Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Besluit houdende wijziging van het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet (tweede tranche)
34 111 Wijziging van de Gezondheidswet en de Wet op de jeugdzorg teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van informatie over de naleving en uitvoering van regelgeving, besluiten tot het opleggen van sancties daarbij inbegrepen
Nr. 29
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 november 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 11 februari
2019 over het Besluit houdende wijziging van het Besluit openbaarmaking toezicht-
en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet (tweede tranche) (Kamerstuk 34 111, nr. 28).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 maart 2019 aan de Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
Bij brief van 2 november 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
3
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
wijziging. De kwaliteit van de zorg is gebaat bij een transparante, veilige cultuur
waar melding gemaakt wordt van calamiteiten en waar geleerd wordt van fouten. Het
openbaar maken van calamiteitenrapporten draagt bij aan deze transparantie. Deze leden
hebben over de voorliggende wijziging enkele opmerkingen en vragen.
De zorgsector is erbij gebaat wanneer van fouten kan worden geleerd. Deze maatregel
zal er toe leiden dat meer informatie openbaar wordt gemaakt dan voorheen. De leden
van de VVD-fractie hopen dat dit zal leiden tot een lerend effect onder zorgaanbieders.
Zij onderschrijven tevens het belang van een cultuur waarbinnen het melden van calamiteiten
als normaal beschouwd wordt. De maatregelen die de Minister genomen heeft om de zorgverlener
of hulpverlener te beschermen, juichen deze leden toe. Immers, een calamiteit hoeft
niet te betekenen dat er verwijtbaar is gehandeld. Wanneer calamiteiten openbaar zijn
gemaakt, moet het niet mogelijk zijn om deze te herleiden naar een individuele zorgverlener
of hulpverlener. In dit licht bezien begrijpen genoemde leden dat ervoor is gekozen
om de naam van de aanbieder niet openbaar te maken wanneer er op de datum van een
calamiteit in totaal tien of minder hulpverleners werkzaam waren. Wel vragen deze
leden de Minister om toe te lichten waarom gekozen is voor het aantal van tien hulpverleners
en niet voor een hoger of een lager aantal hulpverleners dat werkzaam was bij de zorginstelling
op de datum van de calamiteit.
Hoewel de voorliggende wijziging volgens de leden van de VVD-fractie bijdraagt aan
de kwaliteit van de gezondheidszorg, constateren zij tevens dat dit bijdraagt aan
de administratieve lastendruk die medewerkers in de zorg ervaren. Kan de Minister
concreet toelichten welke nieuwe handelingen een zorgverlener of hulpverlener bij
het melden van een calamiteit na deze wijziging moet verrichten? Beperkt dit zich
tot de reactie op het calamiteitenrapport bij openbaarmaking en het vermelden van
het aantal werkzame zorgverleners op de datum van de calamiteit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief betreffende de openbaarmaking
van calamiteitenrapporten. Deze leden kunnen zich vinden in het feit dat de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) meer informatie openbaar gaat maken. In de nota van
toelichting wordt ingegaan op het niet herleidbaar maken van een melding naar de identiteit
van de hulpverlener, terwijl deze leden niets kunnen vinden over het niet herleidbaar
maken van een melding naar de identiteit van een patiënt of cliënt. Kan de Minister
toelichten hoe de privacy van de patiënt of cliënt geborgd wordt? De leden van de
PVV-fractie vragen zich af waarom dit niet in het besluit verwerkt is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit houdende wijziging
van het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en
Jeugdwet (tweede tranche).
De leden van de SP-fractie zijn tevreden over de beslissing om calamiteitenrapporten
die de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd opstelt, openbaar te maken. Wel
hebben deze leden nog de vraag waarom de naam van een zorgaanbieder waar een calamiteit
heeft plaatsgevonden, niet genoemd zal worden in het calamiteitenrapport. Genoemde
leden begrijpen dat het niet wenselijk is dat bij een kleine organisatie waar een
calamiteit heeft plaatsgevonden, dit herleidbaar is naar een of meerdere zorgverleners
die een fout hebben gemaakt. Echter vinden deze leden het wenselijk dat wel de naam
van de zorgaanbieder bekend wordt gemaakt, gezien transparantie en het leren van fouten
geldt voor alle zorgaanbieders en een algemene uitzonderingsmogelijkheid niet past
in het stelsel van actieve openbaarmaking. De leden van de SP-fractie vragen of de
Minister bereid is om terug te komen op dit besluit en ook bij kleine zorgaanbieders
altijd de naam te laten vermelden in calamiteitenrapporten.
II. Reactie van de Minister
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, de PVV en de SP, die zijn gesteld over het Besluit houdende
wijziging van het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet
en Jeugdwet (tweede tranche) (Kamerstuk 34 111, nr. 28), dat ik u ter informatie had toegezonden. Het ontwerpbesluit is nu – ruim een jaar
later – klaar voor advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State. Er
is tijd nodig geweest om het vraagstuk van de herleidbaarheid tot individuele hulpverleners
bij openbaarmaking van calamiteitenrapporten goed te doordenken. Uit uw vragen is
gebleken dat u daar belang aan hecht. Ook de consultatiereacties gingen overwegend
over deze kwestie en ook ik heb al eerder aangegeven dat het van belang is dit punt
goed te regelen1. Hierbij stuur ik u de antwoorden op de gestelde vragen en ga ik in op de gemaakte
opmerkingen. De vragen zijn beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte
verslag.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat het wenselijk is om te voorkomen dat
een calamiteitenrapport herleidbaar is tot bepaalde personen maar vragen om toe te
lichten waarom in dat kader is gekozen voor het aantal van tien hulpverleners en niet
voor een hoger of een lager aantal hulpverleners dat werkzaam was bij de zorginstelling
op de datum van de calamiteit.
Zoals duidelijk is geworden uit het concept-besluit ben ik het met de leden van de
VVD-fractie eens dat herleidbaarheid tot bepaalde zorgverleners bij de openbaarmaking
van calamiteitenrapporten moet worden voorkomen. In de nota van toelichting bij het
concept-besluit heb ik aangegeven dat ik het belang van de openbaarmaking van calamiteitenrapporten
enerzijds – te weten het publiek en andere zorgaanbieders inzicht te geven in de afhandeling
van calamiteiten – heb afgewogen tegen het belang van een veilige en open cultuur
om met het oog op de kwaliteit van zorg calamiteiten te kunnen melden. Die veilige
en open cultuur kan worden geschaad als zorgverleners bang zijn dat na openbaarmaking
van een calamiteitenrapport herleidbaar is dat zij bij die calamiteit betrokken zijn
geweest. Omdat bij actieve openbaarmaking geen individuele belangenafweging meer plaatsvindt,
moet uit de regels van de AMvB helder worden welke regels gelden voor de openbaarmaking.
Daarom is het nodig in de AMvB een duidelijke grens te stellen die in alle gevallen
toegepast kan worden en die liefst ook in alle gevallen van openbaarmaking van calamiteitenrapporten
voorkomt dat de calamiteit herleidbaar is tot bepaalde personen. Ik meende daarbij
dat de grens van 10 hulpverleners dat werkzaam was bij de zorginstelling op de datum
van de calamiteit daarvoor afdoende zou zijn. Uit de reacties op de internetconsultatie
blijkt echter dat zowel de KNMG als de eerstelijns partijen2, de grens van 10 hulpverleners te laag vinden om herleidbaarheid te voorkomen en
zij stellen voor aan te sluiten bij de grens van de Wmcz3 van 25 natuurlijke personen. De bepaling van de Wmcz waarnaar wordt verwezen, stelt
deze grens van 25 hulpverleners in verband met de verplichting een cliëntenraad in
te stellen voor een specifieke groep zorginstellingen. De afweging voor een grens
bij de openbaarmaking van calamiteitenrapporten is echter een andere dan een grens
voor het instellen van een cliëntenraad. Voor actieve openbaarmaking moet de grens
zodanig zijn, dat herleidbaarheid tot individuele hulpverleners in redelijkheid kan
worden voorkomen terwijl de grens ook weer niet moet leiden tot een openbaarmakingspraktijk
waarbij nauwelijks nog een naam van een zorgaanbieder bekend zal worden omdat voor
een groot deel van de zorgaanbieders de in de AMvB opgenomen grens van toepassing
is. Mijns inziens zal dat laatste gebeuren als de grens bij 25 hulpverleners wordt
gelegd. Het trekken van een grens blijft natuurlijk altijd enigszins arbitrair, maar
de grens zoals die nu is opgenomen in de ontwerpAMvB zal praktisch altijd leiden tot
een redelijke uitkomst. De volgende differentiatie is namelijk van toepassing. Niet
alleen van zorgaanbieders die 10 of minder professionele hulpverleners hebben, zal
de naam niet openbaar worden gemaakt. Ook in geval een zorgaanbieder meerdere locaties
heeft, zal gerekend worden met het aantal hulpverleners dat op die locatie waar de
calamiteit plaatsvond, werkzaam is. Hetzelfde geldt voor grote zorgaanbieders waar
mensen met verschillende specialismen werkzaam zijn. Uit de omschrijving van de calamiteit
kan mogelijk worden opgemaakt welk specialisme het betreft en kan ondanks het feit
dat het een grote zorgaanbieder betreft, herleidbaarheid optreden omdat bij de desbetreffende
vakgroep maar 8 hulpverleners werkzaam zijn. Om die reden wordt ook een grens van
10 of minder hulpverleners toegepast op vakgroepen waar de calamiteit plaatsvond.
Indien het een kleine vakgroep betreft, wordt de naam van de zorgaanbieder niet openbaar
gemaakt.
De leden van de VVD-fractie vragen concreet toe te lichten welke nieuwe handelingen
een zorgaanbieder bij het melden van een calamiteit na inwerkingtreding van dit besluit
moet verrichten en of zich dit beperkt tot de reactie op het calamiteitenrapport bij
openbaarmaking en het vermelden van het aantal werkzame zorgverleners op de datum
van de calamiteit?
Uit de consultatiereacties bleek dat zorgaanbieders vreesden dat het melden van het
aantal bij de zorgaanbieder werkzame zorgverleners op de datum van de calamiteit,
veel administratieve lasten mee zou brengen. Ten dele berustte dit op een misverstand,
namelijk dat het zou gaan om het aantal hulpverleners dat exact op die dag aan het
werk was. Dat is niet het geval. De formulering van de AMvB is aangepast om duidelijk
te maken dat het gaat om het aantal hulpverleners dat ten tijde van de calamiteit
in dienst was of op een andere basis als betaalde professional bij de zorgaanbieder
werkzaam was. Het gaat er dus niet om wie op die dag dienst hadden of vrij waren.
Om onnodige administratieve lasten van zorgaanbieders te voorkomen, is nu in de concept-AMvB
opgenomen dat alleen in geval IGJ zelf een onderzoek naar de calamiteit gaat doen,
de zorgaanbieder het aantal hulpverleners moet opgeven. Verder kan de zorgaanbieder
inderdaad eventueel een reactie geven op de openbaarmaking van het calamiteitenrapport.
Het geven van deze reactie is niet verplicht. In de nota van toelichting bij de concept-AMvB
is een berekening opgenomen van de beperkte toename van de administratieve lasten
die deze handelingen met zich meebrengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie geven aan niets te kunnen vinden over het niet herleidbaar
maken van een melding naar de identiteit van een patiënt of cliënt en vragen zich
af hoe de privacy van de patiënt of cliënt geborgd wordt en waarom daarover niets
in de concept-AMvB is opgenomen.
Uiteraard is het niet de bedoeling dat namen van cliënten of patiënten bekend worden
als er een calamiteitenrapport openbaar wordt gemaakt. Hierover is niets in de concept-AMvB
opgenomen omdat dit is geregeld op wettelijk niveau, en wel in artikel 44, vijfde
lid, onderdeel b, van de Gezondheidswet respectievelijk artikel 9.7, vijfde lid, onderdeel
a, van de Jeugdwet. Deze bepalingen zijn van toepassing op alle actieve openbaarmakingen
op grond van deze AMvB, dus ook op de openbaarmakingen die zijn geregeld in de eerste
tranche van de AMvB: het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet
en Jeugdwet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen om terug te komen op de in dit concept-besluit opgenomen
regel dat de namen van kleine zorgaanbieders niet bekend worden gemaakt bij de openbaarmaking
van calamiteitenrapporten. Deze leden begrijpen dat het niet wenselijk is dat bij
een kleine organisatie waar een calamiteit heeft plaatsgevonden, dit herleidbaar is
naar een of meerdere zorgverleners die een fout hebben gemaakt, maar menen dat het
desalniettemin toch wenselijk is dat de naam van deze zorgaanbieders openbaar wordt.
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat het niet wenselijk is dat het openbaar
maken van calamiteitenrapporten kan leiden tot herleidbaarheid naar zorgverleners
die bij de calamiteit betrokken waren. Dit is precies de reden waarom ik de afweging
heb gemaakt dat de naam van de zorgaanbieder in de in het concept-besluit aangegeven
gevallen niet bekend wordt gemaakt. Als de naam van een kleine zorgaanbieder, een
zorgaanbieder waar bij een kleine vakgroep de calamiteit heeft plaatsgevonden, of
de calamiteit op een kleine locatie van de zorgaanbieder heeft plaatsgevonden, wel
bekend wordt gemaakt, dan is de kans op herleidbaarheid tot individuele hulpverleners
erg groot. Bij mijn antwoord op de vraag van de VVD-fractie heb ik toegelicht waarom
ik wel vasthoud aan de grens van 10 hulpverleners. Ik ben het namelijk met de leden
van de SP-fractie eens dat regels om herleidbaarheid te voorkomen er niet toe moeten
leiden dat praktisch geen enkele naam van een zorgaanbieder meer openbaar wordt gemaakt.
De doelen van de actieve openbaarmaking zoals opgenomen in de wet, zouden dan immers
voorbij worden geschoten. Namen van individuele zorgverleners worden sowieso nooit
openbaar gemaakt, maar met het oog op de herleidbaarheid bevat dit besluit juist een
uitzondering om in bepaalde gevallen ook niet de naam van de zorgaanbieder bekend
te maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier