Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Amhaouch, Palland en Slootweg over de berichten 'Mkb'ers maar matig op de hoogte van financieringsmogelijkheden' en 'Kredietverzekeraar: Nederland wacht volgend jaar grote faillissementsgolf'
Vragen van de leden Amhaouch, Palland en Slootweg (allen CDA) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de berichten «Mkb'ers maar matig op de hoogte van financieringsmogelijkheden» en «Kredietverzekeraar: Nederland wacht volgend jaar grote faillissementsgolf» (ingezonden 16 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen
29 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 258.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Mkb'ers maar matig op de hoogte van financieringsmogelijkheden»1 en het bericht «Kredietverzekeraar: Nederland wacht volgend jaar grote faillissementsgolf»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 4
Hoezeer herkent u de constatering van mkb-financieringsplatform October dat Nederlandse
mkb-ondernemers onvoldoende op de hoogte zijn van externe financieringsmogelijkheden?
In hoeverre deelt u het standpunt van October-directeur Luuc Mannaerts dat «als de
bekendheid groeit, dan [...] ook het aantal aanvragen en het vertrouwen [groeit]»?
Welke maatregelen kunt én gaat u nemen om de bekendheid en toegankelijkheid van eerdergenoemde
regelingen verder te vergroten? Zou meer aandacht via een overheidscampagne op radio/tv
en online hier in uw ogen aan kunnen bijdragen? Bent u bereid dit te overwegen?
Antwoord 2 en 4
Het kabinet heeft fors ingezet op het versterken van de mogelijkheden voor ondernemers
om te voorzien in acute liquiditeitsbehoefte als gevolg van de coronacrisis, onder
andere met (de coronaluiken van) de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB-C), Garantie
Ondernemingsfinanciering (GO-C), Corona-Overbruggingslening en de Klein Krediet Corona
(KKC). Het artikel stelt dat één op de tien ondernemers in het duister tast naar financieringsmogelijkheden
en dat zo’n 40% van de ondervraagden te weinig kennis heeft over financiering. Ik
herken het beeld, en dit is dan ook een belangrijk aandachtspunt waar meerdere initiatieven
op gericht zijn. Zo worden via onder meer het Coronaloket van de Kamer van Koophandel
(KVK) en informatie op rijksoverheid.nl de hiervoor genoemde garantieregelingen bij
ondernemers onder de aandacht gebracht. De KvK en Stichting MKB-financiering hebben
met mijn steun in oktober 2019 bijvoorbeeld de KvK Gids voor bedrijfsfinanciering
gelanceerd. Daarnaast bieden de KvK Financieringsdesk, RVO en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen
ondernemers ondersteuning bij hun zoektocht naar financiering. Ook draag ik komende
tijd via RVO bij aan een serie webinars die de banken en VNO-NCW starten over mkb-financiering
in coronatijd om tegemoet te komen aan (branche-specifieke) vragen van ondernemers
(zie ook het antwoord op vraag3.
Het is goed te beseffen dat veel financieringsregelingen van de overheid via financiers
lopen, zoals banken, investeringsmaatschappijen of alternatieve financiers en dat
veel ondernemers pas gericht gaan zoeken wanneer zij een financieringsbehoefte hebben.
Het is voor een mkb-ondernemer niet altijd eenvoudig om financiering te realiseren.
De Stichting MKB-financiering, waar October ook lid van is, steekt daarom zelf ook
effort in de totstandkoming van een keurmerk van MKB financieringsadviseurs, voorlichting
en doorverwijzing naar geaccrediteerde alternatieve financiers. Ik ondersteun dat
Stichting MKB Financiering inzet op voorlichting en het versterken van de intermediaire
markt. Met een goed ontwikkelde intermediaire markt, kan een ondernemer gemakkelijker
aan hulp komen van professionals bij het realiseren van financieringsplannen. Dit
vergroot de slagingskans op financiering.
De uitkomst van de peiling van October zie ik bovendien als boodschap voor de financieringspartijen
zelf, omdat veel ondernemers niet op de hoogte zijn van de financieringsvoorwaarden
van de aanbieders.
Om de toegankelijkheid van de BMKB-C en de KKC voor aanbieders te vergroten, en daarmee
ook voor ondernemers die financiering vragen, heb ik het mogelijk gemaakt dat ondernemers
ook bij niet bancaire financiers terecht kunnen. Inmiddels zijn 19 niet bancaire financiers
voor de BMKB-C geaccrediteerd. Financiers die geaccrediteerd zijn voor de BMKB-C kunnen
ook de KKC aanbieden, indien zij dat wensen dienen zij een overeenkomst met RVO te
ondertekenen. Tot op heden is één non-bancaire financier een KKC-overeenkomst met
RVO aangegaan. Het maximale rentepercentage van 4% wordt als belangrijkste reden genoemd
waarom niet bancaire financiers de KKC niet inzetten.
Vraag 3
Hoeveel ondernemers hebben sinds het begin van de coronacrisis gebruikgemaakt van
de (coronaluiken van de) Borgstelling MKB-kredieten, Garantie Ondernemingsfinanciering,
Klein Krediet Corona en Qredits? Komen deze aantallen overeen met uw aanvankelijke
verwachtingen en met de gestelde omvang van de (staats)garantie?
Antwoord 3
Volgens de cijfers van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) is per 2 oktober
het gebruik van de (coronaluiken van de) BMKB-C, GO-C, KKC als volgt. 4.500 ondernemingen
hebben gebruik gemaakt van de BMKB-C waarbij 858 miljoen euro aan krediet is verstrekt.
Op de GO-C is door 78 ondernemingen een beroep gedaan, waarbij 659 miljoen euro aan
krediet is verstrekt en middels de KKC is aan 1.188 ondernemingen in totaal 42 miljoen
euro aan krediet verstrekt.
Volgens cijfers van Qredits (stand van zaken per 10 september) hebben in de eerste
ronde (vanaf maart 2020) 4858 ondernemingen en in de tweede ronde (vanaf september
2020) 662 ondernemingen gebruik gemaakt van uitstel van aflossing voor een maximum
van 6 maanden. Met beide rondes uitstel is 5 miljoen euro van de in totaal 6 miljoen
euro gebruikt.
Voor BMKB-C en Qredits is de uitputting stevig. Voor de GO-C en KKC blijft dit achter
bij de verwachtingen en met de beschikbaar gestelde omvang van de garantieruimte voor
deze instrumenten. Het totale gebruik van de garantieregelingen per 2 oktober ligt
op circa 1,6 miljard euro.
Het is met het oog op de onzekerheden ten aanzien van de ontwikkeling van de coronacrisis
belangrijk om garantieruimte beschikbaar te houden. Daarbij geldt ook dat de verwachting
is dat de externe financieringsbehoefte weer zal toenemen nu de maatregelen van de
banken ten aanzien van uitstel van aflossingen (payment holiday) voor een groot deel
per 1 oktober jl. zijn afgelopen, en op termijn andere maatregelen uit het noodpakket
zullen worden afgebouwd.
Vraag 5
Kunt u toezeggen dat de Kamer de in het wetgevingsoverleg over de tweede en derde
incidentele suppletoire begrotingen EZK inzake Noodpakket banen en economie d.d. 18 mei
2020 toegezegde rapportage over het aantal kredietafwijzingen door banken, samengesteld
door de Nederlandse Vereniging van Banken en mkb-organisaties als MKB-Nederland en
Ondernemend Nederland, vóór de begrotingsbehandeling EZK 2021 en daarna periodiek
ontvangt?
Antwoord 5
Ik heb geen toezegging gedaan dat er aanvullend op de bestaande monitoring door het
CBS in opdracht van EZK (periodiek) gerapporteerd wordt over het gebruik van de garantieregelingen
in het algemeen en specifiek over afwijzingen. De toezegging die ik heb gedaan in
het WGO van 18 mei 2020 is dat ik in gesprek ga met de banken of het mogelijk is om
informatie met betrekking tot het aantal afwijzingen van kredietaanvragen mee te nemen
in de coronamonitor die de NVB uitbrengt. Dit voornemen heb ik herhaald in de beantwoording
van Kamervragen van u en lid Slootweg inzake dit onderwerp4 van 14 juli 2020. Hierin heb ik in antwoord op vraag 6 reeds aangegeven dat dit een
complex onderwerp is omdat er over afwijzingen geen eenduidige definities worden gehanteerd
door de banken. Het overleg met de banken is inmiddels wel al gevoerd. Een op dit
gesprek gebaseerde analyse van kredietafwijzingen is weergegeven in bijlage 1.
In het gesprek is ook een toezegging in datzelfde WGO aan lid Aartsen aan de orde
gekomen. Die heeft betrekking op eventuele afwijzingen door banken van kredietaanvragen
omdat een bank zou oordelen dat het bedrijf niet binnen de vierjarige looptijd van
de BMKB-C het krediet kan aflossen. Dit is echter niet de praktijk. Toen BMKB-C werd
geïntroduceerd was de maximale looptijd 2 jaar. In overleg met de banken is de looptijd
toen verlengd naar 4 jaar. Daarbij geldt dat de terugbetaling van de lening ook opgeschort
kan worden met 8 kwartalen (2 jaar) waardoor de looptijd in de praktijk uit kan komen
op maximaal 6 jaar. Dit zorgt voor ruime financieringsmogelijkheden.
Separaat hebben de NVB en VNO-NCW/MKB-Nederland nog het initiatief genomen om ondernemers
in specifieke branches beter te informeren over verwachtingen ten aanzien van de mogelijkheid
om bancaire financiering aan te trekken. De toezegging is met deze beantwoording afgedaan.
Vraag 6
Wanneer ontvangt de Kamer de jaarlijkse voortgangsrapportage van het mkb-actieplan,
inclusief de voortgang van het mkb-financieringsbeleid en de acties uit de Kamerbrief
over de beleidsvisie mkb-financieringsmarkt d.d. 5 november 2019 (Kamerstuk 32 637, nr. 386), waaronder het versterken van kennis en vaardigheden van ondernemers om een goede financieringsaanvraag
te kunnen doen? Deelt u de mening dat dit voor ondernemers essentieel is om een goede financieringsaanvraag
te doen, juist nu velen van hen een economisch zware winter tegemoet gaan?
Antwoord 6
U ontvangt de jaarlijkse voortgangsrapportage van het mkb-actieplan vóór de EZK-begrotingsbehandeling
op vier en vijf november. De voortgangsrapportage zal ook ingaan op de voortgang van
het mkb-financieringsbeleid en de acties uit «Beleidsvisie mkb financieringsmarkt»,
zoals het versterken van kennis en vaardigheden van ondernemers om een goede financieringsaanvraag
te kunnen doen.
De «Beleidsvisie mkb financieringsmarkt» behelst een beleidskader en acties gericht
op vraag- en aanbodzijde van de mkb financieringsmarkt, als ook op een gezonde werking
van de markt. Dit alles voor een goede toegang tot financiering voor ondernemers.
Deze visie inclusief acties is opgesteld enkele maanden voor de Coronacrisis in goede
economische tijden. Echter ook nu het economische landschap minder rooskleurig is,
is deze visie onverminderd van belang. Ik betrek natuurlijk hierbij de actuele ontwikkelingen
en accenten en prioriteiten zullen mogelijk wijzigen. Zo had afgelopen half jaar het
oplossen van liquiditeitsproblemen die ondernemers voor hun kiezen kregen de hoogste
prioriteit.
Vraag 7
a) Wat is uw verklaring voor het feit dat in augustus 2020 het aantal faillissementen,
ondanks de coronacrisis, het laagste was in 21 jaar tijd?5
b) Is uw indruk dat de coronasteunpakketten voor ondernemers (Noodmaatregel Overbrugging
Werkgelegenheid (NOW), Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo),
Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) en Tegemoetkoming Vaste
Lasten (TVL)) de belangrijkste reden zijn dat een aantal noodlijdende ondernemingen
niet failliet is gegaan?
c) Hoezeer verwacht u dat het voor een deel van deze bedrijven uitstel van executie is
geweest?
d) Op welke wijzen ondersteunen gemeenten, het UWV, de Kamer van Koophandel (KvK) en
andere (semi-)overheidsinstanties bedrijven bij het vinden van nieuwe markten of het
begeleiden van werknemers naar nieuw werk?
Antwoord 7
De uitbraak van het coronavirus en de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding
daarvan in te dammen, hebben de economie hard geraakt. De onzekerheid over het verdere
verloop van de coronacrisis is ook nog steeds groot, en maakt het moeilijk om in te
schatten in hoeverre een bedrijf levensvatbaar is. Veel processen, zoals de toetreding
van nieuwe ondernemers tot de markt, en de uittreding van ondernemingen die aan het
einde van hun levenscyclus zijn aanbeland, haperen op dit moment.
Een schuldeiser ziet nu mogelijk geen meerwaarde in het aanvragen van het faillissement
van een debiteur. De kans dat de liquidatie van de boedel zo weinig opbrengt, dat
de schuld alsnog grotendeels onvoldaan blijft, is nu groter dan onder gewone omstandigheden.
Rechtbanken houden hier ook rekening mee en maken geen haast met het uitspreken van
faillissementen. Mogelijk is er ook begrip voor het feit dat de debiteur wel zou willen
betalen, maar het nu niet kan.
Een ondernemer die in financiële problemen verkeert, heeft op dit moment met Noodmaatregel
Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
(Tozo), Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) en Tegemoetkoming
Vaste Lasten (TVL) meer kansen om steun te krijgen en heeft mogelijk de hoop dat de
crisis van voorbijgaande aard is. Dit kan eraan bijdragen dat eigen faillissementsaanvragen
worden uitgesteld.
De impact van de covid-19 crisis en daarop volgende beleidsreactie is in algemene
zin moeilijk te meten en zal ook per sector verschillen. Het kabinet heeft in reactie
op de plotselinge schok door de covid-19 crisis in eerste instantie ingezet op het
ondersteunen van bedrijven bij het overbruggen van deze schok. Daarbij richtte de
inzet zich met name op het beschermen bedrijvigheid en het ondersteunen van werkgevers
om personeel vast te houden (werkgelegenheidsbehoud).
Uit onderzoek van zowel het Centraal Planbureau6 als De Nederlandsche Bank7 blijkt dat ondanks de sterke recessie een toename van faillissementen op korte termijn
uit is gebleven. Dit komt waarschijnlijk door de uitgebreide steunpakketten en door
vertraagde uitspraken door rechtbanken. Een stresstest van de DNB onderzoekers onder
bedrijven in het mkb laat zien dat zonder covid-19 het percentage ongezonde bedrijven
13% zou bedragen, de verwachting is dat dit percentage toeneemt met 31% (van 13% naar
17%). In een covid-19 scenario zonder steunpakket zou dit toenemen tot 22% (een stijging
van 70%). Dit is uiteraard afhankelijk van het verdere conjunctuurverloop, de onderzoekers
zijn hierbij uitgegaan van een V-vormig herstel. Het is daarom inderdaad mijn indruk
dat de steunpakketten in elk geval op de korte termijn een belangrijke bijdrage hebben
geleverd aan het voorkomen van faillissementen en het behouden van werkgelegenheid
en bedrijvigheid. Dit zijn schattingen die van nature met enige onzekerheid zijn omgeven.
Over de impact op de lange termijn kunnen we op dit moment nog onvoldoende met zekerheid
een beeld stellen.
Het is inmiddels duidelijk dat de economische gevolgen van corona langer bij ons zullen
blijven. De onderzoekers van DNB gaan er, zoals hiervoor toegelicht, vanuit dat het
noodpakket de toename van het aantal ongezonde bedrijven vermindert, maar niet helemaal
voorkomt. Het aantal ongezonde bedrijven zal dus per saldo toenemen. Veel ondernemingen
zullen hun activiteiten (moeten) staken en voor een deel daarvan zal dit gepaard gaan
met een faillissement. Van alle stoppers gaat gemiddeld ongeveer 1 op 10 failliet,
en in situaties van laagconjunctuur stijgt dit aandeel. Dat zal nu, als gevolg van
de coronacrisis ook het geval zijn.
Het is niet uit te sluiten dat er bedrijven alsnog failliet zullen gaan die gebruik
hebben gemaakt van coronasteunregelingen. Deels zal dit een gevolg zijn van een langere
duur van maatregelen die hun omzet beperken, dan aanvankelijk voorzienbaar was. Het
«uitstel van faillissement» kan ook economisch gunstige gevolgen hebben. Hoe meer
er al sprake is van economisch herstel des te beter is ook de kans op een redelijke
liquidatie-opbrengst. Daar hebben alle stakeholders in een faillissement baat bij.
Bovendien kan de economie een «uitgesmeerde» faillissementsgolf beter opvangen dan
een hoge piek in korte tijd. Hierin wijkt de economie dus eigenlijk niet af van het
gezondheidssysteem.
Voor een deel van de bedrijven zal de noodhulp dus inderdaad uitstel van faillissement
zijn geweest. De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) richt zich wel hoofdzakelijk op
sectoren die direct gevolgen ondervinden van de overheidsmaatregelen.
Ondersteuning van gemeenten en UWV bij het begeleiden van werkenden en werkzoekenden
naar (ander) werk vindt plaats via twee sporen, te weten reguliere dienstverlening
en aanvullende crisisdienstverlening uit het herstelpakket. De werkloosheid als gevolg
van de coronacrisis en economische krimp is fors gegroeid en zal naar verwachting
nog verder oplopen. Een hogere instroom in de WW en de bijstand legt zijn beslag op
de reguliere bestaande dienstverlening van gemeenten en UWV. Als onderdeel van de
maatregelen uit het herstelpakket wordt de bestaande werknemers- en werkgeversdienstverlening
van UWV en gemeenten zo veel mogelijk op peil te houden, rekening houdend met de hogere
instroom in de WW en bijstand. Hiermee wordt geborgd dat de werkzoekenden die ook
nu met bestaande publieke dienstverlening uit de voeten kunnen, dienstverlening kan
worden geboden.
Er zijn echter ook mensen die aanvullend op de reguliere dienstverlening intensieve(re),
specifieke dienstverlening nodig hebben om (ander) werk te vinden. Hiervoor komen
er tijdelijk extra middelen voor gerichte crisisdienstverlening in de arbeidsmarktregio’s,
zoals de Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid heeft toegelicht in zijn brief
aan uw kamer d.d. 23 september jl.8 De crisisdienstverlening richt zich op zowel op werkzoekenden als werknemers die
met werkloosheid worden bedreigd, die aanvullend op de beschikbare dienstverlening
intensieve(re), specifieke dienstverlening nodig hebben om naar (ander) werk begeleid
te kunnen worden. De crisisdienstverlening wordt uitgevoerd binnen regionale interdisciplinaire
mobiliteitsteams waarin de UWV en Gemeenten samenwerken met sociale partners, het
onderwijs en private bemiddelaars, dichtbij de bedrijven, werknemers en werkzoekenden.
De aanvullende inzet van dienstverlening is afhankelijk van dat wat iemand nodig heeft
om aan het werk te komen en de regulier beschikbare dienstverlening. Niet de uitkeringspositie
is hierbij leidend.
De KvK ondersteunt ondernemers bij het zoeken en vinden van nieuwe markten en klanten,
bijvoorbeeld door het Enterprise Europe Network, de KVK Business Challenge en de KVK
Innovatie top 100. Voor informatie en advies kunnen ondernemers terecht op de website
van KVK, rechtstreeks contact leggen met de gespecialiseerde adviseurs van het KVK
Adviesteam en de door KVK beheerde (Digitaal) Ondernemersplein. Hiervoor werkt KVK
nauw samen met verschillende partners, zoals de Belastingdienst en het UWV. Nationaal
én internationaal ondernemen is onderdeel van de integrale informatievoorziening en
het advies van KVK. KVK helpt ondernemers met feitelijke informatie over hoe ondernemers
zaken kunnen doen in het buitenland en waar zij rekening mee moeten houden.
Vraag 8
Wat vindt u van de conclusie van kredietverzekeraar Atradius dat «in tegenstelling
tot landen als Spanje, Frankrijk en België de faillissementswetgeving in Nederland
weinig mogelijkheden biedt om in een vroeg stadium in te grijpen als bedrijven in
de problemen komen»? Is uw beeld ook dat Nederland dit en naar verwachting volgend
jaar behoort tot de landen waar het aantal faillissementen het hardst oploopt? Welke
aanknopingspunten ziet u om sneller te kunnen ingrijpen bij bedrijven die in problemen
(dreigen te) komen en zo faillissementen mogelijk te voorkomen?
Antwoord 8
Van het aantal faillissementen dat zich in het komende jaar zal voordoen, valt nu
nog geen goede inschatting te maken. Feit is wel dat het aantal faillissementen op
dit moment nog erg laag is.
Enkele jaren geleden is het programma «herijking faillissementsrecht» van start gegaan.
Binnen dit programma is ook gewerkt aan een verbetering van de reorganisatiemogelijkheden
van bedrijven in financiële moeilijkheden. De Eerste Kamer heeft op 6 oktober het
wetsvoorstel betreffende de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) aangenomen.9 Dit wetsvoorstel verbetert de mogelijkheden voor ondernemers om de schuldenlast tijdig
via een akkoord met de schuldeisers en aandeelhouders te saneren en een faillissement
af te wenden. De WHOA introduceert namelijk een regeling op basis waarvan de rechtbank
een onderhands schuldsaneringsakkoord tussen een onderneming en haar schuldeisers
en aandeelhouders kan goedkeuren als de besluitvorming over en de inhoud van het akkoord
aan bepaalde eisen voldoet. Deze goedkeuring leidt ertoe dat het akkoord verbindend
is voor alle bij het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders, ook voor hen
die niet met het akkoord hebben ingestemd. Samen met andere betrokken ministeries
wordt bezien hoe de toepassing van de WHOA in de uitvoeringspraktijk kan worden vergroot.
Hierbij gaat het onder andere om het toespitsen van de dienstverlening aan ondernemers
door de Kamer van Koophandel en het Ondernemersklankbord op de mogelijkheden die de
WHOA straks biedt aan ondernemers in zwaar weer. Overigens heeft Nederland een lange
traditie van informele reorganisaties en er wordt vaak minnelijk een oplossing voor
schulden gevonden. Hierdoor kunnen bedrijven die overlevingskansen hebben ook zonder
gebruikmaking van het faillissementsrecht voortbestaan.
Vraag 9 en 10
Op welke punten verschilt de Nederlandse faillissementswetgeving van die in de ons
omringende landen? Klopt het dat enkele andere Europese lidstaten een tijdelijke (corona)regel
hebben ingevoerd die voorkomt dat faillissement kan worden aangevraagd van bedrijven
die vóór de coronacrisis in de kern gezond waren? Heeft het kabinet een dergelijke
maatregel ook overwogen? Komt de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19, onderdeel van de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV, hierbij in de buurt? Indien niet, wat zijn daarbij de overwegingen geweest om in
Nederland (nog) geen vergelijkbare regeling in te voeren?
Hoe staat u tegenover een tijdelijke bescherming van bedrijven die vóór de coronacrisis
in de kern gezond waren (met duidelijke kaders en ratio’s voor wat «in de kern gezond»
betekent), bijv. met een time-out-periode waarin (o.a. door banken, de Belastingdienst
en pensioenfondsen) geen faillissementsprocedure kan worden gestart en enige rust
kan worden gecreëerd?
Antwoord 9 en 10
Een dergelijke algemene maatregel houdt onvoldoende rekening met de bijzondere omstandigheden
waarin bedrijven kunnen verkeren. Bij alle maatregelen is van belang dat voldoende
rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden waarin bedrijven kunnen verkeren
om te voorkomen dat er mogelijk «zombiebedrijven» ontstaan, d.w.z. bedrijven die eigenlijk
geen overlevingskansen meer hebben, maar met steunmaatregelen in leven worden gehouden.
Sinds de uitbraak van het COVID-19-virus zijn in verschillende landen maatregelen
getroffen om faillissementen van ondernemers zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betreft
economische en financiële steunmaatregelen van de overheid. Ook zijn er regelingen
getroffen om ondernemers met een bedrijf dat in de kern gezond is, maar als gevolg
van de uitbraak van het COVID-19 virus kampt met een tijdelijke liquiditeitskrapte,
te behoeden voor vermijdbare faillissementen of verhaalsacties van schuldeisers. De
EU heeft hiervan een overzicht gepubliceerd. De Tijdelijke voorziening betalingsuitstel
COVID-19, die is opgenomen in de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV, ziet hier ook
op en vertoont gelijkenis met de regelingen in de ons omringende landen.
Bijlage 1 nadere analyse afwijzingen banken in het kader van de corona monitor
Analyse in algemene zin:
De NVB zegt in toelichting op haar Corona monitor op 60 – tot 80% goedkeuringen te
zitten. Dit is een inschatting met een bandbreedte aangezien niet eenduidig door de
banken is vastgelegd wat een kredietafwijzing is. De achterliggende reden hiervan
is dat dit ook niet makkelijk af te bakenen is.
Een weergave van een goedkeuringspercentage heeft alleen relevantie indien de populatie
van ondernemers die een financiering aanvraagt en toegewezen krijgt goed af te bakenen
is. Daarbij is het van belang dat de aanvraagpopulatie ook wordt gedefinieerd als
groep die redelijkerwijs in scope is voor de betreffende financiering. Ervaring leert
dat de aanvraagpopulatie echter zeer divers van aard is met verschillende slagingskans
op financiering.
Verschillen in klantbedieningsmodellen en procesinrichtingen maakt dat iedere bank
andere specifieke data bijhoudt. Het verzamelen en weergeven van data over verschillende
banken is complex. In de Coronamonitor is het definiëren van een «aanvraag», zoals
in de CBS Financieringsmonitor10, niet mogelijk. De vraag en aanbodzijde lopen in de monitor door elkaar heen en er
zijn ook geen uniforme – over alle banken gelijke – definities van «aanvraag» of «toewijzing».
Het is ook logisch dat het beleid van banken omtrent welke soort kredietvragen wel
of niet met overheidsgaranties worden bediend verschilt, afhankelijk van individueel
per bank bepaalde afwegingen over o.a. risico en marktstrategie.
De Coronamonitor doet echter wel een poging om tot vergelijkbare gegevens te komen,
teneinde managementinformatie op te leveren op basis waarvan beleidsbeslissingen genomen
kunnen worden om de MKB-financieringsmarkt te verbeteren.
Analyse in specifieke zin:
Het percentage van 60–80% is een schatting, op basis van de kwalitatieve input die
de verschillende banken aanleveren over de populatie ondernemers die redelijkerwijs
in scope is voor een financiering ten opzichte van de uiteindelijk daadwerkelijk toegewezen
populatie. Dit percentage is een relatief brede bandbreedte en percentages kunnen
verschillen per sector, klantsegment en omvang van de gevraagde financiering.
In de Coronamonitor wordt onderscheid gemaakt tussen ondernemers die zich melden bij
de bank met een financieringsbehoefte. Vervolgens wordt in overleg met de klant bezien
of en hoe deze vraag ingevuld kan worden met bancair krediet, of dat een andere oplossing
passender is. Banken hebben bijvoorbeeld in het begin van de Coronacrisis gezien dat
een groot deel van de financieringsbehoefte van ondernemers opgelost werd door een
combinatie van de NOW, het uitstel van belastingafdrachten en het uitstellen van betaling
van huur of bestaande leningen. Deze factoren moeten worden meegenomen, omdat het
percentage toe- en afwijzingen fluctueert op basis van de definitie van de start van
het aanvraagproces.
Om in aanmerking te komen voor additionele financiering, al dan niet via een overheidsgarantie,
dient een klant op zijn minst in staat te zijn om – los van Corona – financieel gezond
te zijn, aan aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen op basis van de vrije cashflow
en relevante cijfers te overleggen. Tevens dient de klant ook bereid te zijn om de
additionele schuld aan te gaan, inclusief de risico’s dat zij aansprakelijk gesteld
wordt voor een restschuld.
Gelet op deze factoren is de inschatting van de banken dat van de bedrijven waarbij
de kredietbehoefte dusdanig gedefinieerd kan worden dat de klant in aanmerking komt
voor extra financiering, het genoemde percentage van 60–80% leidt tot additionele
financiering. Van de 20–40% die niet leidt tot additionele financiering is de inschatting
dat de helft van de ondernemers zelf de door de bank aangeboden offerte niet accepteert
en dat de andere helft niet wordt toegewezen omdat de bank het risico te hoog vindt.
Het is in ieders belang om ondernemers, waar de bank vooraf de kans op een positieve
risicobeoordeling gering acht, op tijd aan te geven dat financiering niet mogelijk
is. Dit voorkomt teleurstelling en verloren inspanningen aan alle kanten. Tot slot
geven de banken nog aan dat de werkvoorraad naar een regulier niveau is teruggebracht
en de cijfers niet wijzen op een aan Corona gerelateerde achterstallige pijplijn van
nog af te handelen verzoeken wat een hoger afwijzingspercentage op zou kunnen leveren.
Deze analyse is ook besproken met VNO NCW/MKB NL en wordt ook door hen gedeeld. Om
goed zicht te houden op branche-specifieke knelpunten voert VNO-NCW periodiek een
enquête uit onder hun leden. De bevindingen geven voeding aan het overleg dat NVB
voert met branches en VNO-NCW/MKB NL hierover met als doel om daar waar mogelijk knelpunten
weg te nemen en de communicatie richting ondernemers te verbeteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.