Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het bericht ‘Nieuwe auto fors duurder door aanpassing bpm’
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Nieuwe auto fors duurder door aanpassing bpm» (ingezonden 5 oktober 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 16 oktober 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe auto fors duurder door aanpassing bpm»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de voorgenomen wijziging van het belastbaar feit in het Belastingplan
2021 als doel heeft parallelimport gelijker en eerlijker te behandelen in vergelijking
met de binnenlandse markt?2
Antwoord 2
Ja. In het Belastingplan 2021 wordt voorgesteld om het belastbaar feit voor de belastingen
op personenauto’s en motorrijwielen (bpm) vast te stellen op de inschrijving van het
motorrijtuig in het kentekenregister. Het voorstel is de eerste stap om, naar aanleiding
van toezeggingen aan het lid Omtzigt, knelpunten bij de toenemende parallelimport
op te lossen.3 Het voorstel heeft als doel de fiscale bevoordeling van parallelimport ten opzichte
van de binnenlandse markt te beëindigen, biedt belangrijke handvatten voor meer toezicht
op parallelimport, vermindert het aantal bezwaarschriften en reduceert de complexiteit
in de bpm. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik kortheidshalve naar de memorie
van toelichting bij het Belastingplan 2021.4
Wat betreft de gelijke behandeling in vergelijking met de binnenlandse markt is in
het bijzonder van belang dat het importeren van gebruikte motorrijtuigen op dit moment
fiscaal gunstiger is dan het inkopen van gebruikte motorrijtuigen op de binnenlandse
markt. Bij inkoop op de binnenlandse markt betaalt de ondernemer (bijvoorbeeld de
dealer) aan de verkoper een prijs inclusief de nog op het motorrijtuig drukkende bpm.
De bpm is in de inkoopprijs verdisconteerd. De ondernemer die echter hetzelfde motorrijtuig
uit het buitenland importeert, is pas bpm verschuldigd als het motorrijtuig wordt
verkocht aan de klant (op naam wordt gesteld van de klant). De tijd dat het motorrijtuig
bij de importhandelaar in de bedrijfsvoorraad staat, wordt het motorrijtuig ouder
en er ontstaat dan recht op extra leeftijdskorting voor de bpm. Bij tenaamstelling
na import is daardoor minder bpm verschuldigd dan de bpm die op hetzelfde motorrijtuig
in de inkoopprijs is vervat op de binnenlandse markt. Deze ongelijkheid wordt zo veel
mogelijk rechtgetrokken doordat het belastbaar feit de inschrijving in het kentekenregister
wordt en de grondslag bij gebruikte motorrijtuigen wordt bepaald op het moment van
het onderzoek naar de inschrijving door de RDW.
Vraag 3, 4, 5
Kunt u bevestigen dat het doel van deze maatregel niet is om belasting toegevoegde
waarde (btw) over belasting personenauto’s en motorrijwielen (bpm) te heffen? Kunt
u een uitgebreide toelichting geven?
Klopt het dat de btw-behandeling over bpm met dit wetsvoorstel niet wijzigt?
Klopt het dat ook bij de verkoop van gebruikte auto’s waarvoor reeds eerder bpm is
afgedragen er geen btw over bpm verschuldigd zal worden?
Antwoord 3, 4, 5
De aanpassing van het belastbaar feit in de bpm heeft geen gevolgen voor de behandeling
van de btw. Voor nieuwe motorrijtuigen die worden ingeschreven in het kentekenregister
is en blijft de regel gelden dat geen btw wordt geheven over de bpm wanneer de inschrijving
(en dus de afdracht van bpm) plaatsvindt op naam en voor rekening van de koper. Net
als op dit moment moet uit de boekhouding van de importeur/dealer blijken dat hij
optreedt in naam en voor rekening van de koper. Het voorstel heeft verder ook geen
impact op de behandeling van btw bij gebruikte motorrijtuigen die worden ingeschreven
in het kentekenregister omdat bij de verkoop van gebruikte auto’s waarvoor (reeds
eerder) bpm is afgedragen de regel is en blijft dat de bpm geen onderdeel is van de
maatstaf van heffing waarover btw wordt betaald.5
Ik licht nog graag toe wat het voorstel betekent voor het bepalen en betalen van de
bpm bij nieuwe motorrijtuigen.
Wat betreft het bepalen van de bpm is bij nieuwe personenauto’s hoofdzakelijk van
belang wat de omvang van de CO2-uitstoot is. De CO2-uitstoot wordt in de praktijk
op dit moment bepaald bij de inschrijving van de personenauto in het kentekenregister.
Over de extra CO2-uitstoot als gevolg van accessoires die tussen inschrijving en tenaamstelling
worden aangebracht, wordt dus op dit moment geen bpm betaald. Het voorstel sluit hierop
aan.
Wat betreft het betalen van de bpm is en blijft het uitgangspunt dat de bpm moet worden
betaald en de aangifte moet worden gedaan vóórafgaand aan de inschrijving in het kentekenregister.6 In de bpm bestaat – naast dit uitgangspunt – een voorziening voor ondernemers die
regelmatig om inschrijving verzoeken van motorrijtuigen. Deze ondernemers mogen, op
basis van een vergunning, de bpm per tijdvak voldoen na afloop van het tijdvak van
de tenaamstelling. Een dergelijke vergunning kent echter diverse voorwaarden, zoals
het stellen van financiële zekerheid tot 100% van het gemiddelde aangiftetijdvak,
met een maximum van € 9 miljoen. Het wetsvoorstel behoudt deze voorziening, met dien
verstande dat het betalingsmoment wordt gekoppeld aan het tijdvak van de inschrijving.
Dat acht ik wenselijk voor de uitvoerbaarheid van en een complexiteitsreductie in
de bpm. Het is niet zo dat een wijziging van betaal- en aangiftetermijn voor vergunninghouders
ertoe leidt dat btw over bpm moet worden voldaan.
Vraag 6
Bent u bereid om met brancheorganisaties BOVAG en RAI in gesprek te gaan om de maatregel
toe te lichten en eventuele onduidelijkheid bij autokopers en verkopers weg te nemen?
Antwoord 6
Ja. Door de voorgestelde wettekst is in de sector en dan met name bij de BOVAG onbedoeld
onrust ontstaan ten aanzien van de btw en bpm. Ondanks dat de voorgestelde wettekst
geen effect heeft op de behandeling van btw over bpm, ben ik met de branche in gesprek
om te bezien of er nog verduidelijkingen in het wetsvoorstel kunnen worden gemaakt
zodat alle eventuele onduidelijkheid op dit punt wordt weggenomen.
Vraag 7
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk voor het eerste Wetgevingsoverleg Belastingplan
2021 op maandag 26 oktober 2020 beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.