Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Verhoeven, Belhaj en Sjoerdsma over het bericht ‘Amsterdamse universiteiten werken samen met omstreden techgigant Huawei’.
Vragen van de leden Verhoeven, Belhaj en Sjoerdsma (allen D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Amsterdamse universiteiten werken samen met omstreden techgigant Huawei» (ingezonden 26 augustus 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister-President
(ontvangen 27 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 61.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Amsterdamse universiteiten werken samen met omstreden
techgigant Huawei»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom Huawei, onder andere op voorspraak van de inlichtingendiensten,
deels geweerd wordt bij de kritieke infrastructuur rond 5G in Nederland maar niet
in samenwerking met universiteiten zoals de Universiteit van Amsterdam en de Vrije
Universiteit?
Antwoord 2
Het kabinet is extra alert waar het gaat om mogelijke risico’s voor de vitale infrastructuur.
Voor de telecomnetwerken is een risicoanalyse uitgevoerd door de Taskforce Economisch
Veiligheid, met medewerking van de drie grote telecomaanbieders. Uw Kamer is op 1 juli
2019 geïnformeerd over de uitkomsten hiervan.2 Op basis van deze risicoanalyse wordt een aantal maatregelen genomen door het kabinet.
Een van deze maatregelen is de mogelijkheid om een aanbieder van een openbaar elektronisch
communicatienetwerk of -dienst te kunnen verplichten om in bepaalde onderdelen van
diens netwerk of bijbehorende faciliteiten, uitsluitend gebruik te maken van producten
of diensten van een andere dan de daarbij door de Minister genoemde partij. Momenteel
worden de beschikkingen, waarin telecomaanbieders worden verplicht in de kritieke
onderdelen geen gebruik te maken van producten of diensten van daarin genoemde partijen,
voorbereid.
De betreffende onderzoekssamenwerking tussen de VU en UvA en Huawei Finland3 heeft geen betrekking op de vitale infrastructuur. De universiteiten zijn vanuit
hun autonomie op grond van de WHW zelf verantwoordelijk voor het besluit om – binnen
de kaders van bestaande wet- en regelgeving – al dan niet een bepaalde (internationale)
onderzoekssamenwerking aan te gaan. Evenwel is door medewerkers van EZK, evenals in
een vervolggesprek door de NCTV, de AIVD en OCW met de universiteiten gesproken over
verschillende aspecten van de samenwerking. Er is gesproken over de kansen voor innovatie
en wetenschappelijk onderzoek en er is gewezen op mogelijke risico’s, zoals die naar
voren komen in de recente jaarverslagen van de AIVD en de Militaire Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (MIVD). De instellingen is nadrukkelijk verzocht om al deze aspecten
mee te nemen in hun afweging.
Vraag 3
Kunt u toelichten wat nu de Nederlandse aanpak en benadering is ten opzichte van samenwerking
met bedrijven die onder invloed staan van buitenlandse overheden, zoals Huawei?
Antwoord 3
Van alle Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij bij het internationaal zakendoen
handelen in lijn met de OESO-Richtlijnen4 en UN Guiding Principles on Business and Human Rights.5 Dit betekent dat zij in relatie tot hun waardeketens mogelijke risico’s – waaronder
eventuele risico’s die verband houden met samenwerking met bedrijven die onder invloed
staan van buitenlandse overheden – dienen te identificeren en te voorkomen of aan
te pakken. De Nederlandse kennisinstellingen hebben zich o.a. gecommitteerd aan de
Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Het is echter aan Nederlandse
bedrijven en instellingen zelf om te beslissen of zij wel of niet met bepaalde bedrijven
in zee gaan. Zij kunnen zich daarbij laten informeren door relevante onderdelen van
de rijksoverheid. Wanneer een bedrijf of kennisinstelling aanspraak wil maken op het
bedrijfsleveninstrumentarium van Buitenlandse Zaken, wordt het bedrijf door de uitvoeringspartner
geïnformeerd over kansen en risico’s met betrekking tot Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO), geadviseerd over de implementatie van IMVO, beoordeeld
op IMVO-aspecten in hun aanvragen en gemonitord op IMVO gedurende de looptijd van
projecten. Het kabinet is zich bewust van nationale veiligheidsrisico’s bij bepaalde
investeringen, in aanbieders van de vitale processen of bij bepaalde ondernemingen
die actief zijn op het gebied van hoogwaardige sensitieve technologie. Het kabinet
werkt daarom onder andere aan een (landenneutrale) investeringstoets op nationale
veiligheidsrisico’s.6
Vraag 4
Klopt het dat andere Europese lidstaten strenger optreden tegen samenwerkingen tussen
Huawei en universiteiten?
Antwoord 4
Binnen Europa is verschil te zien in de manier waarop het hoger onderwijsstelsel in
de landen is ingericht en welke vrijheden, bevoegdheden en verplichtingen voor instellingen
daaruit voortvloeien. Gevolg daarvan is dat binnen Europa het beeld niet eenduidig
is wat betreft het al dan niet aangaan van een samenwerking met Huawei. Er zijn Europese
landen waar op nationaal niveau samenwerking met Huawei wordt afgehouden, maar er
op instellingsniveau wel degelijk wetenschappelijke samenwerking met het bedrijf plaatsvindt.
Er zijn ook individuele universiteiten die zich tegen samenwerking met Huawei hebben
uitgesproken.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de wijze waarop het kabinet keuzes maakt omtrent risico’s van
technologische inmenging door buitenlandse bedrijven – zoals bij het weren van software
van Kaspersky, de aangehouden exportvergunning van ASML en de beperkingen van leveranciers
bij vitale infrastructuur rondom 5G – binnen een duidelijk kader horen plaats te vinden
dat controleerbaar is voor de Kamer?
Antwoord 5
Het kabinet werkt aan het tegengaan van statelijke dreigingen, zoals gemeld in de
brief aan uw Kamer.7 Het kabinet is zich bewust van nationale veiligheidsrisico’s bij zowel het inzetten
van (producten of diensten) van bepaalde partijen, als investeringen vanuit bepaalde
partijen in de vitale infrastructuur of bij ondernemingen die actief zijn op het gebied
van hoogwaardige sensitieve technologie. Daarom werkt het kabinet onder andere aan
een (landenneutrale) investeringstoets op nationale veiligheidsrisico’s.
Dit onderwerp en de in de vraag genoemde onderwerpen, vallen onder de verantwoordelijkheden
van verschillende ministers. Zij zullen uw Kamer daarover op de gebruikelijke manier
blijven informeren.
Vraag 6
Is er een algemeen kader op basis waarop beslissingen tot (technologische) samenwerking
met buitenlandse bedrijven die onder invloed staan van buitenlandse overheden gemaakt
worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nederlandse bedrijven en (kennis)instellingen die goederen of technologie ontwikkelen
of produceren met zowel civiele als militaire toepassing (dual use technologie) zijn gehouden aan wet- en regelgeving op het gebied van exportcontrole.
Indien (gevoelige) technologie wordt geëxporteerd die voorkomt op de lijsten van de
gecontroleerde goederen en technologie van de EU Dual use Verordening (EUR428/2009) is een exportvergunning vereist. Universiteiten zijn ook
gehouden aan wet- en regelgeving op het gebied van exportcontrole. Daarnaast werkt
het kabinet aan een investeringstoets op nationale veiligheidsrisico’s. Naast aanbieders
van vitale processen en vitale infrastructuur, worden ook bedrijven die werken op
het gebied van hoogwaardige sensitieve technologie onder de reikwijdte hiervan gebracht.
Voor deze categorie worden de bestaande multilaterale kaders voor exportcontrole zoals
hierboven beschreven als uitgangspunt gehanteerd.
Vraag 7
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.