Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berge, Asscher en Kwint over het bericht ‘Cultuursector meldt met 62 procent relatief grootste omzetverlies bij UWV’
Vragen van de leden Van den Berge (GroenLinks), Asscher (PvdA) en Kwint (SP) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Cultuursector meldt met 62 procent relatief grootste omzetverlies bij UWV» (ingezonden 15 september 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 26 oktober 2020).
Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 264.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Cultuursector meldt met 62 procent relatief
grootste omzetverlies bij UWV»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat het relatief grootste omzetverlies bij het UWV toebehoort aan
de culturele sector? Had u dit percentage (62 procent) verwacht of is het nog forser
dan u gedacht had?
Antwoord 2
Dit bericht is een bevestiging van eerdere berichten van bij voorbeeld het CBS dat
de culturele sector tot de meest getroffen sectoren behoort.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het lang heeft geduurd voordat er steun kwam voor de culturele
en creatieve sector en dat veel makers nog steeds geen compensatie krijgen voor hun
gederfde inkomsten? Hoe kijkt u daarop terug? Hoe komt het dat het lang heeft geduurd
voordat er adequate financiële ondersteuning voor de culturele sector kwam?
Antwoord 3
Op 17 maart jl.2 (kondigde het kabinet het noodpakket banen en economie aan. De werktijdverkorting-regeling
en WW-premiedifferentiatie voor werkgevers werden aangepast, er kwam liquiditeitssteun
en er werd een tijdelijke voorziening aangekondigd voor zelfstandige ondernemers en
zzp’ers. Al deze maatregelen waren ook van toepassing op de culturele sector.
In mijn brief van 27 maart jl.3 heb ik de Kamer verder geïnformeerd over de maatregelen die specifiek gericht zijn
op de culturele en creatieve sector. In die brief stond ik stil bij de bovengenoemde
kabinetsbrede maatregelen, de maatregelen die ik op de korte termijn trof voor instellingen
die subsidie ontvangen vanuit de culturele basisinfrastructuur en voor instellingen
en makers die meerjarige of projectsubsidies ontvangen van de zes Rijkscultuurfondsen.
Ook kondigde ik aan met het veld in gesprek te zijn en te bezien of aanvullende maatregelen
nodig waren. Zoals u ziet is dus in een vroeg stadium van de crisis ingegrepen.
In mijn brief van 15 april jl.4 kondigde ik bovendien € 300 miljoen aanvullende ondersteuningsgelden aan voor de
culturele en creatieve sector. Deze waren bedoeld om het unieke Nederlandse artistieke
product te behouden en de werkgelegenheid in de sector te waarborgen, en gericht op
instellingen/organisaties die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen
weer op gang kunnen brengen. In mijn brief van 27 mei jl.5 lichtte ik de uitwerking van deze € 300 miljoen toe.
Op 20 mei jl.6 kondigde het kabinet voorts het noodpakket 2.0 aan. Daarmee werd het eerste noodpakket
banen en economie met drie maanden verlengd zodat banen en inkomens langer beschermd
konden worden. Deze verlening was wederom ook van toepassing op de culturele sector.
Op 28 mei jl.7 kondigde het Ministerie van Binnenlandse Zaken bovendien aan een bevoorschotting
op de compensatie aan medeoverheden te verstrekken van € 60 miljoen voor de periode
van medio maart 2020 tot en met 1 juni 2020. Dit met het oogmerk op borging van de
lokale en regionale culturele infrastructuur.
Op 28 augustus 2020 presenteerde het kabinet vervolgens het steun- en herstelpakket
voor economie en arbeidsmarkt8. Dit vervolg op de eerste twee noodpakketten bestond uit het continueren van eerdere
steun (de NOW, Tozo en TVL werden met negen maanden verlengd), het stimuleren en investeren
in waar dat kan (publieke investeringen worden versneld en private investeringen worden
aangejaagd) en het ondersteunen waar aanpassing nodig was (met € 1 miljard extra middelen).
Bij deze maatregelen werd de culturele sector wederom meegenomen.
In mijn brief van 31 augustus jl.9 kondigde ik bovendien aan dat het kabinet, bovenop de algemene steunmaatregelen,
€ 482 miljoen extra uittrekt voor de culturele sector, in aanvulling op het beroep
dat de culturele en creatieve sector kan doen op de nieuwe generieke maatregelen.
Samen met het eerste steunpakket van € 300 miljoen komt het totaal aan steun specifiek
voor de culturele en creatieve sector daarmee op bijna € 800 miljoen. Het tweede steunpakket
ben ik momenteel aan het uitwerken.
Er is sinds het begin van de coronacrisis steeds bekeken hoe de sector het beste ondersteund
zou kunnen worden en er is steun gekomen. Bovendien is tussendoor steeds weer bekeken
of deze steun nog voldoende was, en indien dit niet het geval was is daar meer steun
bijgekomen. Dit alles geschiedde en zal blijven geschieden in overleg met de sector.
Zo gaat er in totaal vanuit de generieke maatregelen en de specifieke steunpakketten
circa € 1,3 miljard naar ondersteuning van de culturele en creatieve sector
Vraag 4
Verwacht u dat het tweede extra steunpakket voor de culturele sector genoeg gaat zijn
om het omzetverlies in de sector op te vangen? Zo ja, op welke cijfers en feiten baseert
u deze verwachting?
Antwoord 4
Het tweede extra steunpakket voor de culturele en creatieve sector is bedoeld voor
de periode van januari 2021 tot en met juni 2021. Het ziet ernaar uit dat het coronavirus
voorlopig niet bedwongen is. Dit betekent dat de culturele en creatieve sector zich
voor langere tijd zal moeten aanpassen aan de beperkingen die dit met zich meebrengt.
Dat vraagt innovatie en een nieuwe manier van publieksbereik. Het vraagt ook zoeken
naar een nieuw evenwicht tussen kosten en inkomsten. Geen volle, kolkende zalen en
blockbusters, maar kleinschaliger, intieme cultuurbeleving dicht bij huis. Meer digitaal,
al dan niet in combinatie met een live-beleving. Het steunpakket is bedoeld om deze
transitie te ondersteunen en instellingen in staat te stellen te investeren in nieuwe
producties. Zo brengen we ook de werkgelegenheid in de sector weer op gang. Zoals
ik ook op eerdere mondelinge vragen heb beantwoord grijpt deze coronacrisis zo diep
in, dat in geen enkele getroffen sector het verlies volledig gecompenseerd kan worden.
Vraag 5
Organisaties in de culturele sector zijn bang dat ondanks de extra steun veel talent
en potentieel de sector zal verlaten en pleiten voor een steun- en herstelfonds om
dit tegen te gaan, ziet u dit risico van een «talent drain» ook? Hoe ziet u een herstart
van de sector voor zich zonder podiumbouwers, lichtmensen etc. die de sector tegen
die tijd hebben verlaten? Hoe staat u tegenover een steun- en herstelfonds?
Antwoord 5
Makers en creatieve professionals kunnen een aanvraag doen bij het programma Permanente
Professionele Ontwikkeling (PPO). PPO staat open voor zowel werknemers in loondienst
als zelfstandigen/zzp’ers voor aanvragen van een bijdrage voor het mede financieren
van hun professionele ontwikkeling. De regeling maakt het mogelijk dat een derde van
de kosten van een persoonlijk ontwikkelplan wordt gefinancierd. Ik heb hier € 19 miljoen
in geïnvesteerd.
Talent en potentieel kan zich ook in andere sectoren blijven ontwikkelen. De kennis
gaat in die zin niet verloren, maar verplaatst zich. Op het moment dat er sprake is
van een herstart is juist deze kennis weer hard nodig in de sector.
Zzp’ers en ondernemers uit bovenstaande bedrijfstakken kunnen gebruik maken van de
kabinetsbrede maatregelen voor banen, inkomens en economie en de tijdelijke voorziening
voor zelfstandige ondernemers, aangekondigd als onderdeel van het noodpakket banen
en economie op 17 maart jl.10 en de verlenging ervan (noodpakket 2.0, aangekondigd op 20 mei jl.11
Daarnaast kunnen makers en creatieve professionals terecht bij een van de zes rijkscultuurfondsen.
Deze fondsen krijgen uit zowel het eerste als het tweede steunpakket voor cultuur
middelen om de opdrachtenstroom in stand te houden. Ook ondersteun ik private initiatieven
zoals het Kickstartfonds dat culturele producties ondersteunt. Podiumbouwers, lichtmensen
en andere technici blijven zo aan het werk.
Vraag 6
Uit onderzoek naar aanleiding van het eerste steunpakket van 300 miljoen euro voor
de culturele sector, bleek dat de noodsteun nauwelijks doorsijpelde naar de grote
groep zzp’ers in de culturele sector, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit nieuwe steunpakket
wél bij hen terecht komt? Hoe gaat de regering dit monitoren?
Antwoord 6
Bij de uitwerking van het eerste steunpakket van € 300 miljoen heb ik gekozen voor
inzet van middelen gericht op het ondersteunen van vitale onderdelen van de culturele
infrastructuur, zo veel mogelijk in de volle breedte. Zo kan het verdienvermogen van
de sector, zodra dat weer mogelijk is, aangezwengeld worden. Dat kan alleen door gerichte
keuzes omdat anders de ondersteuning te veel zou verdunnen en het effect te gering
zou zijn. Voorstellingen, films, presentaties, uitvoeringen worden niet gemaakt door
rechtspersonen, maar door kunstenaars, toneelspelers, schrijvers, technici, conservatoren,
grimeurs, acteurs, componisten, kostuummakers, musici, decorbouwers, transporteurs
en alle andere mensen werkzaam in en voor de culturele en creatieve sector. Extra
ondersteuning aan de instellingen komt dus uiteindelijk terecht bij makers en uitvoerders
in de sector. Ik ontvang dan ook signalen van de sector die dit onderschrijven. Zo
blijkt uit een recent onderzoek van de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK)
dat maar liefst 78% van hun leden, die niet allemaal rijkssubsidie ontvangen, de steunmiddelen
gebruikt hebben om zzp’ers te compenseren in de periode 12 maart – 1 juni [2]. Een
deel van de financiële steun in de culturele sector komt dus wel degelijk terecht
bij zzp’ers en werknemers met tijdelijke dienstverbanden. In de jaarlijkse monitorgesprekken
die ik voer met de instellingen, zal ik hen ook bevragen op welke manier zij de verantwoordelijkheid
hebben genomen om opdrachten aan makers te verschaffen.
Daarnaast is in het eerste steunpakket € 26,8 miljoen ingezet voor regelingen bij
de zes cultuurfondsen voor projecten, werk en opdrachten voor makers en € 5 miljoen
voor het Steunfonds Rechtensector.
Bij de uitwerking van het tweede steunpakket zal ik bij de verlening van de maatregelen
uit het eerste steunpakket (€ 200 miljoen) goed kijken naar de verhouding tussen de
middelen die direct naar makers gaan en die naar instellingen gaan.
Vraag 7
Hoe verhouden de massaontslagen die de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden bij
podia in de culturele sector zich, tot de in april aangenomen motie waarin de regering
wordt verzocht alles op alles te zetten om de culturele sector te redden?12
Antwoord 7
Ik betreur het dat instellingen en ondernemingen in de culturele en creatieve sector
door deze crisis moeten besluiten tot het ontslaan van personeel. In een crisis van
deze omvang is dat onvermijdelijk; vanaf het begin af aan heeft dit kabinet duidelijk
gemaakt dat niet overal alle verliezen kunnen worden opgevangen. Tegelijkertijd is
er voor de culturele en creatieve sector circa € 1,3 miljard aan maatregelen genomen
om de sector te ondersteunen.
Vraag 8
De coronacrisis laat zien hoe kwetsbaar de sector is, hoe wilt u de sector robuuster
maken, en wilt u daarin ook kijken naar de inrichting van de sector en het stelsel,
zoals bijvoorbeeld naar het subsidiesysteem en de vierjarige financieringssystematiek
in de Basisinfrastructuur (BIS) en cultuurfondsen?
Antwoord 8
Deze crisis laat in eerste instantie zien hoe wendbaar de sector is. Ik heb grote
waardering voor de inzet en innovatiekracht waarmee kunstenaars, artiesten, cultureel
ondernemers en culturele instellingen, van groot tot klein, er alles aan doen om cultuur
bij het publiek te brengen. Juist in deze tijd geeft dat ons troost en verbondenheid.
Tegelijkertijd laat deze crisis inderdaad ook zien dat de sector nog weerbaarder kan
worden. De Raad voor Cultuur komt in november 2020 met een advies hierover. Daarin
zal de Raad ook ingaan op de lessen die we kunnen leren uit deze crisis over de samenhang
tussen de gesubsidieerde en ongesubsidieerde sector, de verschillende verantwoordelijkheden
verdeeld over verschillende bestuurslagen en de vele financieringsinstrumenten. En
ook ik voer hier gesprekken over met makers en instellingen.
De besluitvorming voor de Basisinfrastructuur 2021–2024, inclusief de fondsen, is
net afgerond. Eventuele wijzigingen zullen pas kunnen worden doorgevoerd voor het
stelsel vanaf 2025.
Vraag 9
De evenementenbranche en het nachtleven zitten nog steeds grotendeels op slot, bent
u voornemens met extra compensatiemaatregelen voor deze deelsectoren te komen, zodat
we makers en andere ondernemers in de evenementenbranche en het nachtleven overeind
kunnen houden?
Antwoord 9
In de evenementenbranche wordt gesproken over nieuwe verzekerings- instrumenten, waarmee
activiteiten mogelijk hervat kunnen worden. Mocht blijken dat een rol voor de overheid
hierin aantoonbaar doelmatig en wenselijk is, dan beraadt het kabinet zich daarop.
Verder onderzoekt de evenementenbranche in afstemming met het kabinet hoe op een veilige
en verantwoorde manier activiteiten ontplooid kunnen worden die leiden tot winstgevende
businessmodellen vanuit het initiatief van Fieldlab Evenementen. Deze kunnen indien
het epidemiologisch beeld het toelaat getest worden aan de hand van pilots. Het nachtleven
wordt hierbij door de evenementenbranche betrokken.
Deze kunnen zo nodig getest worden aan de hand van pilots.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.