Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wörsdörfer over het bericht ‘Ouders klem door onterechte meldingen kindermishandeling’
Vragen van het lid Wörsdörfer (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Ouders klem door onterechte meldingen kindermishandeling» (ingezonden 16 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
30 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 260.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ouders klem door onterechte meldingen kindermishandeling»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u zich bewust van de toezegging van de toenmalig Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport in 2016 over traumahulp aan 600 gezinnen die slachtoffer zijn geworden
van een onterechte melding kindermishandeling? Klopt het dat deze toezegging nooit
is uitgevoerd? Zo ja, kunt u toelichten waarom?2
Antwoord 2
In een brief aan de Kamer (d.d. 17-10-2017) over de voortgang van de aanpak van geweld
in afhankelijkheidsrelaties (GIA) geeft de toenmalige Staatssecretaris van VWS aan
dat hij zal nagaan welke behoefte er is aan nazorg en hoe dit er uit zou kunnen zien.
Dit heeft geresulteerd in een onderzoek naar de behoefte aan nazorg bij ouders en
andere directbetrokkenen wanneer het vermoeden van kindermishandeling na onderzoek
van Veilig Thuis is weerlegd. De uitkomsten van het onderzoek heeft de Minister van
VWS toegelicht in de voortgangsrapportage van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis
die op 18 december 2019 aan uw Kamer is aangeboden.
De uitkomsten bieden aanknopingspunten om de uitvoeringspraktijk voor wat betreft
nazorg te verbeteren. Deze zijn gedeeld met de VNG, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis
(LNVT) en betrokken gemeenten. Ik ben in gesprek met het LNVT en de VNG over de wijze
waarop nadere uitwerking wordt gegeven aan de genoemde aanknopingspunten.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het maken van een ongegronde melding een dramatisch effect kan
hebben op het betreffende gezin? Wanneer wordt het door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport toegezegde onderzoek naar de gevolgen van een melding die ongegrond
blijken gestart, en wanneer zijn de uitkomsten bekend?
Antwoord 3
Vooropgesteld: het belang van slachtoffers van kindermishandeling of huiselijk geweld
staat altijd voorop. Iedereen met een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk
geweld moet in het belang van eventuele slachtoffers contact op kunnen nemen met Veilig
Thuis. In die zin kan nooit sprake zijn van «onterechte» meldingen. Wat wel kan, is
dat na onderzoek blijkt dat de zorg die men had, niet gegrond was.
Het kan voor betrokkenen een zeer ingrijpende ervaring zijn als vermoedens van huiselijk
geweld of kindermishandeling worden gemeld door derden bij Veilig Thuis en Veilig
Thuis hierover het gesprek aangaat. Zeker als na onderzoek van Veilig Thuis blijkt
dat het vermoeden (gelukkig) weerlegd wordt. Er kan bij ouders in die gevallen behoefte
zijn aan nazorg, bijvoorbeeld in de vorm van het verlenen van hulp en/of het bieden
van ondersteuning om de potentieel negatieve impact van een onderzoek door Veilig
Thuis – waarbij de uitkomst «weerlegd» is – te verminderen. Zoals in het antwoord
op vraag 1 aangegeven, is het bedoelde onderzoek al gestart en afgerond en op 18 december
2019 aan uw Kamer gestuurd.
Uit het onderzoek blijkt dat niet alle betrokkenen behoefte hebben aan nazorg. De
behoefte aan nazorg en de mate waarin wordt bepaald door casus-specifieke omstandigheden
en door de wijze waarop Veilig Thuis de betrokkenheid vormgeeft in de casus. Nazorg
kan op verschillende manieren worden vormgegeven en op verschillende momenten worden
geboden.
Vraag 4
Heeft u onderzocht op welke locatie ouders of betrokkenen terecht kunnen voor trauma
ondersteuning nadat zij slachtoffer zijn geworden van een valse beschuldiging, zoals
eerder gevraagd tijdens het Algemeen overleg Aanpak huiselijk geweld van 1 mei 2018?
Wat zijn de uitkomsten van uw bevindingen?3
Antwoord 4
Als blijkt dat betrokkenen behoefte hebben aan een extra vorm van ondersteuning tijdens
of nadat Veilig Thuis betrokken is of is geweest, wordt in overleg met de direct betrokkenen
besproken welke vorm van ondersteuning het meest passend is. Er is sprake van maatwerk.
Dit kan in de vorm van een contactmoment in de periode na afronding van het onderzoek,
of door het gesprek aan te gaan met direct betrokkenen over de behoefte aan emotionele
ondersteuning. Indien er behoefte is aan emotionele ondersteuning, wordt besproken
of het mogelijk is een beroep te doen op het netwerk van de directbetrokkene zelf,
het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), de huisarts of POH-GGZ (via de huisarts)
voor laagdrempelige emotionele ondersteuning, een psycholoog of het sociaal wijkteam
(afhankelijk van de specifieke hulpvraag en het aanbod van deze wijkteams).
Los van deze vormen van nazorg en ondersteuning bestaat er voor ouders de mogelijkheid
een klacht in te dienen bij de klachtcommissie van Veilig Thuis. Alle VT-organisaties
hebben een onafhankelijke klachtenprocedure. Ook kunnen betrokkenen een beroep doen
op het AKJ als zij vinden dat hun behandeling of bejegening beter kan en als zij een
vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdzorg. Bij het AKJ zijn vertrouwenspersonen
werkzaam die de belangen van cliënten in de jeugdzorg voorop zetten.
Uit de praktijk blijkt dat gezinnen beter kunnen worden geïnformeerd over het bestaan
van de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de klachtencommissie en dat de klachtenprocedure
toegankelijker kan worden ingericht. In dat kader doet het AKJ onderzoek naar de wijze
waarop de klachtenprocedures van onder meer Veilig Thuis kunnen worden verbeterd.
In verband met corona heeft het onderzoek enige vertraging opgelopen, maar naar verwachting
wordt het onderzoek eind 2020 afgerond. Volgend jaar vindt de tweede fase plaats,
te weten de implementatie van de verbetermaatregelen die uit het onderzoek voortkomen.
Indien een melding door een «melder met kwade bedoelingen» aanleiding is voor het
onderzoek door Veilig Thuis, en directbetrokkene geeft aan stappen te willen ondernemen
richting de melder, kan Veilig Thuis betrokkene adviseren om aangifte te doen bij
de politie.
Vraag 5
Kunt u uiteenzetten in welke gemeenten drang overmatig wordt ingezet als middel? Spelen
onterechte meldingen hierin een rol?
Antwoord 5
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en de Raad voor de Volksgezondheid
en Samenleving (hierna: Raden) geven in hun advies4 aan dat door het beleid van gemeenten, gericht op het voorkomen van kinderbeschermingsmaatregelen,
in de praktijk een tussengebied is ontstaan, waarin interventies in het vrijwillige
en het gedwongen kader voor ouders en jeugdigen niet helder zijn afgebakend. De Raden
adviseren te stoppen met de term drang, maar te spreken over intensieve vrijwillige
hulp, als onderdeel van specialistische kennis van lokale teams. Het advies is dat
jeugdprofessionals over specialistische expertise beschikken, met als doel ouders
en kinderen goed te ondersteunen en hen naar de juiste hulp en steun toe te leiden,
zonder drang.
Er is geen (inzicht in de) relatie tussen meldingen die na onderzoek door Veilig Thuis
weerlegd worden en de mate waarin op intensieve vormen van vrijwillige hulp en dienstverlening
wordt ingezet.
Inzet van specifieke expertise zoals de inzet van methodische en intensieve begeleiding
van gezinnen ter voorkoming van een kinderbeschermingsmaatregel is verschillend georganiseerd
in het land. Op de meeste plekken is dit voor een belangrijk deel belegd bij de Gecertificeerde
Instellingen (GI’s). De rol en de positie van de GI’s in het voorkomen van kinderbeschermingsmaatregelen
en uithuisplaatsingen kan verschillen per gemeente of regio al naargelang de gemeentelijke
visie en aanwezige structuren voor zorg en hulp. In sommige regio’s werkt de GI –
op afroep – nauw samen met het lokale team en trekken zij samen op om kinderbeschermingsmaatregelen
te voorkomen door op andere manieren samen met het gezin de veiligheid in het gezin
te herstellen. In andere regio’s wordt de expertise van de GI ingekocht om casusregie
in complexe gezinssituaties uit te voeren.
De Raden adviseren om de scheidslijn tussen het vrijwillig en gedwongen kader en de
hierbij horende rechten en plichten voor jeugdigen en ouders goed te borgen. Dit aspect
wordt meegenomen in het traject dat in opdracht van de VNG, VWS en JenV is gestart
om te komen tot een toekomstscenario voor een eenvoudiger en effectievere jeugd- en
gezinsbescherming. Een advies hierover wordt begin 2021 verwacht.
Voor een aanvulling op het bovenstaande verwijs ik u naar de beleidsreactie van de
Minister voor Rechtsbescherming op het rapport van de Raden5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.