Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over Nederlandse schuld aan Europese automatische verlengingen van landbouwgif
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over Nederlandse schuld aan Europese automatische verlengingen van landbouwgif (ingezonden 28 september 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 oktober
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 152.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat de Europese Commissie voortdurend voorstelt pesticiden automatisch
te verlengen, zonder dat de voorgeschreven wetenschappelijke veiligheidstoets voor
mensen, dieren en het milieu heeft plaatsgevonden?
Antwoord 1
Wanneer een stof is goedgekeurd en een veilig gebruik voor mens, dier en milieu is
aangetoond, dient de goedkeuring na een aantal jaar (afhankelijk van het type goedkeuring)
opnieuw te worden beoordeeld op basis van de dan vigerende richtsnoeren en criteria.
Deze herbeoordeling dient te zijn afgerond voordat de goedkeuring van de werkzame
stof afloopt. Indien de herbeoordeling, buiten de schuld van de aanvrager om, vertraging
oploopt, dient de goedkeuringsperiode conform artikel 17 van de Gewasbeschermingsverordening
(EG) 1107/2009 tijdelijk te worden verlengd tot de herbeoordeling is afgerond. De
betreffende voorstellen van de Europese Commissie hebben hierop betrekking.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat dit alleen al in het laatste halfjaar om 75 soorten landbouwgif
ging (26 automatische verlengingen in mei, 22 automatische verlengingen in juli en
27 bij de komende vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food
and Feed (SCoPAFF))?
Antwoord 2
Tijdens het SCoPAFF overleg in mei, juli en september 2020 is inderdaad gestemd over
de tijdelijke verlenging van de goedkeuringsperiode van respectievelijk 26, 22 en
27 werkzame stoffen.
Vraag 3
Erkent u dat door deze automatische verlengingen zonder veiligheidstoets landbouwgiffen
te lang op de markt kunnen blijven, omdat na toetsing dikwijls blijkt dat ze toch
schadelijk voor mens, dier of milieu zijn?
Antwoord 3
Al de betreffende stoffen zijn eerder beoordeeld waarbij is aangetoond dat ze veilig
voor mens, dier en milieu kunnen worden toegepast. Daarnaast zal de goedkeuring van
een stof niet tijdelijk worden verlengd wanneer al onomstotelijk duidelijk is dat
de stof niet in aanmerking komt voor een hernieuwde goedkeuring. De Europese Commissie
zal in een dergelijk geval direct een voorstel voor niet hernieuwing aan de lidstaten
voorleggen.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de Tweede Kamer de regering heeft verzocht om tegen automatische
verlenging van toelatingen van stoffen te stemmen, waarvan bekend is dat ze een grote
bedreiging vormen voor de biodiversiteit (in het bijzonder bijen en hommels) of die
kankerverwekkend, mutageen, hormoonverstorend en/of giftig voor de voortplanting zijn?1
Antwoord 4
Ja, ik heb uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1181) dat ik invulling aan deze motie geef door niet in te stemmen met de tijdelijke verlenging
van de goedkeuringsperiode van werkzame stoffen waarover uw Kamer een motie heeft
aangenomen die daar specifiek om heeft gevraagd. Wanneer een dergelijke werkzame stof
onderdeel is van een pakket van stoffen zal ik weliswaar voor verlenging van het pakket
stemmen maar met een stemverklaring aangeven dat Nederland tegen verlenging is van
de specifiek genoemde werkzame stof.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat u deze automatische verlengingen al meerdere malen een «doorn
in het oog» heeft genoemd, maar dat u desondanks voor de pakketten van automatische
verlengingen blijft stemmen?2
Antwoord 5
Ik zou inderdaad graag zien dat er geen sprake zou hoeven te zijn van automatische
verlengingen. Tegelijkertijd moeten we ons ook houden aan de bindende afspraken die
in Europees verband zijn gemaakt waar het gaat om herbeoordelingen binnen een bepaalde
termijn af te ronden. En waarbij is afgesproken dat de tijdelijke verlenging van de
goedkeuringsperiode van werkzame stoffen zorgvuldig is in de richting van de aanvragers
en de gebruikers van deze stoffen, indien de vertraging buiten schuld van de aanvrager
heeft plaatsgevonden. Daarnaast speelt voor mij mee dat in de betreffende pakketten
van middelen ook veel stoffen zitten die we graag willen behouden, zoals laag-risico
stoffen.
Vraag 6
Erkent u dat een stemverklaring tegen een van de schadelijke stoffen uit het pakket
– terwijl u wel voor verlenging van het pakket als geheel stemt – een machteloos en
vooral symbolisch signaal is?
Antwoord 6
Nee, een stemverklaring is nooit machteloos want hiermee laat ik de Europese Commissie
en lidstaten zien wat mijn standpunt is. Er is een toenemend aantal lidstaten dat
bezwaar maakt tegen de procedurele tijdelijke verlengingen van stoffen.
Vraag 7
Erkent u dat u met de uitspraak «Het is mij een doorn in het oog dat wij elke keer
over zo’n pakket moeten stemmen, en niet voor de aparte middelen. Die discussie heb
ik nog niet gewonnen in Europa» de indruk wekt dat de oorzaak van de automatische
verlengingen (een vertraging in de toelatingsprocedure) uitsluitend bij Europa ligt,
zonder dat u daar iets tegen kunt doen?3
Antwoord 7
Ik heb bij de Europese Commissie erop aangedrongen om individueel over de tijdelijke
verlengingen van stoffen te stemmen. De Europese Commissie houdt echter vast aan stemmingen
in pakketvorm. Ik ben niettemin van mening dat het helpt om mij uit te blijven uitspreken
over zaken waarvan ik vind dat ze anders moeten, zoals het stemmen over individuele
middelen in plaats van over pakketten, ook als het niet gelijk lukt om dat in Europees
verband voor elkaar te krijgen. Dat het zo werkt in Europa kan ik niet veranderen,
maar ik kan wel, bijvoorbeeld door een stemverklaring af te geven, het Nederlandse
standpunt hierin blijven benadrukken. En dat zal ik ook blijven doen.
Het stemmen over pakketten in plaats van over individuele stoffen staat overigens
los van de oorzaken van de vertragingen bij herbeoordelingen. In het kader van de
evaluatie van de Gewasbeschermingsverordening (EG) 1107/2009 heeft de Europese Commissie
verbeterpunten benoemd om de oorzaken van die vertragingen waar mogelijk weg te nemen,
zoals het wegnemen van onduidelijkheden in de EFSA bevindingen, verbeterde collegiale
toetsing en het enkel accepteren van volledige aanvragen van hoge kwaliteit.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat uit de fact finding-missie van de Europese Commissie naar de
implementatie van de biocidenverordening door lidstaten blijkt dat het Nederlandse
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) 60% van
alle aanvragen voor toelatingen van biociden in de EU beoordeelt?4
Antwoord 8
Het Ctgb is één van de grotere toelatingsautoriteiten in Europa en handelt een relatief
groot aandeel van de Europese aanvragen af. In de beleidsreactie op de fact finding-missie
(Kamerstuk 28 858, nr. 510) wordt gespecificeerd dat het gaat om 60% van de toelatingen die gelden voor de gehele
Unie. Dit is een speciaal type biocide-toelating. Het Ctgb werkt daarnaast ook aan
andere soorten aanvragen en daar is het Nederlandse aandeel lager dan 60%, maar ook
bij deze aanvragen is het aandeel groter dan de «fair share» waar Nederland voor moet
staan als lidstaat.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat uit bovengenoemde fact finding-missie blijkt dat er vertragingen
plaatsvinden in het beoordelingsproces voor biociden?
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat het Ctgb als reactie hierop onder andere medewerkers heeft overgeplaatst
van aanvragen voor landbouwbestrijdingsmiddelen naar biociden-aanvragen? Zo ja, hoe
beoordeelt u dit?
Antwoord 10
Het Ctgb heeft een aantal medewerkers die werkten aan gewasbeschermingsmiddelen breder
ingewerkt, en deze medewerkers beoordelen dus zowel aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen
als aanvragen voor biociden. Medewerkers hebben dus de verbreding gemaakt naar aanvragen
voor biociden, maar worden niet uitsluitend op biocidendossiers ingezet. Door de inzetbaarheid
van medewerkers te verbreden kan het Ctgb beter inspelen op veranderingen in het werkaanbod
tussen gewasbeschermingsmiddelen en biociden en dat vind ik positief.
Vraag 11 en 12
Kunt u bevestigen dat Nederland, Duitsland, Frankrijk en, tot voor kort, het Verenigd
Koninkrijk samen 80% van de Europese toelatingsaanvragen voor landbouwbestrijdingsmiddelen
voor hun rekening namen?5
Welk percentage van de Europese aanvragen voor toelating of vernieuwing van landbouwbestrijdingsmiddelen
wordt nu door het Ctgb beoordeeld?
Antwoord 11 en 12
De Europese Commissie geeft in haar rapport over de evaluatie van de Gewasbeschermingsmiddelenverordening
(EG) 1107/2009 aan dat sommige landen meer dan anderen bijdragen aan het functioneren
van het Europese systeem van stofgoedkeuring. De analyse van de Europese Commissie
toont dat Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk in de periode tussen 2011
en 2018 tezamen 60% van de aanvragen van nieuwe werkzame stoffen hebben beoordeeld
(resp 23%, 20% en 17%).
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat de beoordelende instanties van verschillende lidstaten met elkaar
concurreren (ze worden namelijk betaald voor de beoordelingen) waardoor het Ctgb een
prikkel heeft om zijn diensten goedkoop aan te bieden? Zo ja, deelt u het inzicht
dat dat kan leiden tot onderbezetting en daardoor vertragingen in toelatingsprocedures?
Antwoord 13
Nee. Zoals vastgelegd in artikel 10 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
brengt het Ctgb kostendekkende tarieven in rekening. De Gewasbeschermingsmiddelenverordening
biedt aanvragers de ruimte om te kiezen in welke lidstaat zij hun aanvraag indienen.
Het Ctgb onderzoekt periodiek hoe aanvragers tegen het werk van het Ctgb aan kijken.
Daaruit blijkt dat aanvragers het Ctgb vooral kiezen vanwege het kennisniveau van
de beoordelaars, de kwaliteit van de beoordeling, transparantie, toegankelijkheid
en specifiek om de specialistische kennis op het terrein van werkzame stoffen van
biologische oorsprong.
Deze systematiek van kostendekkende tarieven wordt in de meeste lidstaten niet gehanteerd.
De Europese Commissie heeft alle lidstaten opgeroepen een dergelijke systematiek in
te richten, zodat de toelatingsautoriteiten hun kosten in rekening kunnen brengen
bij aanvragers, hun capaciteit beter in lijn kunnen brengen met de vraag wat moet
leiden tot een evenwichtiger verdeling van aanvragen over de lidstaten.
Vraag 14
Kunt u zich herinneren dat u in antwoord op feitelijke vragen heeft geschreven: «De
reden voor de vertragingen liggen veelal niet bij EFSA, maar bij de beoordelende instanties
van lidstaten»?6
Antwoord 14
Ja. Inmiddels heeft de Europese Commissie het rapport over de evaluatie van de Gewasbeschermingsmiddelenverordening
(EG) 1107/2009 gepubliceerd. Daarin benoemt de Commissie verbeterpunten in alle stappen
van het proces: bij de rapporterend lidstaat, bij EFSA en bij de Europese Commissie.
Vraag 15
Welk percentage van de beoordelingsprocedures van het Ctgb loopt vertraging op, leidend
tot automatische verlengingen, en hoe verhoudt dit percentage zich tot dat van bevoegde
autoriteiten van andere lidstaten?
Antwoord 15
Alle toelatingsautoriteiten in de EU, waaronder het Ctgb, kampen met vertragingen.
Een rapportage7 van de Europese Commissie over de hernieuwing van werkzame stoffen laat zien dat
het Ctgb gemiddeld goed scoort. Alleen enkele lidstaten met kleine toelatingsautoriteiten
en een beperkt werkaandeel (Slovenië, Litouwen, Ierland) scoren iets beter. Bij alle
lidstaten ligt het gemiddelde echter boven de wettelijke termijn. Aangezien er ook
sprake is van vertraging in de processtappen om te komen tot besluitvorming (bij EFSA
en Europese Commissie) leidt dit in alle gevallen tot de noodzaak de goedkeuringstermijn
van de werkzame stof tijdelijk te verlengen zoals de Gewasbeschermingsverordening
(EG) 1107/2009 voorschrijft.
Vraag 16
Kunt u bevestigen dat het Ctgb verantwoording aan u af moet leggen en dat u daarmee
invloed heeft en verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van het Ctgb?
Antwoord 16
Het Ctgb heeft als zelfstandig bestuursorgaan een eigenstandige bevoegdheid om invulling
te geven aan de taken die zijn vastgelegd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
De verantwoordelijkheid voor het functioneren en de continuïteit van het Ctgb ligt
bij de Minister van LNV. De door het Ctgb vastgestelde begroting voor het komende
jaar en de jaarrekening van het afgelopen jaar moeten door de Minister van LNV als
«eigenaar» worden goedgekeurd.
Vraag 17
Kunt u bevestigen dat u in mei 2020 een brief van de Europese Commissie heeft ontvangen
waarin u gewaarschuwd wordt dat de Nederlandse bevoegde autoriteit (dus het Ctgb)
de toelatingsprocedures op tijd uit moet voeren, omdat de vertragingen nu leiden tot
«unjustified extensions op approvals»? Zo ja, hoe beoordeelt u deze reprimande?8
Antwoord 17
Ja, alle lidstaten hebben een brief ontvangen waarin de Europese Commissie ingaat
op het probleem van het niet tijdig afronden van herbeoordelingen. Ik onderken het
probleem dat herbeoordelingen binnen Europa niet tijdig worden afgerond en zie tegelijkertijd
dat het Ctgb haar capaciteit de afgelopen jaren flink heeft vergroot. Dit wordt bevestigd
door het feit dat Nederland een van de drie lidstaten is die het grootste aantal werkzame
stoffen (her)beoordelen binnen de EU. Tevens roept de Europese Commissie in de brief
op om kostendekkende tarieven voor aanvragers te hanteren, wat in Nederland reeds
is opgenomen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Verder verwijs ik u
naar het antwoord op vragen 14 en 15, waaruit blijkt dat de oorzaken van vertragingen
niet alleen bij de bevoegde autoriteiten van lidstaten liggen.
Vraag 18
Kunt u bevestigen dat de Europese Commissie erop wijst dat het Ctgb de benodigde middelen
hiervoor dient te verhalen op de aanvragers van de toelatingen?
Antwoord 18
Ja, zie ook mijn antwoorden op vragen 13 en 17.
Vraag 19
Erkent u dat de Europese Commissie in deze brief waarschuwt voor een inbreukprocedure
(«decisive legal action») wanneer regels systematisch geschonden worden? Hoe beoordeelt
u dit?
Antwoord 19
De Europese Commissie benoemt deze mogelijkheid in het algemeen en niet specifiek
waar het gaat over de termijnen van herbeoordelingen.
Vraag 20
Welke actie gaat u ondernemen om te garanderen dat het Ctgb toelatingsprocedures op
tijd afhandelt, waardoor Nederland niet langer de oorzaak is van automatische verlengingen?
Antwoord 20
Europese aanvragen kunnen bij iedere lidstaat ingediend worden. Het tijdig beoordelen
van deze aanvragen en de besluitvorming daarover is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de lidstaten, EFSA en de Europese Commissie. Het Ctgb levert naar verhouding al
een grote bijdrage aan het beoordelen van aanvragen en doet dat als een van de snelsten.
Een belangrijke oorzaak voor de vertragingen is het tekort aan specialistische beoordelingscapaciteit
in Europa en een scheve verdeling van het werk over de lidstaten. Dit probleem is
vergroot door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk en het steeds complexer worden
van aanvragen die daardoor steeds meer beoordelingscapaciteit vergen. De Europese
Commissie heeft alle lidstaten opgeroepen om de beoordelingscapaciteit te vergroten
om de vertragingen terug te dringen.
Het Ctgb heeft de afgelopen jaren de beoordelingscapaciteit vergroot. Om vertragingen
verder terug te dringen zet het Ctgb in op gecontroleerde groei, optimaliseren van
de beoordelingsprocessen en het (tijdelijk) beperken van de instroom van nieuwe aanvragen.
Met deze maatregelen kunnen vertragingen worden beperkt. Het is echter ook duidelijk
dat vertragingen bij de (her)beoordeling van werkzame stoffen niet op korte termijn
zullen zijn opgelost mede omdat het een gedeelde verantwoordelijkheid van lidstaten,
EFSA en Europese Commissie betreft. Ik steun daarom van harte de verbeterpunten die
de Europese Commissie heeft voorgesteld in het kader van de evaluatie van de gewasbeschermingsverordening
(EG) 1107/2009 om de vertragingen bij (her)beoordelingen aan te pakken en zal indien
nodig oproepen om met nadere plannen te komen.
Vraag 21
Bent u voornemens sancties te verbinden aan vertragingen vanuit het Ctgb? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 21
Ik heb vertrouwen in het Ctgb dat de laatste jaren al diverse maatregelen heeft genomen
en zich tot het uiterste inspant om vertragingen te beperken. Het is een gezamenlijk
Europees probleem. Zie ook mijn antwoorden op vragen, 13, 14, 15 en 20.
Vraag 22
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het Ctgb de kosten voor het op tijd uitvoeren van het
werk verhaalt op de aanvragers?
Antwoord 22
Het Ctgb doet dat al. Zie ook de antwoorden op vragen 13 en vraag 17.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.