Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden Jasper van Dijk en van Kent over cashen op kosten van de belastingbetaler
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Kent (SP) aan de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over cashen op kosten van de belastingbetaler (ingezonden 31 augustus 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 26 oktober 2020).
Vraag 1, 2, 3, 4
Wat is uw reactie op het artikel «Cashen met corona, op kosten van de belastingbetaler»?1
Wat vindt u ervan dat Henk Bos met grote bedragen van subsidie uit de tijdelijke Noodmaatregel
Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) profiteert, één van zijn bedrijven failliet
laat verklaren, het personeel ontslaat en er zelf miljoenen aan verdient?
Wat is uw reactie op de uitspraak «Het geheel is overgoten met een sausje van faillissement,
maar is in feite een overgang van onderneming»?
Hoe verklaart u dat een overgang van onderneming kennelijk zo makkelijk onder faillissement
valt te scharen?
Antwoord 1,2, 3, 4
Het is niet aan mij om te oordelen over faillissement in individuele gevallen. Het
is aan de rechter om te bepalen of er sprake is van een schuldenaar die niet langer
in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen zodat een faillietverklaring
op zijn plaats is en of de regels betreffende de bescherming die aan werknemers moet
worden gegeven bij een overgang van onderneming van toepassing zijn.
In het algemeen geldt ten aanzien van de NOW dat de subsidie ten goede komt aan werknemers
omdat een bedrijf in staat wordt gesteld loonkosten door te betalen waardoor werkgelegenheid
zoveel mogelijk behouden blijft. Doordat het een generieke maatregel betreft, kan
elke werkgever die aan de voorwaarden voldoet, aanspraak maken op de NOW-subsidie.
In het geval dat een bedrijf gedurende de NOW-subsidieperiode failliet wordt verklaard,
worden de betalingen meteen door UWV stopgezet.
Vraag 5
Klopt het dat het ontslagen personeel geen salaris en vakantiegeld meer heeft gekregen
na de mededeling dat het bedrijf faillissement aan vroeg? Zo ja, wat gaat u hieraan
doen?
Antwoord 5
Volgens gegevens van het UWV zijn de lonen door de werkgever betaald tot en met 30 april
2020 en het vakantiegeld is betaald tot en met 31 mei 2019. De salarissen na 30 april
2020 en het vakantiegeld is overgenomen door het UWV. Het is dus niet zo dat het ontslagen
personeel geen salaris en vakantiegeld meer heeft gekregen na de mededeling dat het
bedrijf faillissement aan vroeg.
Vraag 6
Klopt het dat het UWV de salarissen heeft betaald na de faillissementsaanvraag? Zo
ja, welk bedrag betreft dit? En wat gaat er gebeuren om dit geld te verhalen op de
oude dan wel de nieuwe eigenaar, ofwel Henk Bos?
Antwoord 6
Ja, er is sprake geweest van loonovername door het UWV over de salarissen na 1 mei.
Voor werknemers die in dienst zijn getreden bij LAVG betreft dit de periode 1 mei
tot en met 1 juni 2020. Voor werknemers die niet in dienst zijn getreden bij LAVG
betreft het de periode van 1 mei tot en met 16 juli.
Om welk bedrag het gaat, is nog onduidelijk, aangezien het vooralsnog om een voorschot
gaat en de werknemersaanvragen nog niet allemaal definitief zijn afgehandeld. Nadat
de definitieve uitkeringen zijn vastgesteld, zal er vanuit het UWV een nota worden
ingediend bij de curator, conform regulier proces.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat het betalen van een ontslagvergoeding op deze wijze kennelijk
makkelijk omzeild kan worden?
Antwoord 7
In het algemeen kan ik het volgende zeggen: het faillissementsrecht is met waarborgen
omgeven, en kan niet zomaar gebruikt worden om het gewone arbeidsrecht (waaronder
het betalen van transitievergoedingen) te omzeilen. De werkgever kan zichzelf niet
opeens failliet verklaren, de rechter spreekt het faillissement uit. Dat gebeurt alleen
als blijkt dat de schuldenaar daadwerkelijk niet meer in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen
te voldoen (artikel 1 Faillissementswet (Fw)). Vervolgens wordt een onafhankelijk
curator aangesteld die onder meer beslist over wat met de arbeidsovereenkomsten van
betrokken werknemers wordt gedaan, en of de situatie aanleiding geeft tot een direct
ontslag of dat er andere opties voorhanden zijn.
Vraag 8
Kunt u de rol en de onafhankelijke positie van de curator in deze toelichten?
Antwoord 8
De curator wordt na de faillietverklaring aangesteld om het beheer over het vermogen
van de schuldenaar (hierna: faillissementsboedel) over te nemen, de vermogensbestandsdelen
te gelde te maken en de opbrengst te verdelen over de schuldeisers. Het behoort ook
tot de wettelijke taken van de curator om de gang van zaken in de aanloop van het
faillissement te onderzoeken en hierover aan de rechter-commissaris te rapporteren
(artikel 68 Fw). Als de curator onregelmatigheden constateert, meldt hij dit aan de
rechter-commissaris. Als de faillissementsboedel is benadeeld, probeert de curator
dit terug te draaien. De curator heeft primair tot taak om een zo hoog mogelijke opbrengst
voor de schuldeisers te realiseren. Verder volgt uit vaste rechtspraak dat de curator
bij zijn taakuitoefening ook rekening moet houden met maatschappelijke belangen. Hieronder
valt ook het belang van werknemers bij continuering van de onderneming en behoud van
werkgelegenheid.2
Vraag 9
Was er werkelijk sprake van twintig procent omzetdaling bij het bedrijf Van Arkel?
Antwoord 9
Of er werkelijk sprake is van twintig procent omzetdaling is nu nog onbekend, aangezien
er nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden.
Vraag 10
Gaat u onderzoeken of in deze zaak conform de wet is gehandeld?
Antwoord 10
Nee, aangezien dit zoals gebruikelijk bij faillissementsaanvraag door een rechter
is getoetst.
Vraag 11
Heeft het Bureau Financieel Toezicht naar deze zaak gekeken of gaat zij dat nog doen?
Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het BFT houdt integraal toezicht op alle gerechtsdeurwaarderskantoren. Dit toezicht
biedt onder meer waarborgen ter bevordering van het maatschappelijk vertrouwen dat
aan gerechtsdeurwaarders toevertrouwde gelden ook bij een faillissement van een gerechtsdeurwaarder
veilig zijn.
Dit geldt onverkort voor de in het artikel genoemde zaak. Het BFT is een onafhankelijke
toezichthouder. Om die reden laat ik mij over individuele zaken niet uit.
Vraag 12
Bent u bereid de marktwerking bij deurwaarders terug te draaien nu blijkt dat deurwaarders
schulden opkopen, belangen verstrengelen met incassobureaus en op dubieuze wijze met
subsidiegelden en faillissementen omgaan?
Antwoord 12
Nee. Ten aanzien van de specifieke keuze voor marktwerking heeft de Minister voor
Rechtsbescherming nog dit voorjaar benadrukt dat de in het begin van dit millennium
gemaakte principiële keuze voor marktwerking een keuze is die nu niet ter discussie
staat, juist omdat marktwerking de algehele kwaliteit en doelmatigheid van de gerechtsdeurwaarderij
bevordert. Die keuze is nogmaals bevestigd in de recente beleidsreactie op het rapport
van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (hierna:
de commissie). Dit betekent niet dat er geen oog is voor een aantal negatieve effecten
van de marktwerking. Ook de commissie adresseert een aantal negatieve aspecten en
adviseert daarom correctie op de marktwerking om te voorkomen dat de onafhankelijkheid
van gerechtsdeurwaarders onder invloed van concurrentiedruk in het geding komt. Dat
belang is door het kabinet onderschreven en daartoe wordt een aantal maatregelen genomen,
zoals ook valt te lezen in genoemde beleidsreactie. Het betreft een eenmalige herijking
van de tarieven die zijn neergelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders
(Btag) conform het advies van de commissie. Ook wil de Minister voor Rechtsbescherming
– in navolging van de Verordening Grenzen tariefmodellen gerechtsdeurwaarders3 – prijsafspraken tussen de gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever verbieden die de
onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder in gevaar brengen. Hij hecht eraan
om te benadrukken dat een centraal element van de Gerechtsdeurwaarderswet (artikel
12a) juist ziet op de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder en ziet geen reden
voor aanvullende maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.