Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 613 Wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET ARBEID EN ZORG
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET FLEXIBEL WERKEN
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE ARBEIDSTIJDENWET
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN BOEK 7 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET
ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN
ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG
ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN
ARTIKEL XI. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET
ARTIKEL XII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL UITVOEREN BREED OFFENSIEF
ARTIKEL XIII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE
VERZEKERINGEN OM TE VOORZIEN IN DIFFERENTIATIE NAAR GROOTTE VAN WERKGEVER BIJ DE PREMIEHEFFING
VOOR HET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSFONDS EN OM DE SYSTEMATIEK VAN VOORTSCHRIJDEND CUMULATIEF
REKENEN AAN TE PASSEN
ARTIKEL XIV. EVALUATIE
ARTIKEL XV. INWERKINGTREDING
ARTIKEL XV. CITEERTITEL
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter implementatie van Richtlijn (EU)
2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht
tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn
2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) noodzakelijk is de Wet arbeid en zorg, de
Wet flexibel werken en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET ARBEID EN ZORG
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1:5 worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1:6. Behoud van rechten, functie en arbeidsvoorwaarden
1. De werknemer die verlof geniet op grond van deze wet behoudt gedurende het verlof
de reeds verworven of in opbouw zijnde rechten die uit de arbeidsverhouding voortvloeien.
Na afloop van het verlof zijn die rechten, met inbegrip van de uit de wet, collectieve
arbeidsovereenkomst dan wel gebruiken voortvloeiende veranderingen, van toepassing.
2. De werknemer die verlof geniet op grond van deze wet wordt in staat gesteld om na
afloop van het verlof onder voor hem niet minder gunstige voorwaarden en omstandigheden
terug te keren in de oorspronkelijke of een gelijkwaardige functie en te profiteren
van elke verbetering van arbeidsvoorwaarden waarop hij aanspraak had kunnen maken
indien hij het verlof niet had genoten.
Artikel 1:7. Bescherming tegen nadelige behandeling of gevolgen
De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer
in of buiten rechte een recht op verlof als bedoeld in deze wet geldend maakt, ter
zake bijstand heeft verleend, of hieromtrent een klacht binnen de onderneming heeft
ingediend.
B
Artikel 3:16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel j wordt «artikel 75c» vervangen door «artikel 75m».
b. In onderdeel o wordt de «artikelen 45a, 45g en 45h» vervangen door «de artikelen
45a en 45g».
c. Onder vervanging van de puntkomma achter onderdeel o door een punt vervalt onderdeel
p.
2. In het derde lid wordt «en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste
volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing» vervangen
door «en is artikel 55 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing».
C
In artikel 3:22 wordt het lid dat luidt «De vrouwelijke zelfstandige, de vrouwelijke
beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst of de partner, bedoeld in artikel 3:1a, tweede
lid, die zelfstandige of beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst is of de persoon
wiens arbeidsverhouding gelijk is gesteld met een dienstbetrekking als bedoeld in
artikel 4 of 5 van de Ziektewet verstrekt in voorkomend geval aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen de verklaring, bedoeld in artikel 3:3, tweede lid.» vernummerd
tot zevende lid.
D
Aan artikel 4:2b wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op aanvraag aan een werknemer
wiens arbeidsverhouding niet wordt beschouwd als dienstbetrekking op grond van artikel
6 van de Ziektewet en die uitsluitend om die reden niet wordt aangemerkt als werknemer
in de zin van die wet, een uitkering bij opname van het aanvullend geboorteverlof,
bedoeld in artikel 4:2a, indien zijn recht op uitkering niet kan worden vastgesteld
overeenkomstig het derde tot en met zesde lid. De uitkering bedraagt naar rato van
de overeengekomen arbeidsduur per week 70% van het loon, bedoeld in artikel 8, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Bij de berekening
van de uitkering wordt uitgegaan van een arbeidsduur van 40 uren per week.
E
Artikel 4:2c wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De werknemer, bedoeld in artikel 4:2b, zevende lid, die in aanmerking wenst te komen
voor de uitkering, bedoeld in dat lid, doet de aanvraag daartoe, door tussenkomst
van de werkgever, bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen door middel
van een door dit instituut beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Bij de aanvraag
wordt de arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling van de werknemer aan
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overgelegd. De laatste zin van het
eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «De uitkering» vervangen door «De uitkering, bedoeld
in het eerste of tweede lid,».
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «3:14» vervangen door «3.14, tweede en derde lid».
F
Aan artikel 4:3, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Toepassing van de eerste zin laat het recht op het geboorteverlof, bedoeld in artikel
4:2, en vervolgens het recht op het aanvullend geboorteverlof, bedoeld in artikel
4:2a, onverlet. De werkgever kan daarbij een tijdvak van maximaal negen maanden, te
rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, toepassen.
G
Na artikel 4:4 wordt in paragraaf 3 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4:4a. Intrekking of wijziging melding aanvullend geboorteverlof
1. De werkgever stemt in met een verzoek van de werknemer om het aanvullend geboorteverlof
niet op te nemen of niet voort te zetten als gevolg van het opnemen van het zwangerschaps-
of bevallingsverlof, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, het verlof, bedoeld in artikel
3:1a, eerste lid of vierde lid, of het adoptieverlof, bedoeld in artikel 3:2, eerste
lid. In dat geval wordt het recht op verlof opgeschort. Verlof dat niet wordt opgenomen
gedurende het tijdvak, bedoeld in artikel 4:2a, vervalt. De werkgever hoeft aan het
verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na
het verzoek.
2. De werkgever stemt in met een verzoek van de werknemer om het aanvullend geboorteverlof
niet op te nemen of niet voort te zetten als gevolg van onvoorziene omstandigheden,
tenzij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet. Indien de
werkgever instemt met het verzoek wordt het recht op verlof opgeschort. Verlof dat
niet wordt opgenomen gedurende het tijdvak, bedoeld in artikel 4:2a, vervalt. De werkgever
hoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan
vier weken na het verzoek. Indien de werkgever het verzoek weigert, motiveert hij
dit schriftelijk binnen een redelijke termijn na de indiening van het verzoek.
H
In artikel 5:16 wordt na «bij afwijking van» ingevoegd «artikel 5:2 in elke periode
van 12 achtereenvolgende maanden ten minste recht houdt op eenmaal de arbeidsduur
per week en bij afwijking van».
I
Artikel 6:3 komt te luiden:
Artikel 6:3. Recht op en hoogte van de uitkering tijdens een gedeelte van het ouderschapsverlof
1. Een werknemer als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, heeft
gedurende de periode dat het kind de leeftijd van een jaar nog niet heeft bereikt
recht op uitkering over een periode van ten hoogste negen maal de arbeidsduur per
week, waarin hij het verlof, bedoeld in artikel 6:1, geniet. Indien de werknemer verlof
als bedoeld in artikel 6:1, tweede lid, geniet in verband met een geadopteerd kind,
bestaat het recht op uitkering in afwijking van de vorige zin gedurende het eerste
jaar na de dag van de feitelijke opneming ter adoptie en voor zover het kind de leeftijd
van acht jaren nog niet heeft bereikt.
2. Indien de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke
betrekking komt te staan of indien de werknemer met het oog op adoptie met ingang
van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft
genomen, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen recht op uitkering.
3. De uitkering bedraagt per dag 50% van het dagloon van de werknemer, bedoeld in artikel
3:6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, doch ten hoogste 50% van het bedrag,
bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen,
met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
4. Het dagloon, bedoeld in het derde lid, wordt berekend aan de hand van 1/261 deel
van het loon, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen,
dat de werknemer in de periode van een jaar, die eindigt op de laatste dag van het
tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak, waarin het recht op de
uitkering is ontstaan, verdiende op grond van de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke
aanstelling waaruit dat recht is ontstaan.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de vaststelling en de herziening
van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld, onder meer over de vaststelling
en de herziening van het dagloon wanneer de werknemer korter dan een jaar heeft gewerkt
bij zijn werkgever.
6. Op een op grond van dit artikel vastgesteld dagloon is artikel 16 van de Ziektewet
van overeenkomstige toepassing.
7. Een werknemer wiens arbeidsverhouding niet wordt beschouwd als dienstbetrekking op
grond van artikel 6 van de Ziektewet en die uitsluitend om die reden niet wordt aangemerkt
als werknemer in de zin van die wet, heeft recht op een uitkering als bedoeld in het
eerste lid. De uitkering bedraagt naar rato van de overeengekomen arbeidsduur per
week 50% van het loon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag, indien zijn recht op uitkering niet kan worden vastgesteld
overeenkomstig het derde tot en met zesde lid. Bij de berekening van de uitkering
wordt uitgegaan van een arbeidsduur van 40 uren per week.
8. Een uitkering als bedoeld in dit artikel wordt niet uitbetaald als over dezelfde
periode recht bestaat op een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling dan
wel adoptie of pleegzorg als bedoeld in hoofdstuk 3 of een uitkering in verband met
aanvullend geboorteverlof als bedoeld in hoofdstuk 4.
J
Na artikel 6:3 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6:3a. Aanvraag en verstrekking van de uitkering tijdens een gedeelte van het
ouderschapsverlof
1. De werknemer, bedoeld in artikel 6:3, derde lid, die in aanmerking wenst te komen
voor een uitkering als bedoeld in dat lid, doet de aanvraag daartoe door tussenkomst
van de werkgever bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen stelt het recht op, de hoogte en de maximale duur van de uitkering
naar aanleiding van de aanvraag eenmalig vast.
2. De werknemer, bedoeld in artikel 6:3, zevende lid, die in aanmerking wenst te komen
voor de uitkering, bedoeld in dat lid, doet de aanvraag daartoe, door tussenkomst
van de werkgever, bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen door middel
van een door dit instituut beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Bij de aanvraag
wordt de arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijk aanstelling van de werknemer aan
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overgelegd. De laatste zin van het
eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
3. De aanvraag, bedoeld in het eerste of tweede lid, heeft betrekking op gehele weken
en wordt ingediend in de periode die gelegen is tussen de eerste dag waarop het verlof,
waarop de uitkering betrekking heeft, is genoten en drie maanden nadat het kind de
leeftijd van een jaar heeft bereikt, dan wel bij adoptie een jaar en drie maanden
na de dag van de feitelijke opneming ter adoptie. De betaling van de uitkering heeft
betrekking op verlof dat op het moment van de aanvraag reeds genoten is. Voor verlof
dat is genoten nadat de aanvraag is ingediend, kan de werknemer ten hoogste tweemaal
verzoeken om verdere betaling van de uitkering. Een verzoek om verdere betaling van
de uitkering heeft betrekking op gehele weken en wordt gedaan door tussenkomst van
de werkgever binnen de in de eerste zin genoemde periode conform de door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen vastgestelde maximale duur van de uitkering. De verdere betaling
van de uitkering wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gedaan
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen
dat aan een beschikking geen behoefte bestaat.
4. Een verzoek tot betaling als bedoeld in het derde lid, wordt gedaan door middel van
een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ter beschikking gesteld
aanvraagformulier.
5. Een uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verstrekt voor zover
het tijdvak, waarin er sprake was van het recht op uitkering, ligt in het jaar voorafgaand
aan de datum van de aanvraag.
6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan controlevoorschriften vaststellen.
Deze voorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor de juiste
uitvoering van deze paragraaf.
7. De artikelen 3:14, tweede lid en derde lid, 3:14a, 3:16, eerste tot en met derde
lid, en 3:18, zesde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
K
Artikel 6:5, derde lid, komt te luiden:
3. De werkgever kan, tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof, en
na overleg met de werknemer, de door de werknemer gewenste wijze van invulling van
het verlof gedurende een redelijke termijn wijzigen op grond van een zwaarwegend bedrijfs-
of dienstbelang, met dien verstande dat de werknemer in ieder geval in staat wordt
gesteld het verlof binnen de in de artikelen 6:3, eerste lid, en 6:4, gestelde termijnen
op te nemen. De werkgever motiveert een wijziging schriftelijk.
L
Artikel 6:6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de tweede zin een zin ingevoegd, luidende: Verlof dat
niet wordt opgenomen voor de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren bereikt
vervalt.
2. In het tweede lid vervalt de laatste zin en worden de volgende zinnen toegevoegd:
Verlof dat niet wordt opgenomen voor de datum waarop het kind de leeftijd van acht
jaren bereikt vervalt. De werkgever hoeft aan het verzoek niet met ingang van een
vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na het verzoek. Indien de werkgever
het verzoek weigert, motiveert hij dit schriftelijk binnen een redelijke termijn na
de indiening van het verzoek.
M
Artikel 6:8 komt te luiden:
Artikel 6:8. Recht met afwijkingsmogelijkheden
Van de artikelen 6:4, 6:5, tweede lid en 6:6, tweede lid, met uitzondering van de
laatste zin, kan uitsluitend ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve
regeling.
N
Na artikel 8:1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8:1a. Onderzoek College voor de rechten van de mens
Het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens,
kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in de artikelen
1:6 of 1:7. De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten
van de mens zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET FLEXIBEL WERKEN
De Wet flexibel werken wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt «het recht op aanpassing van de arbeidsduur» vervangen door
« , met inachtneming van het vijftiende en zestiende lid en de artikelen 2a en 3a,
het recht op aanpassing van de arbeidsduur».
2. Onder vernummering van het vijftiende tot en met zeventiende lid tot zeventiende
tot en met negentiende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
15. Indien de duur van de aanpassing van de arbeidsduur, de arbeidsplaats of de werktijd
beperkt is, heeft de werknemer aan het eind van de overeengekomen periode het recht
terug te keren naar het oorspronkelijke werkpatroon.
16. Indien een wijziging van de omstandigheden dit rechtvaardigt, kan de werknemer de
werkgever verzoeken voor het einde van de overeengekomen periode van de aanpassing
van de arbeidsduur, de arbeidsplaats of de werktijd naar het oorspronkelijke werkpatroon
terug te keren. Het vierde tot en met elfde lid zijn van overeenkomstige toepassing
op een dergelijk verzoek.
B
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a. Werknemer met een kind in de leeftijd tot acht jaar of mantelzorger
1. De artikelen 1a en 2, derde lid, laatste zin, en zeventiende tot en met negentiende
lid, zijn niet van toepassing op een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur, de
arbeidsplaats of de werktijd van een werknemer:
a. die ouder is van een kind in de leeftijd tot acht jaar;
b. die zorg draagt voor de verzorging van een persoon als bedoeld in artikel 5:1, tweede
lid, die levensbedreigend ziek is; of
c. die zorg draagt voor de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in artikel
5:1, tweede lid, die ziek of hulpbehoevend is.
2. De werkgever kan van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat een omstandigheden
als bedoeld in het eerste lid zich voordoet.
C
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3a. Bescherming tegen nadelige behandeling of gevolgen
De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer
in of buiten rechte het recht op aanpassing van de arbeidsduur, de arbeidsplaats of
de werktijd geldend maakt, ter zake bijstand heeft verleend, of hieromtrent een klacht
binnen de onderneming heeft ingediend.
D
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a. Onderzoek College voor de rechten van de mens
Het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens,
kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in artikel 3a.
De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten van de mens
zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
In artikel 9 van bijlage 2 en artikel 2 van bijlage 3 van de Algemene wet bestuursrecht
komt de zinsnede met betrekking tot de Wet arbeid en zorg te luiden:
Wet arbeid en zorg:
hoofdstuk 3, afdeling 2, en de artikelen 4:2b en 6:3
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE ARBEIDSTIJDENWET
Artikel 4:1b van de Arbeidstijdenwet vervalt.
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN BOEK 7 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK
In artikel 635, eerste lid, onderdeel g, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt
«artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg» vervangen door «de artikelen 4:2b of 6:3
van de Wet arbeid en zorg».
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 11, eerste lid, onderdeel d, 17a, eerste lid, onderdeel d, en 37 wordt
«of artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg» vervangen door «of de artikelen 4:2b,
eerste tot en met zesde lid, of 6:3, eerste tot en met zesde lid, van de Wet arbeid
en zorg».
B
Aan artikel 19, achtste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het eerste lid, onderdeel m, blijft tevens buiten toepassing ten aanzien van degene
die een uitkering ontvangt op grond van artikel 4:2b, zevende lid, of artikel 6:3,
zevende lid, van de Wet arbeid en zorg.
ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 17, vijfde lid, 24, tweede lid, 27, tweede lid, en 38a, eerste lid,
wordt «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b van de Wet arbeid en
zorg» vervangen door «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of de artikelen 4:2b,
eerste tot en met zesde lid, en 6:3, eerste tot en met zesde lid, van de Wet arbeid
en zorg».
B
Onder vervanging van de punt achter onderdeel k door een puntkomma wordt aan artikel
114 een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. de gelden die UWV ontvangt door toepassing van de Wet arbeid en zorg.
C
Artikel 115, eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. de op grond van artikel 3:1a, hoofdstuk 3, afdeling 2, of de artikelen 4:2b en 6:3
van de Wet arbeid en zorg te betalen vergoedingen en uitkeringen;.
ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG
In de artikelen 15, eerste lid, 16, derde, vierde en zevende lid, en 17, eerste lid,
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt «of artikel 4:2b van de Wet
arbeid en zorg» vervangen door «of de artikelen 4:2b of 6:3 van de Wet arbeid en zorg».
ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
Artikel 7c, onderdeel c, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering komt te
luiden:
c. de werknemer, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet arbeid en
zorg aan wie een uitkering wordt betaald op grond van de artikelen 4:2b, eerste tot
en met zesde lid, of 6:3, eerste tot en met zesde lid;.
ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN
In artikel 58, tweede lid, onderdeel d, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
wordt «of artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg» vervangen door «of de artikelen
4:2b, eerste tot en met zesde lid, of 6:3, eerste tot en met zesde lid, van de Wet
arbeid en zorg».
ARTIKEL XI. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET
Artikel 8c, onderdeel c van de Ziektewet komt te luiden:
c. de werknemer, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet arbeid en
zorg aan wie een uitkering wordt betaald op grond van de artikelen 4:2b, eerste tot
en met zesde lid, of 6:3, eerste tot en met zesde lid;.
ARTIKEL XII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL UITVOEREN BREED OFFENSIEF
Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2020 ingediende voorstel van
wet tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het
verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren
breed offensief) (Kamerstukken 35 394) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:
D
Aan artikel 4:2b wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op aanvraag aan een werknemer
wiens arbeidsverhouding niet wordt beschouwd als dienstbetrekking op grond van artikel
6 van de Ziektewet en die uitsluitend om die reden niet wordt aangemerkt als werknemer
in de zin van die wet, een uitkering bij opname van het aanvullend geboorteverlof,
bedoeld in artikel 4:2a, indien zijn recht op uitkering niet kan worden vastgesteld
overeenkomstig het derde tot en met zesde lid. De uitkering bedraagt naar rato van
de overeengekomen arbeidsduur per week 70% van het loon, bedoeld in artikel 8, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Bij de berekening
van de uitkering wordt uitgegaan van een arbeidsduur van 40 uren per week.
B
In het in artikel I, onderdeel E, opgenomen tweede lid (nieuw) wordt «De werknemer,
bedoeld in artikel 4:2b, zevende lid» vervangen door «De werknemer, bedoeld in artikel
4:2b, negende lid».
C
Aan het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 6:3 worden onder vernummering
van het achtste lid tot tiende lid, de volgende leden toegevoegd:
8. Als het gaat om een werknemer waarvoor de werkgever een recht heeft op loonkostensubsidie
als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet, en de werknemer
een recht heeft op een uitkering als bedoeld in dit artikel, wordt de uitkering vermenigvuldigd
met de voor die werknemer vastgestelde loonwaarde, bedoeld in artikel 6, eerste lid,
onderdeel g, van de Participatiewet.
9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot
het achtste lid.
ARTIKEL XIII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE
VERZEKERINGEN OM TE VOORZIEN IN DIFFERENTIATIE NAAR GROOTTE VAN WERKGEVER BIJ DE PREMIEHEFFING
VOOR HET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSFONDS EN OM DE SYSTEMATIEK VAN VOORTSCHRIJDEND CUMULATIEF
REKENEN AAN TE PASSEN
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2020 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen om te voorzien
in differentiatie naar grootte van werkgever bij de premieheffing voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds
en om de systematiek van voortschrijdend cumulatief rekenen aan te passen (Kamerstukken
35 556) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan artikel VII van deze wet, wordt in artikel VII, onderdeel A, van deze wet na «27,
tweede lid,» ingevoegd «36, vierde lid,».
ARTIKEL XIV. EVALUATIE
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf naar na inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL XV. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel G, in werking op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Artikel I, onderdeel G, treedt in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet
wordt geplaatst.
ARTIKEL XV. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet betaald ouderschapsverlof.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.