkheden en gerichte financiële ondersteuning betaalbaarheid
voor steeds meer huishoudens in zicht komt. Daarmee bevestigt het rapport ook de noodzaak
van de maatregelen die door het kabinet zijn genomen, waaronder de schuif in de energiebelasting,
diverse subsidieregelingen en afspraken over kostenreductie. Die zijn, in hun onderlinge
samenhang, nodig om betaalbaar en woonlastenneutraal te kunnen verduurzamen en voor
steeds meer situaties en huishoudens binnen bereik te brengen.
Vraag 7
Bent u bereid in gesprek te gaan met het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse
gemeenten (SVn) over het toegankelijk maken van de verduurzamingslening voor een groter
publiek, bijvoorbeeld door het bedrag te verhogen van 25.000 naar 35.000 euro?
Antwoord 7
Het Nationaal Warmtefonds, dat nu wordt uitgevoerd door SVn, is toegankelijk voor
een groot publiek: woningeigenaren en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) vanaf acht
appartementen. Het Nationaal Warmtefonds werkt samen met het Rijk en de private financiers
van het fonds aan een verdere uitbreiding. Sinds kort zijn de financieringsmogelijkheden
verruimd voor gemengde VvE’s (koop- en huurwoningen). Vanaf 2021 zal bij een wijkaanpak
of verduurzaming van gespikkeld corporatiebezit de financiering van het Nationaal
Warmtefonds ook toegankelijk zijn voor woningeigenaren die nu op de markt niet terecht
kunnen voor financiering omdat zij hun maximale leencapaciteit al benutten. Ook woningeigenaren
die op grond van hun leeftijd op de markt niet in aanmerking komen voor financiering,
krijgen toegang tot het Nationaal Warmtefonds. Dit is toegelicht in de brief van 13 mei
2020 (Kamerstuk 32 847, nr. 646). Voor ambitieuze verduurzamingen zoals een Nul-op-de-meter renovatie of een integrale
isolatie van de gehele woning biedt het Nationaal Warmtefonds de mogelijkheid om -binnen
de reguliere leennormen- bedragen tot maximaal 65.000 euro te financieren. Gelukkig
kunnen de meeste verduurzamingen overigens met lagere financieringsbedragen worden
uitgevoerd: het gemiddelde financieringsbedrag bij het Nationaal Warmtefonds in 2019
en 2020 is 13.600 euro. Voor hogere investeringen dan 25.000 euro is (een ophoging
van) de hypotheek vaak een meer logische en goedkopere vorm van financiering.
Vraag 8
Wat is de huidige stand van zaken rondom de invoering van gebouwgebonden financiering
en op welke wijze neemt u de kanttekeningen van het PBL mee in de opzet hiervan?
Antwoord 8
Voor de stand van zaken rondom de invoering van gebouwgebonden financiering verwijs
ik naar mijn brief over de stand van zaken Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving van 28 september
2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 570)
Vraag 9
Hoe reflecteert u op de stelling in het onderzoek dat het voor grootverbruikers alleen
rendabel is om te verduurzamen met gebruik van de in 2023 af te bouwen salderingsregeling
voor zonnepanelen?
Antwoord 9
Om verwarring te voorkomen wil ik er ten eerste op wijzen dat mensen met een grootverbruikersaansluiting
(>3*80A) nu al niet in aanmerking komen voor de salderingsregeling. Deze is toegespitst
op kleinverbruikers. PBL gebruikt de term grootverbruikers in het rapport echter voor
kleinverbruikers die relatief meer energie gebruiken dan andere kleinverbruikers.
Vaak zijn dat gezinnen met kinderen.
Begin 2020 heeft de Minister van EZK door TNO laten doorrekenen wat de terugverdientijden
zijn voor de aanschaf van zonnepanelen op basis van de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling
(Kamerstuk 31 239, nr.314). Daaruit is gebleken dat huishoudens die nog deze kabinetsperiode investeren in
zonnepanelen, de panelen kunnen terugverdienen in circa 7 jaar. Ook kleinverbruikers
die al panelen hebben, hebben deze veelal al terugverdiend of zullen dat binnen zeven
jaar kunnen doen. Voor huishoudens die na deze kabinetsperiode investeren zal de terugverdientijd
iets oplopen, maar deze blijft binnen de negen jaar. Uit een rapport van PwC uit 2016
blijkt dat het merendeel van de huishoudens bereid is te investeren in zonnepanelen
bij een terugverdientijd tussen de vijf en negen jaar. Hieruit concludeer ik dat zonnepanelen
ook rendabel blijven bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling.
PBL gaat er echter in haar rapport van uit dat de winst die gemaakt zou worden op
de zonnepanelen – als de salderingsregeling ongewijzigd zou worden gehandhaafd –,
zou worden ingezet voor andere minder rendabele verduurzamingsinvesteringen zoals
isolatie. Hierdoor zou het sneller rendabel worden om een woning volledig te verduurzamen.
Ik vind het echter niet vanzelfsprekend dat de winst uit salderen op die manier wordt
ingezet. Salderen is ook van toepassing op huishoudens die geen andere investeringen
zouden moeten doen óf er voor kiezen de winst in te zetten voor een ander doel. Daarom
acht ik het niet wenselijk om te proberen indirect via de salderingsregeling andere
vormen van verduurzaming te stimuleren. Dat zou leiden tot ineffectief inzetten van
overheidsmiddelen. Het is effectiever om andere, minder rendabele maatregelen direct
te stimuleren via andere regelingen.
Vraag 10
Hoe verklaart u dat met gelijkblijvende energieprijzen wordt gerekend, terwijl het
kabinetsbeleid gericht is op een structurele verhoging van de gasprijs?
Antwoord 10
De analyse is een statische analyse van de situatie in 2020. Hierin is de schuif in
de energiebelasting die tot 2026 loopt slechts gedeeltelijk meegenomen.
Vraag 11
Op welke manier gaat u huishoudens die overwegen zonnepanelen aan te schaffen goed
informeren over het voornemen om het salderen pas in 2031 definitief te stoppen, waarmee
een terugverdientijd van circa zeven jaar gewaarborgd blijft?
Antwoord 11
Ik heb steeds zo transparant mogelijk gecommuniceerd over hoe de salderingsregeling
er uit zal komen te zien. Daardoor is reeds duidelijk hoe de salderingsregeling financieel
zal uitpakken. Dit wordt ook goed opgepakt door belangenorganisaties en organisaties
zoals Milieu Centraal, die deze informatie goed beschikbaar maken voor huishoudens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.