Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Wijngaarden en Rudmer Heerema over het artikel ‘Jonge meiden over feestjes bij hockeytrainers: ‘Megaveel drank en dan bed in lokken’
Vragen van de leden Van Wijngaarden en Rudmer Heerema (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Medische Zorg over het artikel «Jonge meiden over feestjes bij hockeytrainers: «Megaveel drank en dan bed in lokken» (ingezonden 25 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Medische Zorg (ontvangen 14 oktober 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Jonge meiden over feestjes bij hockeytrainers: «Megaveel
drank en dan bed in lokken»«?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat we er alles aan moeten doen om dergelijke vormen van misbruik
in de sportwereld tegen te gaan?
Antwoord 2
Ja, daarom ondersteunt het kabinet de sportsector financieel om alles in het werk
te stellen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en aan te pakken. Een voorbeeld
hiervan is de ondersteuning voor het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN). Daarnaast
is binnen het huidige beleid blijvend aandacht voor een positieve sportcultuur, onder
andere met de code Goed Sportbestuur en het stimuleren van positieve gedrags- en spelregels.
NOC*NSF heeft onlangs een campagne gestart om de meldingsbereidheid bij grensoverschrijdend
gedrag te vergroten. De Koninklijke Nederlandse Hockeybond (KNHB) zet zich in voor
een positieve sportcultuur met daarin onder andere aandacht voor fairplay en spelregelaanpassingen.
De KNHB heeft net als andere sportbonden een reglement ongewenst gedrag en een eigen
tuchtrechtsysteem. Daarnaast zijn ze onderdeel van een groep sportbonden die werkt
aan een pedagogisch sportklimaat.
Vraag 3
Heeft u opvolging gegeven aan het stappenplan tegen seksueel wangedrag dat NOC NSF
vorig jaar presenteerde? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja, sportverenigingen kunnen het stappenplan gratis gebruiken.2 De sportverenigingen die door de expert poule begeleid worden voor het aanvragen
van de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) maken hier in ieder geval gebruik van. Het
CVSN brengt het gebruik van het stappenplan in voorlichting en presentaties onder
de aandacht. De webpagina met het stappenplan is in juli 2020 15.000 keer bezocht.
Vraag 4
Heeft de oprichting van de werkgroep om seksueel grensoverschrijdend gedrag in de
sport tegen te gaan geleid tot nieuwe inzichten of oplossingen?
Antwoord 4
De werkgroep om seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport tegen te gaan, bestaande
uit deelnemers van 8 sportbonden, is de afgelopen jaren betrokken geweest bij de uitvoering
van de aanbevelingen van de commissie De Vries. De werkgroep helpt daarbij om nieuwe
ondersteuningsinstrumenten in te richten. Voorbeelden hiervan zijn het opzetten en
inrichten van het casemanagement systeem voor het volgen van meldingen en het herijken
van de rol van vertrouwenscontactpersoon in de vereniging zodat deze nu een actieve
rol heeft in de preventie én als aanspreekpunt bij incidenten.
Vraag 5
In hoeverre vormt het wonen in een kleine gemeenschap als Noordwijk naar het u bekend
is een reden is om geen aangifte te durven doen?
Antwoord 5
Uit onderzoek is bekend dat er verschillende barrières zijn die ervoor zorgen dat
slachtoffers geen professionele hulp zoeken of aangifte doen na een nare seksuele
ervaring. Zo weten we dat onder andere herkenning van slachtofferschap, erkenning
daarvan en onzekerheid over de eigen rol in wat er is gebeurd het zoeken van hulp
in de weg zit. Maar er zijn veel meer drempels, zoals: schuldgevoel, schaamte, angst
voor reacties van de omgeving, angst voor consequenties of een gebrek aan vertrouwen
in de hulpverlening. Ook weten we dat daders van seksueel geweld in ca. 60% van de
gevallen een bekende zijn van het slachtoffer. Dat maakt melding maken van hetgeen
is gebeurd nog lastiger dan het al is. Als een slachtoffer in een kleine(re) gemeenschap
woont dan kan dit als (extra) drempel worden ervaren om hulp te zoeken of aangifte
te doen. Het ministerie van Justitie en Veiligheid is in november 2019 de meerjarige
campagne «Wat kan mij helpen?» gestart om mensen te motiveren zo snel mogelijk professionele
hulp te zoeken na een nare seksuele ervaring met een bekende. Door middel van ervaringsverhalen
delen slachtoffers wat hulp hen heeft opgeleverd om andere slachtoffers te stimuleren
ook hulp te zoeken of zelfs aangifte te doen.
Vraag 6
Welke mogelijkheden zijn er in de sport om trainers van het hockeyveld te weren?
Antwoord 6
Sportverenigingen kunnen vrijwilligers, trainers en coaches die in dienstverband werken
een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) laten aanvragen om hen te screenen op voor
de functie relevante justitiële antecedenten. Voor vrijwilligers is het aanvragen
van de VOG gratis. Voorwaarde om mee te doen aan de gratis VOG-regeling is dat clubs
een breder preventie- en integriteitsbeleid voeren waarvan de VOG onderdeel uitmaakt.
Naast de VOG kent de sportsector een registratielijst waar mensen op staan die tuchtrechtelijk
zijn gesanctioneerd wegens seksuele intimidatie op de sportclub. Het gaat hier om
grove misstappen en om misstanden die niet altijd strafrechtelijk kunnen worden opgepakt,
maar wel onwenselijk zijn. Sportverenigingen kunnen bij NOC*NSF of de sportbond nagaan
of vrijwilligers of trainers op de lijst staan. Hiermee kan worden voorkomen dat een
trainer die tuchtrechtelijk is gesanctioneerd overstapt van de ene club naar de andere
club en van de ene sport naar de andere sport om daar opnieuw slachtoffers te maken.
Daarnaast is er een meldplicht waarbij bestuurders of begeleiders in de sport verplicht
zijn om te melden bij (vermoedens van) seksuele intimidatie of misbruik. Als bij een
dergelijke melding blijkt dat er sprake is van een onveilige situatie dan kan de sportbond
de betreffende trainer of vrijwilliger een ordemaatregel opleggen. Na een tuchtrechtelijke
behandeling kan bovendien een tuchtstraf opgelegd worden, bijvoorbeeld ontzegging
van de uitoefening van bepaalde functies, schorsing of royement. Zo kan herhaling
van grensoverschrijdend gedrag door dezelfde trainers worden voorkomen. Indien er
vermoedens zijn van een strafbaar feit wordt altijd contact opgenomen met de politie
en worden betrokkenen gestimuleerd om aangifte of melding te doen bij politie.
Vraag 7
Wat doet het kabinet om er samen met de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB)
voor te zorgen dat deze trainers nooit meer als trainer actief kunnen zijn in de sportwereld?
Antwoord 7
Het kabinet ondersteunt de sport om alles in het werk te stellen om grensoverschrijdend
gedrag aan te pakken en om ontuchtplegers te weren. Via het Sportakkoord positieve
sportcultuur stimuleert de Minister voor Medische Zorg en Sport de hockeybond om te
werken aan een positieve sportcultuur waarin geen plek is voor dit soort misstanden.
De hockeybond en de betreffende hockeyvereniging zelf zijn aan zet om te bepalen welke
trainers werkzaam zijn. Het kabinet faciliteert en stimuleert het gebruik van screeningsmogelijkheden
zoals de gratis VOG-regeling voor vrijwilligers en de registratielijst ontuchtplegers
waarmee verenigingen trainers kunnen screenen. Daarnaast is de sportsector onlangs
gestart met een communicatiecampagne om de meldingsbereidheid bij grensoverschrijdend
gedrag verder te verhogen. Het belang van melden is namelijk cruciaal, alleen als
er gemeld wordt kunnen dit soort misstanden worden aangepakt.
Vraag 8
Ziet u mogelijkheid tot uitbreiding van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme
en ernstige overlast, de «voetbalwet», om zo gegevensuitwisseling mogelijk te maken
binnen alle vormen van sport?
Antwoord 8
Nee. De Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast kent bevoegdheden
toe aan burgemeesters, officieren van justitie en strafrechters die zij kunnen inzetten
ter voorkoming van verstoringen van de openbare orde, onder andere bij voetbal gerelateerde
overlast en overlast tijdens evenementen. De wet vormt geen basis voor het delen van
gegevens, dus ook niet met en tussen sportverenigingen.
Vraag 9
Bent u bereid te onderzoeken of een speciaal daartoe bevoegde officier van justitie
de bevoegdheid kan krijgen om te zoeken naar verdachte patronen en dwarsverbanden
tussen verschillende registratiesystemen, zodat pedoseksuelen niet van de ene vereniging
naar de andere kunnen «hoppen»?
Antwoord 9
De huidige systemen om mensen te screenen bieden genoeg handvaten om ontuchtplegers
te weren van sportverenigingen en het «hoppen te voorkomen». Zie ook antwoord 6.
In het benoemen van een speciaal daartoe bevoegde officier van justitie zie ik thans
onvoldoende toegevoegde waarde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.