Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Geluk-Poortvliet en Van Dam over het bericht ‘Brutale roof Congolees beeld als protest in Afrika Museum’
Vragen van de leden Geluk-Poortvliet en Van Dam (beiden CDA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Brutale roof Congolees beeld als protest in Afrika Museum» (ingezonden 22 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 27 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 376.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Brutale roof Congolees beeld als protest in
Afrika Museum»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het, dat het aantal politiek gemotiveerde diefstallen, vernielingen en dreigementen
richting musea en andere publieke instellingen in Nederland toeneemt?
Antwoord 2
Er zijn in de sector onvoldoende gegevens voorhanden om op basis van een gedegen analyse
een concrete uitspraak te doen over aard en aantal van de dreigingen richting collecties
in musea en andere publieke instellingen in Nederland.
Vraag 3, 4, 6
Deelt u de mening, dat de aanpak van kunstcriminaliteit door politie en justitie specifieke
kennis en ervaring vereist?
Op welke wijze wordt de kennis en ervaring die nodig is voor de aanpak van kunstcriminaliteit
geborgd binnen de Nationale Politie?
Wat is de status van het Team Kunst- en Antiekcriminaliteit bij de Landelijke Eenheid
van de Nationale Politie?
Antwoord 3, 4, 6
De schade die de maatschappij lijdt door kunstcriminaliteit is niet alleen van financiële
aard, maar ook van cultuurhistorische aard. Op beide fronten betekent het een verarming
van de Nederlandse samenleving. De aanpak van kunstcriminaliteit verdient derhalve
de aandacht van alle instanties die bij toezicht, handhaving en opsporing zijn betrokken.
De uitgangspunten voor de inrichting van toezicht, handhaving en opsporing van kunstcriminaliteit
zijn in 2012 vastgelegd. In een brief aan uw Kamer bent u daarover door onze voorgangers
geïnformeerd (Kamerstuk 31 255, nr. 13). Wij staan nog steeds achter deze uitgangspunten.
Kunst- en antiekcriminaliteit is als herkenbaar proces ingebed binnen de dienst Landelijke
Informatie Organisatie van de Landelijke Eenheid. Bij een groep medewerkers zijn taken
belegd op het terrein van het bestrijden van kunstcriminaliteit en het informatie-
en coördinatieproces. Ook een expertise en intelligence-functie is bij deze groep
beschikbaar. Daarnaast zijn er in de eenheden taakaccenthouders aangewezen, die als
schakel dienen met de collega’s uit de intake, noodhulp en opsporing. Tot slot zijn
zes inspecteurs van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed buitengewoon opsporingsambtenaar
(BOA, domein 6).
Voor wat betreft specifieke deskundigheid kan de politie terugvallen op specialisten
van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed,
musea en andere erfgoed beherende instellingen en gerenommeerde deskundigen.
Vraag 5
Hoe is de samenwerking georganiseerd tussen de Nationale Politie en Inspectie Overheidsinformatie
en Erfgoed op het gebied van kunst- en antiekcriminaliteit?
Antwoord 5
Politie en de Inspectie werken samen in uiteenlopende gremia, waaronder bijvoorbeeld
de Coördinatiegroep bestrijding illegale handel in cultuurgoederen en de Trendgroep
Kunst en Witwassen. Omdat de inspecteurs van de Inspectie ook opsporingsbevoegdheden
hebben, wordt de reguliere samenwerking tussen beide partijen, in afstemming met het
openbaar ministerie, verder uitgebouwd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.