Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht meer dan een applaus voor de kraamzorg
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Medische Zorg over het bericht «#meerdaneenapplaus voor de kraamzorg» (ingezonden 16 september 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 30 oktober 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 244.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het meegestuurde bericht «#meerdaneenapplaus voor de kraamzorg»?1
Antwoord 1
Ik heb hier kennis van genomen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de anderhalve meter afstand in de kraamzorg niet te waarborgen
is én het zeker niet gaat om zorg die uit te stellen is?
Antwoord 2
Binnen de kraamzorg is het advies van de koepelorganisatie BO geboortezorg aan de
kraamverzorgenden om, waar mogelijk, de anderhalve meter afstand in acht te nemen,
en dit ook te communiceren met en te benadrukken bij het kraamgezin. Ik ben van mening
dat de 1,5 meter afstand houden in sommige situaties niet mogelijk is, zoals bijvoorbeeld
bij de persoonlijke verzorging van de kraamvrouw, de pasgeborene en hulp bij de borstvoeding.
Het is daarom van groot belang dat vooraf goed geïnventariseerd wordt of er in het
kraamgezin een (verdenking op) Covid-19 besmetting is.
Zorg uitstellen is in de kraamzorg niet aan de orde aangezien het om noodzakelijke
zorg gaat.
Vraag 3
Bent u het eens met de stelling dat de kraamverzorgende tijdens de coronacrisis juist
meer taken toegewezen kreeg dan normaal?
Antwoord 3
De kraamverzorgende heeft, zeker in de eerste maanden van de Corona pandemie veel
taken en verantwoordelijkheden toebedeeld gekregen omdat verloskundigen toen minder
op huisbezoek kwamen. Kortom: taken waren anders ingericht. Indien er sprake was en
is van een Covid-19 besmetting kunnen minder uren directe zorg ingezet worden en wordt
in plaats daarvan gebruik gemaakt van zorg op afstand. Tevens geldt bij een (verdenking
op) covid-19 besmetting een aangepaste werkinstructie. Hiervoor heeft het Kenniscentrum
Kraamzorg (KCKZ) een richtlijn opgesteld.
Bij een gezin zonder verdenking op Covid-19 is het takenpakket ongewijzigd, maar worden
met name de hygiënemaatregelen extra benadrukt.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de opmerking dat veel kraamverzorgenden nog steeds niet werken
met de juiste mondkapjes?
Antwoord 4
Het is belangrijk dat zorgmedewerkers werken met de juiste beschermingsmiddelen. De
kraamzorg sector volgt daarin het advies van het RIVM. Voor de zorgverleners buiten
het ziekenhuis en ook voor de kraamzorg gelden de uitgangspunten van het RIVM voor
gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) buiten het ziekenhuis, welke te
raadplegen zijn via https://lci.rivm.nl/covid-19/PBMbuitenziekenhuis.
Dat betekent bij een kraamgezin met (verdenking op) Covid-19 ter bescherming van de
medewerker de volgende PBM moeten worden gebruikt: een spatwaterdicht chirurgisch
mondneusmasker type IIR, bril, schort en wegwerphandschoenen. In het PBM-verdeelmodel
is tevens de volgende passage opgenomen: «De bevalling door de verloskundige wordt
ondersteund door een kraamverzorgende. Als sprake is van een COVID-besmetting is het
gebruik van PBM door de kraamverzorgende wenselijk bij de bevalling, de controles
van de kraamvrouw en de ondersteuning bij de borstvoeding.»
De afweging wat gebruikt moet worden in het betreffende gezin is aan de kraamverzorgende
zelf en indien wenselijk kan een persoonlijke professionele afweging worden gemaakt,
bijvoorbeeld als een kraamverzorgende meer PBM wil gebruiken. Tevens is het mogelijk
dat een kraamgezin de kraamverzorgende verzoekt PBM te gebruiken ookal is dat volgens
de richtlijn niet noodzakelijk, hierin maakt de kraamverzorgende een afweging.
Werkgevers zijn aan zet om de juiste materialen te verstrekken aan hun medewerkers.
Vraag 5
Bent u van mening dat kraamzorgmedewerkers ook meer dan een applaus verdienen? Zo
ja, op welke wijze zult u zich inzetten voor betere arbeidsvoorwaarden?
Antwoord 5
Voorop staat dat alle zorgprofessionals belangrijk werk doen. Dat geldt ook voor kraamzorgmedewerkers.
Het Ministerie van VWS zorgt met de «Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling»
(OVA) ervoor dat het salaris van zorgprofessionals kan meegroeien conform de loonontwikkelingen
in de markt. Het is vervolgens aan de sociale partners hierover afspraken te maken
in de CAO van de kraamzorgsector. Het vraagstuk voor salarisontwikkeling in de kraamzorg
was voor de betrokken partijen ook verbonden aan de vraag over de financiële situatie
in de kraamzorg en de hoogte van de nieuwe tarieven voor kraamzorg. De NZa heeft deze
inmiddels per 2021 omhoog bijgesteld. Voor de sociale partners was dit de aanleiding
om de gesprekken over een nieuwe cao te hervatten.
Vraag 6
Hebben kraamverzorgenden recht op de bonus van 1.000 euro in 2020 en van 500 euro
in 2021? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
De bonus is bedoeld voor de zorgprofessional die in de periode van 1 maart tot 1 september
2020 een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd tijdens de COVID-19 uitbraak door
middel van inzet voor patiënten en cliënten met COVID-19, en/of heeft bijgedragen
aan de strijd tegen COVID-19 en niet meer dan tweemaal modaal verdienen bij voltijds
inzet.
Uitgangspunt bij de beoordeling of er sprake is van een uitzonderlijke prestatie,
is de inzet die de zorgprofessional heeft geleverd.
Niet ter beoordeling is de vraag of een zorgprofessional risico heeft gelopen om besmet
te raken met COVID-19. Het is aan de zorgaanbieder om te beoordelen of de zorgprofessional
in aanmerking komt voor de bonus.
Om de zorgaanbieder te helpen bij de beoordeling van de vraag welke zorgprofessionals
in aanmerking komen voor de bonus is door het Ministerie van VWS een handreiking voor
zorgaanbieders beschikbaar gesteld. De handreiking is te raadplegen op de website
van de rijksoverheid als ook op de website van DUS-I (zijnde uitvoerder van de subsidieregeling)2.
Het Ministerie van VWS acht het niet aannemelijk dat de zorgprofessionals in de kraamzorg
een op een vallen onder de afbakeningscriteria zoals gesteld in de handreiking. De
beoordeling van de vraag of er sprake is van een uitzonderlijke prestatie is echter
aan de zorgaanbieder. Als de zorgaanbieder van mening is dat de zorgprofessional werkzaam
in deze deelsector wel valt onder het afbakeningscriterium en dus een bonus verdient,
dan kan van de lijst worden afgeweken en kan de zorgaanbieder de zorgprofessional
een bonus toe kennen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.