Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Aukje de Vries over het bericht ‘ECB to consider allowing inflation to exceed target, Lagarde says’
Vragen van het lid Aukje deVries (VVD) aan de Minister van Financiën over het bericht «ECB to consider allowing inflation to exceed target, Lagarde says» (ingezonden 6 oktober 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 27 oktober 2020)
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de overweging van de Europese Centrale Bank (ECB) om een hoger, of
«meer symmetrisch» inflatiedoel te hanteren?1
Antwoord 1
De Raad van Bestuur («Governing Council») van de Europese Centrale Bank (ECB) is op
23 januari 2020 gestart met een herziening van de monetaire beleidsstrategie. De primaire
doelstelling van het monetaire beleid van de ECB is het handhaven van prijsstabiliteit.
De Raad van Bestuur heeft aangegeven dat er tijdens de herziening onder andere zal
worden gekeken naar de kwantitatieve definitie van prijsstabiliteit. De huidige definitie
van prijsstabiliteit is vastgesteld in 1998. Tijdens een eerdere strategieherziening
in 2003 heeft de Raad van Bestuur de definitie verder gespecifieerd middels de formulering
van een inflatiestreven.
Rentetarieven zijn sinds de laatste strategieherziening in 2003 sterk gedaald. Dit
is mede het gevolg van structurele veranderingen in de economie van het eurogebied,
zoals de daling van de potentiële groei onder invloed van de productiviteitsvertraging
en de vergrijzing.2 Door de rentedaling neemt de afstand tot de effectieve ondergrens van de rente af
en beschikt de ECB over minder ruimte om het monetaire beleid met conventionele instrumenten
verder te verruimen. De omgeving waarbinnen de ECB het mandaat van prijsstabiliteit
vervult is hiermee gewijzigd. Tegen deze achtergrond acht de ECB nu een evaluatie
van de monetaire beleidsstrategie noodzakelijk.
Het bericht waarnaar u verwijst gaat over een speech van Lagarde van 30 september
jl. waarin ze is ingegaan op enkele eerste overwegingen voor de strategieherziening3. In deze speech heeft Lagarde aangegeven dat een symmetrisch inflatiestreven in een
lage inflatie-omgeving de inflatieverwachtingen van het publiek beter kan verankeren.
Dat zou de effectiviteit van monetair beleid verhogen in het geval van beperkte beleidsruimte.
In de herziening van de monetaire beleidsstrategie worden deze mechanismen onderzocht.
De strategieherziening van de ECB past binnen de beleidsvrijheid van de ECB om invulling
te geven aan het mandaat van prijsstabiliteit. Het is daarom niet aan mij om commentaar
te geven op inhoudelijke discussies over de strategieherziening.
Vraag 2
Welke procedure geldt er rond het veranderen van de inflatiedoelstelling? Kan de ECB
daar zelf toe besluiten of zijn er gremia die daarbij geconsulteerd moeten worden?
Antwoord 2
Het mandaat van de ECB is vastgelegd in de EU-verdragen. Hierin is opgenomen dat het
hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) – bestaande uit de ECB
en de nationale centrale banken – het handhaven van prijsstabiliteit is (artikel 127(1)
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU)). De ECB beschikt
over beleidsvrijheid om invulling te geven aan dit mandaat binnen de verdragsrechtelijke
kaders. De ECB dient haar taak onafhankelijk uit te voeren, zoals is vastgelegd in
artikel 130 van het VwEU.
De ECB heeft in 1998 prijsstabiliteit kwantitatief gedefinieerd als een jaar-op-jaar
stijging van de geharmoniseerde consumentenprijzenindex (HICP) voor het eurogebied
van minder dan 2%. De Raad van Bestuur heeft tijdens de laatste strategieherziening
in 2003 gespecificeerd dat zij hierbij op de middellange termijn, inflatie van onder,
maar dichtbij de 2% nastreeft. Het is aan de ECB om te bepalen of deze kwantitatieve
definitie herzien dient te worden. In januari jl. is aangekondigd dat er opnieuw een
strategieherziening zal plaatsvinden, waarin onder andere wordt bezien of de definitie
dient te worden aangepast. De ECB heeft, ondanks dat dit vanuit het Verdrag niet verplicht
is, aangegeven met een bredere groep belanghebbenden in gesprek te willen gaan, waaronder
burgers, academici en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties.
Burgers kunnen via de website van de ECB hun input geven over de herziening4. De ECB heeft op 21 oktober tevens een virtueel openbaar seminar (ECB listens) over de strategieherziening georganiseerd dat online te volgen was. Ook nationale
centrale banken zullen in gesprek gaan met burgers en maatschappelijke organisaties
in de verschillende Europese landen. Op 26 november organiseert De Nederlandsche Bank
(DNB) het evenement «In gesprek met DNB». Nederlandse burgers en vertegenwoordigers
van maatschappelijke organisaties kunnen bij dit evenement hun ideeën over de economie
en het monetair beleid delen. Het evenement is online live te volgen. President Lagarde
heeft daarnaast aangeven in haar reguliere hoorzittingen met het Europees parlement
stil te zullen staan bij de herziening en vragen van het Europees parlement te beantwoorden.
Leden van het Europees parlement hebben tevens de mogelijkheid om schriftelijke vragen
te stellen aan de Raad van Bestuur van de ECB, ook over de strategieherziening.
Vraag 3 en 4
Hoe valt een inflatiedoel hoger dan 2%, bijvoorbeeld 4%, te rijmen met de opdracht
uit artikel 282 lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VwEU), waarin staat dat «het hoofddoel van het ESCB (Europees Stelsel van Centrale
Banken) [...] het handhaven van prijsstabiliteit [is]»?
Indien het de ECB zelf is, welke «checks and balances» zijn er dan met betrekking
tot de vraag hoe het VwEU geïnterpreteerd wordt? Kan de ECB (hypothetisch) een inflatiedoelstelling
van 5% of 10% hanteren, volhoudende dat zij streeft naar «prijsstabiliteit»?
Antwoord 3 en 4
De lidstaten gaan niet over de interpretatie van het mandaat van de ECB, maar alleen
over het mandaat zelf. De ECB beschikt over beleidsvrijheid om invulling te geven
aan het mandaat, waarvan het hoofddoel het handhaven van prijsstabiliteit is. Het
kabinet hecht grote waarde aan de doelstelling van prijsstabiliteit en de onafhankelijke
rol van de ECB. Daarom is het kabinet terughoudend met uitspraken over hoe elke ECB-maatregel
(of de hypothetische situatie zoals in de vraag beschreven) zich verhoudt tot het
mandaat. Daarbij is het de rol van het Hof van Justitie van de Europese Unie om verenigbaarheid
van het handelen van de ECB met de EU-verdragen te toetsen.
Vraag 5
Deelt u de kritiek van Jens Weidmann, die stelt dat hoe hoger de inflatiedoelstelling
gezet wordt, des te groter het risico is dat de ECB zich op politiek terrein begeeft?
Antwoord 5
Zoals in het vorige antwoord aangegeven is het kabinet terughoudend met uitspraken
over hoe elke ECB-maatregel zich verhoudt tot het mandaat. Gezien de onafhankelijkheid
van de ECB, staat het de ECB vrij om de kwantitatieve definitie te herzien. Wel dient
dit binnen de verdragsrechtelijke kaders te gebeuren.
Vraag 6
Welke risico’s ziet u als de doelstelling van de ECB van 2% wordt losgelaten?
Antwoord 6
In de speech waarnaar verwezen wordt in vraag 1, heeft president Lagarde niet aangegeven
dat zij overweegt om de prijsstabiliteitsdoelstelling los te laten. President Lagarde
heeft gesproken over het onderzoek naar een andere invulling van de kwantitatieve
definitie van prijsstabiliteit waarbij een periode met een inflatie van onder de 2%
kan worden gecompenseerd door een periode van een inflatie van boven de 2% zodat de
inflatie gemiddeld op 2% uitkomt.
Zoals hierboven aangegeven is, er momenteel sprake van een strategieherziening waarbij
diverse voor- en nadelen van verschillende kwantitatieve definities in kaart zullen
worden gebracht. De ECB voert deze strategieherziening in onafhankelijkheid uit. Het
is niet aan mij om te speculeren over een wijziging van de definitie of de gevolgen
hiervan.
Vraag 7
Wat is de huidige wetenschappelijke stand rond de 2%? Klopt het dat het niet zozeer
om een percentage gaat, maar meer om stabiliteit, geloofwaardigheid en voorspelbaarheid
van een bepaald percentage, en dat consequente lagere inflatie dus ook niet per se
erg hoeft te zijn, zolang deze maar consequent is?
Antwoord 7
Een stabiele prijsontwikkeling draagt bij aan het verhogen van de zekerheid van huishoudens
en bedrijven over de prijsontwikkeling. Deze zekerheid maakt het makkelijker om uitgaven
en investeringen te plannen en kan zodoende bijdragen aan het verhogen van de welvaart.
Economen wijzen er wel op dat een stabiele lage inflatie nadelen kan hebben met name
in een lage renteomgeving. In een dergelijke situatie is de ruimte om met conventioneel
monetair beleid de reële rente te sturen immers beperkt en heeft de ECB minder ruimte
om neerwaartse economische schokken op te vangen door middel van renteverlagingen.
Daarnaast wijzen sommige economen op het belang van het hanteren van een marge tot
deflatie, omdat dit gepaard kan gaan met het uitstel van consumptie en daardoor economische
schade kan brengen5. Om deze reden heeft de ECB in 2003 besloten om het inflatiestreven te wijzigen van
«onder de 2%» naar «onder maar dichtbij de 2%».
Vraag 8
Wat zijn de effecten als «owner-occupied housing prices» een grotere rol gaan spelen
in de inflatiemeting, net als onderliggende inflatie? Is het anders meten van inflatie
niet vooral het «oppoetsen van de statistiek», zodat lijkt alsof de 2% eerder bereikt
wordt?
Antwoord 8
Uit een analyse van de ECB uit 20166 blijkt dat het meenemen van kosten van eigenwoningbezit (owner-occupied housing) een beperkt effect heeft op de inflatie van maximaal 0,2%-punt. In de periode 2011–2013
zou het opnemen van kosten eigen woningbezit de inflatie hebben gedrukt terwijl het
effect voor de periode 2015–2018 positief zou zijn geweest. Uit deze cijfers blijkt
dat het opnemen van de kosten voor eigen woningbezit niet altijd zou leiden tot het
eerder bereiken van de inflatiedoelstelling, maar dat dit afhankelijk is van de economische
omstandigheden.
Vraag 9
Hoe verwacht de ECB een hoger inflatiedoel te halen als het huidige inflatiedoel al
niet bereikt wordt? Deelt u de mening dat een onrealistisch hoog inflatiedoel het
vertrouwen in het handelen van de ECB juist kan ondermijnen?
Antwoord 9
Het staat niet vast wat de ECB met de kwantitatieve definitie van prijsstabiliteit
gaat doen. Zoals aangegeven is, er nu sprake van een herziening waarbij verschillende
voor- en nadelen van een nieuwe definitie in overweging zullen worden genomen. Ik
wil niet vooruitlopen op mogelijke uitkomsten van de evaluatie van de ECB welke onafhankelijk
uitgevoerd dient te worden.
Vraag 10
Wat zouden de beleidsmatige effecten kunnen zijn van een hoger inflatiedoel? Betekent
dit dat het monetair beleid nog ruimer zou moeten worden?
Antwoord 10
Het is op voorhand niet duidelijk wat de effecten zullen zijn van een eventueel hoger
inflatiestreven. Dit is mede afhankelijk van het tempo waarin de centrale bank over
zou willen gaan naar een nieuwe invulling van het mandaat. Ook is dit afhankelijk
van de invloed van de prijsstabiliteitsdefinitie op de inflatieverwachtingen.
Vraag 11
Heeft de ECB ooit een mogelijk hoger inflatiedoel besproken met u? Of in een Europees
gremium? Wat is de reactie toen geweest?
Antwoord 11
Deze discussie heeft niet eerder plaatsgevonden in een Europees gremium waar ik aan
heb deelgenomen.
Vraag 12
Wat zijn, gezien de huidige economische omstandigheden, de waarschijnlijke effecten
van (een) hogere inflatie(doelstelling)? Leidt een hogere inflatie(doelstelling) niet
juist tot «stagflatie»? Is de lage inflatie gegeven de huidige economische omstandigheden
echt zo slecht?
Antwoord 12
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 zijn de effecten van een eventueel hoger
inflatiestreven afhankelijk van verschillende factoren zoals het tempo waarin naar
het nieuwe definitie wordt bewogen en het effect op de inflatieverwachtingen.
Daarnaast zijn de gevolgen van een hogere of lagere inflatie afhankelijk van de oorzaak
van de verandering van de inflatie. Zo is een daling van de inflatie die voorkomt
uit positieve aanbodschokken zoals een daling van de olieprijs over het algemeen minder
schadelijk dan een daling van de inflatie als gevolg van oplopende werkloosheid en
afnemende vraag. Hogere inflatie leidt niet per definitie tot stagflatie. Een hogere
inflatie kan ook een teken zijn van krapte op de arbeidsmarkt en zodoende juist voorkomen
in periode van aantrekkende economische groei en dalende werkloosheid.
In het antwoord op vraag 7 ben ik ingegaan op enkele potentiële nadelen van een lage
inflatie.
Vraag 13
Klopt het dat de review september 2021 gereed is? Heeft u hier signalen over gehad?
Heeft het kabinet al andere reacties op de review gehoord, of hier zelf al commentaar
op geleverd?
Antwoord 13
Op 23 januari 2020 is de ECB gestart met de evaluatie van de monetaire beleidsstrategie.
De planning was om eind 2020 de evaluatie af te ronden. In maart bleek echter uitstel
nodig vanwege de COVID-19 crisis. In september is de herziening weer opgepakt en heeft
de ECB aangegeven 6 maanden langer de tijd te nemen voor de strategieherziening. De
ECB verwacht nu dat de strategieherziening medio-2021 gereed zal zijn.7
De ECB beschikt over beleidsvrijheid om invulling te geven aan het mandaat van prijsstabiliteit
binnen de verdragsrechtelijke kaders. Dit past bij de onafhankelijke rol van de ECB,
die is vastgelegd in artikel 130 van het VWEU. Regeringen hebben daarom geen rol bij
de evaluatie. Dit was ook het geval bij de vorige strategieherziening in 2003. Ik
heb zodoende ook geen inhoudelijk commentaar geleverd op de strategieherziening.
Vraag 14
Wat vindt u van de recente ideeën vanuit de ECB om zich meer te gaan richten op duurzaamheid?8 Hoe verhoudt dit zich tot het mandaat van de ECB uit artikel 282 VwEU, waarin staat
dat de ECB primair als doel heeft om voor prijsstabiliteit te zorgen en pas secundair
om het «algemeen economisch beleid» te ondersteunen? Kan de ECB zelf besluiten om
bepaalde nevendoelen mee te geven aan zijn monetair beleid? Hoe wordt hiermee het
risico voorkomen dat de ECB zich in politiek vaarwater begeeft?
Antwoord 14
Het hoofddoel van de ECB is het handhaven van prijsstabiliteit (artikel 127(1) VwEU).
Onverminderd dit doel dient de ECB het algemene economische beleid in de Unie te ondersteunen
om zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie
zoals die omschreven zijn in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
(VEU). In dat kader kan de ECB besluiten ook te kijken naar duurzaamheidsaspecten.
Het kabinet heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de ECB hiermee niet in
lijn met het mandaat handelt.
Vraag 15
Bent u bereid om een actievere rol te spelen in de discussie rond het lagerentebeleid,
gegeven de grote effecten op de Nederlandse economie?
Antwoord 15
Allereerst is het van belang om in ogenschouw te nemen dat de ECB zich richt op wat
het effect is van het beleid op de gehele eurozone. Factoren die spelen in individuele
landen worden meegewogen in zoverre deze relevantie hebben voor de inflatie van de
eurozone als geheel. Daarnaast dient de ECB de taak in onafhankelijkheid uit te voeren
conform het mandaat van prijsstabiliteit. Het is daarom voor het kabinet ongepast
om commentaar te leveren op het rentebeleid van de ECB. Dit laat onverlet dat ik oog
heb voor de maatschappelijke gevolgen van de lage rente voor Nederland. Ik heb u hier
in eerdere kamerbrieven9 over geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.