Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over gedupeerde consumenten door wurgkredieten
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Minister van Financiën over gedupeerde consumenten door wurgkredieten (ingezonden 6 oktober 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 27 oktober 2020).
Vraag 1
Wat is uw mening over de wurgkredieten van ABN AMRO, Crédit Agricole, Santander, Vesting
Finance aan consumenten, waarbij jarenlang te hoge rentes zijn gerekend?1 Hoe verklaart u dat er nog steeds geen passende oplossingen zijn gevonden voor de
gedupeerden hiervan, zelfs niet bij ABN AMRO waar de Staat grootaandeelhouder is,
terwijl consumentenprogramma Kassa, Stichting Geldbelangen, de SP en zelfs Kifid hier
al in 2016 over aan de bel trokken?2
Antwoord 1
In uw vraag verwijst u naar berichtgeving over doorlopende kredieten. Belangrijkste
kenmerken van doorlopende kredieten zijn de mogelijkheid om steeds opnieuw geld op
te nemen en de variabele rente. In het verleden hadden deze kredieten soms ook een
zeer kleine aflossingscomponent. Dit kan leiden tot de situatie waarin consumenten
het krediet niet over kunnen sluiten en weinig kunnen aflossen (zogeheten «locked-up situaties»). Dat vind ik onwenselijk. Ook de AFM heeft sinds 2014 bijzondere aandacht
voor deze kredieten. Kredietverstrekkers hebben consumenten die in die locked-up situatie zitten inmiddels benaderd om het product om te zetten naar een kredietproduct
dat wordt afgelost, vaak tegen een lagere rente. Hierbij wordt steeds maatwerk toegepast.
Daarnaast hebben kredietaanbieders generieke maatregelen genomen. Zo worden doorlopende
kredieten bijvoorbeeld nauwelijks nog aangeboden omdat een aflopend krediet vaak beter
past bij het bestedingsdoel van de consument en minder risico’s met zich brengt. Dat
vind ik allemaal positieve ontwikkelingen.
Het Kifid heeft een aantal klachten behandeld van consumenten met een doorlopend krediet.
Daarin heeft het Kifid – kortgezegd – geconcludeerd dat de kredietverstrekker onvoldoende
inzicht heeft gegeven in de factoren die de hoogte van de rente bepalen. Haar uitspraak
in die procedures is dat consumenten mogen verwachten dat de rente op hun doorlopend
krediet gedurende de looptijd in de pas blijft lopen met de relevante marktrente.
In sommige zaken is de procedure bij het Kifid nog niet afgerond. Elke overeenkomst
moet afzonderlijk worden bezien, omdat onder andere de communicatie tussen de consument
en de kredietverstrekker relevant is voor de vraag of de kredietverstrekker voldoende
inzicht heeft gegeven in de factoren die de hoogte van de rente bepalen. Hierdoor
kan het lang duren voordat een grote groep consumenten zekerheid heeft over zijn zaak.
Vraag 2, 9
Klopt het dat er voor een bedrag van tussen de 500 miljoen en 1 miljard euro ten onrechte
te veel rente op doorlopende kredieten is gerekend? Deelt u de mening dat gedupeerde
klanten zo spoedig mogelijk en volledig gecompenseerd dienen te worden? Zo ja, wat
vindt u er van dat financiële instellingen na een jarenlang proces nog steeds in hoger
beroep gaan tegen een uitspraak van het Kifid, waardoor compensatie vertraagd wordt?
Wat vindt u er van dat Kifid ervoor heeft gekozen om ABN AMRO de mogelijkheid te bieden
om in beroep te gaan op basis van artikel 2.2a van het reglement Commissie van Beroep
financiële dienstverlening? Deelt u de mening dat dit de schijn van partijdigheid
versterkt, omdat het de zaak verlengt en meehelpt aan een ogenschijnlijke uitputtingstactiek
door de financiële instelling?
Antwoord 2, 9
Ik vind dat de kredietverstrekker compensatie op een toegankelijke manier moet regelen
voor consumenten voor wie is komen vast te staan dat zij recht hebben op compensatie.
Of het genoemde bedrag een juiste schatting is, kan ik niet beoordelen, omdat ik geen
zicht heb op hoeveel van dit soort kredieten zijn afgesloten, voor welke bedragen
en in hoeveel van die overeenkomsten te veel rente is gerekend.
Het recht om in hoger beroep te gaan geldt voor beide partijen in een procedure. Dit
is onderdeel van een eerlijk proces. Het Kifid heeft ervoor gekozen om hoger beroep
toe te staan als het belang van de zaak meer dan 25.000 euro is, als het belang van
de zaak dit rechtvaardigt, of als het belang van de financieel dienstverlener in kwestie
groter is dan 5 miljoen euro. Het Kifid is onafhankelijk in haar beslissing om beroep
open te stellen in een procedure. Het Kifid heeft aangekondigd dat zij haar reglement
zal aanpassen zodat bij voorbaat duidelijk is dat de consument wordt gecompenseerd
in de proceskosten als de financieel dienstverlener in beroep gaat. ABN AMRO heeft
reeds aangekondigd de consument tegemoet te komen in de kosten van de beroepsprocedure.
Dit vind ik positief.
Vraag 3, 10
Bent u bereid om in gesprek te gaan met in ieder geval ABN AMRO, Santander, Vesting
Finance om hen op te roepen af te zien van beroep? Bent u in ieder geval bereid het
NLFI hierop aan te spreken, als grootaandeelhouder in ABN AMRO?
Bent u bereid ABN AMRO, dat heeft aangegeven slechts gedeeltelijk de additionele juridische
kosten van de consument te zullen vergoeden in het hoger beroep, op te roepen om deze
kosten geheel te vergoeden, zodat de consument niet de dupe wordt van fout beleid
bij Kifid?
Antwoord 3, 10
De mogelijkheid om in beroep te gaan is onderdeel van een eerlijk proces, zie ook
het antwoord op de vorige vraag. Ik meng mij daarom niet in de keuze van een procespartij
om al dan niet in beroep te gaan.
Operationele aangelegenheden en het commerciële beleid, waaronder de vraag of in beroep
wordt gegaan tegen een uitspraak van de geschillencommissie, zijn de verantwoordelijkheid
van (de raad van bestuur van) de onderneming, onder toezicht van de raad van commissarissen.
Aandeelhouders dan wel certificaathouders (en dus ook de Nederlandse staat in die
hoedanigheid), hebben hier geen directe betrokkenheid bij. Dit is conform de uitgangspunten
in het Nederlandse vennootschapsrecht. Dit is meer specifiek in het geval van ANB
AMRO bovendien in lijn met de afspraken die zijn gemaakt met de ACM.
Vraag 4
Welke banken hebben nog meer significant hogere rentes dan de relevante referentierente
gerekend op doorlopende kredieten in de periode tussen 2007 en nu, die bovendien geen
gelijke tred hielden met de marktrente, en hoeveel consumenten zijn hierdoor gedupeerd?
Antwoord 4
Op de verhouding tussen de rentes die kredietverstrekkers voor individuele producten
rekenen en de rentereeksen van DNB heb ik geen zicht. DNB verzamelt gegevens over
rente voor statistieken over de Nederlandse economie op grond van de Bankwet 1998.
De door DNB gepubliceerde rentereeks biedt alleen inzicht in de gemiddelde, volume
gewogen rente. Deze statistieken zijn niet bestemd voor gedragstoezicht.
Vraag 5, 6
Hoe kan het dat dit soort misstanden jarenlang hebben kunnen voortduren zonder ingrijpen
van de toezichthouder? Hoe wordt er toezicht gehouden op rentes op doorlopende kredieten?
Welke rol heeft de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), gespeeld
in de voorliggende misstanden en hoeveel fte aan personeel heeft zij sinds 2016 aan
wurgkredieten gewijd?
Antwoord 5, 6
De AFM heeft de afgelopen jaren intensief ingezet (in de jaren 2016–2019 betrof dat
volgens de AFM 7 fte) op het oplossen en voorkomen van consumptieve kredietverlening
die schadelijke gevolgen heeft voor de klant. Een voorbeeld daarvan is de aanpak van
zogenoemde locked-up situaties bij een tiental banken en kredietaanbieders. Hier is veel resultaat geboekt.
Zo worden er al een tijd geen doorlopende kredieten meer aangeboden waarop niet of
nauwelijks wordt afgelost en zijn bestaande klanten bij de betreffende kredietaanbieders
veelal omgezet naar een kredietproduct waarbij wordt afgelost. In dit proces hebben
kredietaanbieders generieke maatregelen genomen (zoals renteverlagingen) maar is nadrukkelijk
ook veel maatwerk toegepast. Kredietverstrekkers hebben dit inmiddels ook vastgelegd
in hun gedragscodes.
Daarnaast houdt de AFM sinds 2007 direct toezicht op de naleving van de wettelijk
vastgelegde maximale kredietvergoeding. Ook heeft de AFM een rol op het gebied van
informatieverstrekking over financiële producten en diensten. Zo moeten kredietaanbieders
transparant en duidelijk zijn over (de gevolgen van) rentewijzigingen voor consumenten.
Dit moet zowel voordat het krediet wordt aangegaan als gedurende de looptijd duidelijk
zijn. Ook kijkt de AFM naar gelijke klantbehandeling, bijvoorbeeld of er door aanbieders
geen gunstigere rentes voor nieuwe klanten met een doorlopend krediet worden gerekend
terwijl bestaande klanten met een gelijke situatie een hogere rente betalen.
Vraag 7
Wanneer en op welke manier moeten banken de door hun gerekende rentes, commissies
en premies onderbouwen aan de toezichthouder? Kunt u dit toelichten? Deelt u de mening
dat in ieder geval door de financiële instelling gesignaleerd zou moeten worden bij
de toezichthouder wanneer de rentes die zij rekenen sterk afwijken van de relevante
referentierentes?
Antwoord 7
De rente die kredietverstrekkers rekenen is in feite de prijs voor de diensten die
zij aanbieden. Er bestaat geen specifieke verplichting voor kredietverstrekkers om
de door hen gerekende rentes, commissies en premies te melden en/of onderbouwen aan
de AFM. De rol van de AFM is op dit vlak beperkt tot het wettelijke mandaat, wat bij
consumptief krediet met name ziet op de maximale kredietvergoeding en het provisiegebod
bij bemiddeling. Bij de aanpak van locked-up situaties is er aandacht voor gerekende rentes in combinatie met de aflossingscomponent
van een lening. Zie ook mijn antwoorden op vraag 4, 5 en 6.
Vraag 8
Wanneer bent u geïnformeerd over specifiek deze Kifid-zaak tegen ABN AMRO? Wat heeft
u toen ondernomen om de gedupeerde zo snel mogelijk te compenseren? Was u op de hoogte
van het voornemen van de bank om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak afgelopen
zomer?
Antwoord 8
Voorop staat dat het Kifid een onafhankelijk klachteninstituut is. Wanneer het Kifid
een belangrijke uitspraak publiceert met een begeleidend nieuwsbericht stuurt zij
hierover een attendering naar het Ministerie van Financiën. Ook ten aanzien van de
uitspraak afgelopen zomer waar uw vraag op ziet is die attendering verstuurd. Uit
de publicatie was duidelijk dat de geschillencommissie beroep openstelt in deze procedure.
Uit de bij vraag 3 besproken bevoegdheidsverdeling volgt dat ik niet betrokken ben
bij beslissingen over operationele aangelegenheden van ABN AMRO. Dit betreft een aangelegenheid
van de onderneming zelf, waarbij bovendien geldt dat deze kwestie bij de Commissie
van Beroep van Kifid ligt. Op woensdag 30 september is het ministerie door Kassa geïnformeerd
over het voornemen om in de Kassa-uitzending van zaterdag 3 oktober 2020 aandacht
aan deze zaak te besteden. Nadien hebben medewerkers van mijn ministerie contact gehad
met ABN AMRO om zich op de hoogte te laten stellen van de feiten.
Vraag 11
Wet vindt u ervan dat ABN AMRO heeft aangegeven slechts documenten te willen aanleveren
aan de consument die niet ouder zijn dan 10 jaar, en zich hierbij beroept op «de hiervoor
geldende wet- en regelgeving»? Klopt het dat, volgens de Wet financieel toezicht (Wft),
het gehele verloop van een financieel product reconstrueerbaar moet zijn door de financieel
dienstverlener? Zo ja, deelt u de mening dat ABN AMRO in deze zaak kosteloos alle
door de consument gevraagde documenten over zijn product moet aanleveren, ook die
ouder zijn dan 10 jaar?
Antwoord 11
In verband met de zorgplicht en het toezicht is een goede vastlegging van financiële
producten van belang. ABN AMRO heeft mij laten weten dat zij een bewaarplicht hanteert
voor klantgegevens van 7 jaar na het beëindigen van de klantrelatie.
Er zijn geen regels die banken voorschrijven hoe lang consumenten hun gegevens kosteloos
mogen inzien. ABN AMRO geeft aan dat kosten in rekening worden gebracht als een verzoek
handmatig wordt verwerkt. Ik kan mij voorstellen dat kredietverstrekkers coulant omgaan
met informatieverstrekking aan consumenten, zeker waar dit bij kan dragen aan een
verbetering van de financiële positie van de klant.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.