Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Linde en Bosman over bepaalde Britse banken die rekeningen van klanten in Nederland opheffen
Vragen van het lid Van der Linde en Bosman (beiden VVD) aan de Minister van Financiën over het bericht «Brexit nadert: Britse banken heffen plotseling rekening van Nederlandse klanten op» (ingezonden 25 september 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 27 oktober 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Brexit nadert: Britse banken heffen plotseling rekening
van Nederlandse klanten op»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u uitleggen waarom de rekening van deze mensen opgezegd wordt? Is dit een onvermijdelijk
gevolg van een no-dealBrexit of een interpretatie door de Britse banken?
Antwoord 2
De geldende wet- en regelgeving heeft als doel om retailklanten te beschermen (zie
ook het antwoord op vraag 7). Financiële instellingen in de EU kunnen op basis van
het zogenoemde financiële paspoort op basis van een vergunning in één lidstaat, diensten
aanbieden in andere lidstaten zonder lokale vergunning. Het aflopen van de overgangsperiode
betekent dat Britse financiële instellingen dit paspoort verliezen. Dit kan betekenen
dat er veranderingen optreden in de dienstverlening van Britse instellingen aan klanten
gevestigd in de EU.
Veel Britse financiële instellingen zullen maatregelen moeten nemen om diensten te
mogen blijven verlenen aan EU-/Nederlandse klanten na afloop van de overgangsperiode.
Zo kunnen Britse banken na de overgangsperiode niet langer grensoverschrijdend vanuit
het VK diensten verlenen aan retailklanten in Nederland door deposito’s aan te trekken
of ter beschikking te hebben.2
Eén van de opties die Britse banken hebben om klanten in de EU/Nederland te blijven
bedienen is om klanten over te zetten naar nieuwe vestigingen in de EU. Een aantal
grotere Britse banken heeft naar aanleiding van Brexit dan ook Europese dochters opgericht
of de activiteiten van bestaande dochters uitgebreid. Het aflopen van de overgangsperiode
eind dit jaar kan echter ook betekenen dat een Britse instelling besluit de dienstverlening
aan klanten in de EU/Nederland te beëindigen. Dit is helaas een gevolg van Brexit.
Vraag 3, 4
Waarom hebben Britse banken geen verplichting om hun klanten over te brengen naar
hun Europese vestigingen? Is het mogelijk om dit alsnog af te dwingen?
Hoe verhoudt deze actie zich tot de zorgplicht?
Antwoord 3, 4
Het is aan Britse instellingen zelf om te bepalen welke stappen zij ondernemen in
reactie op het aflopen van de overgangsperiode. Het betreft hier instellingen die
onder Brits toezicht staan. Het is aan de Britse toezichthouders om er op toe te zien
dat Britse banken hierbij het klantbelang in acht nemen. Op 9 oktober jl. hebben de
relevante Britse toezichthouders een brief gestuurd waarin zij Britse instellingen
onder andere ten aanzien van bancaire dienstverlening aan EU-retailklanten oproepen
om de benodigde stappen te zetten. Dit houdt in dat deze instellingen plannen moeten
hebben om bestaande contracten te blijven bedienen, of klanten tijdig over wijzigingen
moeten informeren zodat zij de tijd hebben om over te stappen.3 Ook DNB heeft Britse instellingen en Britse toezichthouders meermalen gewezen op
het belang van tijdige en heldere communicatie met klanten in Nederland.
Vraag 5, 6
Waarom is er geen oplossing getroffen zoals voor Nederlandse banken in het Verenigd
Koninkrijk, waarbij zij zich konden aanmelden voor een tijdelijke vergunning? Is het
nog steeds mogelijk om dit te doen?
Welke mogelijke oplossingen zijn er voor dit probleem? Is er de mogelijkheid van overgangsrecht
middels een spoedwet? Waarom is er wel overgangsrecht voor verzekeraars, blijkens
het beschreven document van De Nederlandsche Bank (DNB)? Wat is het kabinet voornemens
te doen om dit op te lossen?
Antwoord 5, 6
Instellingen hebben voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op alle scenario’s.
Uit analyses van de Europese Commissie en (Europese) toezichthouders blijkt ook dat
het grootste deel van de financiële sector goed is voorbereid op dit scenario.4 Aanvullende wetgeving wordt op dit onderdeel daarom niet nodig geacht, en zou bovendien
oneerlijk zijn voor de instellingen die reeds goed zijn voorbereid. Een aantal Britse
instellingen dient echter nog wel resterende stappen te zetten, bijvoorbeeld om tijdige
en heldere communicatie richting hun EU/NL-klanten te borgen. Hier zijn de inspanningen
van de Britse toezichthouders dan ook op gericht. In Nederland hebben DNB en AFM nauw
operationeel contact met hun Britse collega’s over het toezicht op deze inspanningen.
Het overgangsrecht voor verzekeraars komt voort uit een voorgenomen gewijzigd derdelandenraamwerk,
en is daarmee in haar aard onvergelijkbaar met de beperktere mogelijkheden die voor
banken reeds bestaan om grensoverschrijdend vanuit een derde land diensten te verlenen.
Vraag 7
Waarom hebben professionele marktpartijen in dit geval meer bescherming dan «gewone»
rekeningbezitters? Moet financiële wetgeving er niet juist op gericht zijn om normale
huishoudens beter te beschermen tegen dit soort onvoorziene omstandigheden?
Antwoord 7
De regelgeving is er op gericht om retailklanten (extra) te beschermen, juist door
te voorkomen dat banken uit landen buiten de EU, waar mogelijk minder prudente regels
gelden, grensoverschrijdend diensten kunnen aanbieden aan retailklanten in NL/EU.
In de interne markt gelden gemeenschappelijke regels waardoor grensoverschrijdende
bancaire dienstverlening aan retailklanten wel verantwoord mogelijk is. Instellingen
uit derdelanden dienen over de juiste autorisatie te beschikken, bijvoorbeeld door
een dochteronderneming in de EU op te richten, om ervoor te zorgen dat zij aan de
relevante regels voldoen, en EU-toezichthouders moeten hier ook op kunnen toezien
en handhaven. Specifieke groepen professionele klanten (professionele marktpartijen)
kunnen wel bediend blijven worden vanuit een derdeland, omdat juist vanwege hun professionaliteit
hier minder bescherming nodig wordt geacht.
Vraag 8
Heeft u met de Britse overheid gesproken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Welke oplossing ziet zij?
Antwoord 8
Zoals eerder opgemerkt gaat het hier om Britse instellingen die onder Brits toezicht
staan. DNB en AFM hebben regelmatig operationeel contact met hun Britse collega’s
over het klantbelang van tijdige en heldere communicatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.