Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geurts over NEMA (National Emission Model for Agriculture) en AERIUS Calculator
Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over NEMA (National Emission Model for Agriculture) en AERIUS Calculator (ingezonden 16 juli 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 oktober
            2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3662.
         
Vraag 1
            
Wat doet u concreet en op korte termijn om de spanning die er is tussen ecologie en
               economie (strijd om de ruimte) in ons dichtbevolkte land te verminderen?
            
Antwoord 1
            
In mijn brieven d.d. 24 april 2020 (Kamerstuk 35 334, nr. 82) over de structurele aanpak en de reactie op het eindadvies van het Adviescollege
               Stikstofproblematiek d.d. 17 juni 2020 (Kamerstuk 35 334, nr. 89) ga ik uitgebreid in op de concrete stappen die het kabinet zet in de aanpak van
               de stikstofproblematiek. Het kabinet is ervan overtuigd dat met zijn inzet en resultaatsverplichting
               een goede balans is gevonden in de weging van de maatschappelijke, economische en
               natuurbelangen. De structurele aanpak van het kabinet bestaat uit een omvangrijk pakket
               aan maatregelen gericht op vermindering van uitstoot en neerslag van stikstof en verbetering
               van de natuur in Natura 2000-gebieden. Daarmee wordt het beter mogelijk om (toekomstige)
               maatschappelijke en economische activiteiten mogelijk te maken.
            
Vraag 2
            
Wat zijn de gevolgen op korte en langere termijn van het feit dat het rekeninstrument
               AERIUS Calculator voor vergunningverlening leidt tot schijnzekerheid, onvoldoende
               robuust en daarmee niet doelgeschikt is, er ongelijke behandeling plaatsvindt tussen
               verschillende sectoren en er voor wegen een afkapgrens van 5 kilometer wordt gehanteerd
               en voor bijvoorbeeld landbouw niet?
            
Antwoord 2
            
AERIUS Calculator is het best beschikbare instrument voor het doorrekenen van projecten
               op hun effecten op stikstofdepositie. Dit wordt algemeen onderkend in de jurisprudentie.
               Ik vind het van belang dat bevoegde gezagen bij hun vergunningverlening uitgaan van
               de best beschikbare methode en dat is AERIUS Calculator. Het huidige systeem, inclusief
               het gebruik van AERIUS Calculator, blijft dan ook de basis voor vergunningverlening.
            
Vraag 3
            
Gaat u op korte termijn het AERIUS-rekensysteem (Calculator) aanpassen en een andere
               manier van berekenen hanteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dit concreet
               voor de vergunningverlening?
            
Antwoord 3
            
AERIUS Calculator wordt continu doorontwikkeld op basis van nieuwe wetenschappelijke
               inzichten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de adviezen van het Adviescollege
               Meten en Berekenen. Hiervoor heb ik overigens al de nodige actie in gang gezet. Het
               kabinet onderzoekt in samenwerking met het Rijksinstituut Voor Milieu (RIVM) of aan
               de hand van eenduidige criteria een wetenschappelijk onderbouwde afstandsgrens dan
               wel depositiewaarde voor verschillende emissiebronnen vast te stellen is en welke
               implicaties dit met zich meebrengt. De resultaten daarvan zullen daarnaast juridisch
               en ecologisch getoetst worden.
            
Verder zal ik ook onderzoeken naar het aggregeren van rekenresultaten, onder meer
               naar habitattype zoals het adviescollege heeft geadviseerd, laten uitvoeren.
            
Vraag 4
            
Vindt u het verdedigbaar dat in AERIUS bij vergunningverlening voor de aanleg van
               een weg een ander rekensysteem, namelijk Standaardrekenmethode 2 (SRM-2), wordt gehanteerd
               dan voor de aanleg van een stal, waarvoor het Operationele Prioritaire Stoffen model
               (OPS) wordt gehanteerd? Bent u voornemens voor verkeer en landbouw hetzelfde model
               te gaan gebruiken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer? Wat zijn de voor- en nadelen
               van SRM-2 en OPS bij het huidige gebruik?
            
Antwoord 4
            
Standaard rekenmethode 2 (SRM2) is specifiek ontwikkeld voor wegverkeer en houdt in
               tegenstelling tot OPS ook rekening met geluidschermen en de hoogteligging van wegen.
               Dat maakt SRM2 beter geschikt voor projectspecifieke berekeningen van wegverkeer dan
               OPS. SRM2 is gevalideerd in windtunnel- en veldexperimenten. Wegverkeer op dezelfde
               manier doorrekenen als andere emissiebronnen zorgt voor minder nauwkeurige resultaten
               en meer onzekerheden. SRM2 wordt overigens gebruikt voor álle projecten met een verkeersaantrekkende
               werking, ook binnen de woningbouw, industrie en landbouw.
            
Zoals gezegd onderzoekt het kabinet samen met het RIVM of aan de hand van eenduidige
               criteria een wetenschappelijk onderbouwde afstandsgrens dan wel depositiewaarde voor
               verschillende emissiebronnen vast te stellen is. Ik verwacht uw Kamer voor de zomer
               van volgend jaar te kunnen informeren over de resultaten van het onderzoek.
            
Vraag 5
            
Kunt u inhoudelijk ingaan op hetgeen gesteld wordt in het artikel «Verbreden snelwegen
               kan ondanks stikstofcrisis doorgaan dankzij «rekentruc» kabinet»?1
Antwoord 5
            
Het artikel van EenVandaag heeft betrekking op de toepassing van verschillende rekenmethoden
               voor verschillende emissiebronnen. Hier verwijs ik ook naar het antwoord op vraag
               4. In het kader van toestemmingbesluiten, zoals natuurvergunningen voor woningbouw
               en tracébesluiten, wordt gerekend met AERIUS Calculator. Gebruik van dit rekeninstrument
               is voorgeschreven in de Regeling natuurbescherming. Voor wegverkeer rekent AERIUS
               Calculator met een implementatie van Standaardrekenmethode 2 (SRM2). De implementatie
               van SRM2 in AERIUS hanteert een maximale rekenafstand van 5 kilometer tot de weg,
               omdat berekende bijdragen van wegverkeer op enkele kilometers van de weg niet meer
               betekenisvol zijn te herleiden tot een individueel project.
            
Bij de berekening van de landelijke effecten van de snelheidsverlaging en de bijdrage
               van wegverkeer aan de totale landelijke deposities wordt wel landsdekkend (dus ook
               verder dan 5 km) gerekend. Dat is mogelijk, omdat de bijdragen dan niet herleidbaar
               hoeven te zijn tot een specifiek project/traject.
            
Dat betekent niet dat er voorbij 5 kilometer geen sprake kan zijn van stikstofdepositie
               als gevolg van de verkeersaantrekkende werking (van een wegproject, woningbouwplan
               of enig ander project). Stikstofemissies kunnen zich tot honderden kilometers en verder
               verspreiden voordat ze op het oppervlak neerslaan. Een relatief groot deel van de
               emissies verspreidt zich tot ver van de bron. Echter, de logaritmische toename van
               het oppervlak waarover de emissies zich verspreiden zorgt ervoor dat de depositiebijdrage
               per hectare buiten 5 kilometer een fractie is van wat binnen 5 kilometer per hectare neerslaat2.
            
Ik wil hiermee benadrukken dat bijdragen op meer dan 5 kilometer afstand niet buiten
               beeld zijn. In de jaarlijkse monitoring van de totale stikstofdepositie worden alle
               emissiebronnen, dus ook wegverkeer (inclusief autonome ontwikkelingen en extra verkeer
               als gevolg van projecten als woningbouw, landbouw en industrie), landsdekkend doorgerekend
               met OPS. Dat is mogelijk, omdat de bijdragen bij landsdekkende doorrekeningen niet
               herleidbaar hoeven te zijn tot een specifiek project of wegtraject. Tegenover deze
               diffuse deken van bijdragen van wegverkeer staan generieke bronmaatregelen die in
               de achterliggende decennia hebben gezorgd voor een sterke afname van de stikstofemissies
               door wegverkeer. En ook tussen 2018 en 2030 voorziet PBL een daling van de totale
               NOx emissies door wegverkeer met ruim 50%.
            
Vraag 6
            
Wat betekent het voor de invoering van de voermaatregel in de melkveehouderij als
               de depositie niet op een hexagoon maar op een cluster van hexagonen, ingedeeld naar
               habitattype, berekend wordt? Kunt u dit met voorbeelden verduidelijken?
            
Antwoord 6
            
Het kabinet heeft afgezien van de invoering van de tijdelijke voermaatregel in de
               melkveehouderij. Er is nog niet voorzien hoe de structurele voermaatregel vormgegeven
               wordt en of deze daadwerkelijk op hexagoonniveau doorgerekend zal moeten worden.
            
Vraag 7
            
Kunt u aangegeven hoe en wanneer er gewerkt gaat worden met een modelensemble en deze
               met metingen beter wordt gevalideerd? Gaat u hierbij satellietmetingen betrekken?
            
Antwoord 7
            
Voor het terugdringen van wetenschappelijke onzekerheden in het systeem van meten
               en berekenen van stikstof onderken ik de waarde van zowel het gebruik van een modelensemble
               als satellietmetingen. Op dit moment wordt een samenhangend kennisprogramma stikstof
               opgezet, waarin wetenschappelijke vragen rond monitoring, onderbouwing van huidig
               en toekomstig beleid, ontwerp en gebruik van meetnetten en verbeteringen van modellen
               in samenhang zullen worden onderzocht. Het gebruik van een modelensemble en satellietmetingen
               maken hier onderdeel van uit. Het RIVM werkt overigens al samen met het Koninklijk
               Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse organisatie voor toegepast
               onderzoek (TNO) om de waarnemingen van satellieten te benutten. Dit krijgt in het
               kennisprogramma een vervolg.
            
Vraag 8
            
Wanneer wordt het landelijke meetnet uitgebreid met meer stations in landbouwgebieden?
               Wordt er dan ook gedetailleerder gemeten? Wanneer kunnen we de eerste resultaten verwachten?
            
Antwoord 8
            
Dit jaar worden twee extra meetpunten voor droge depositie gerealiseerd. Ik zal het
               RIVM (en andere kennisinstellingen) binnenkort opdracht geven het meetnet verder uit
               te breiden, ook met meer stations in landbouwgebieden. Deze meetpunten worden naar
               verwachting, afhankelijk van de aanlevering van apparatuur, in 2021 operationeel.
               De verder uitbreidingen worden onderdeel van het bestaande meetnet en zullen de onzekerheden
               van de modelberekeningen verder verkleinen.
            
Vraag 9
            
Heeft u emissiemetingen beschikbaar of gaat u emissiemetingen verrichten aan nieuwe
               toedieningstechnieken, zoals het met water verdunnen van mest en nieuwe mestproducten
               uit mestvergisting en/of mineralenconcentraten?
            
Antwoord 9
            
Wat betreft bemestingstechnieken loopt dit jaar in opdracht van het Ministerie van
               LNV een onderzoek naar de ammoniakemissie van de zodenbemester, wanneer de drijfmest
               die hiermee wordt uitgereden wordt verdund met water. Ook zal de komende jaren een
               innovatieprogramma gaan lopen voor nieuwe, emissiearme, bemestingstechnieken, waarbij
               uiteraard ook de emissie zal worden onderzocht.
            
Vraag 10
            
Gaat u het aantal reguliere voertuigen waarvan de emissie in de praktijk gemeten wordt
               sterk verhogen? Zo ja, per wanneer gaat dit van start? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 10
            
Het aantal emissiemetingen aan voertuigen blijft op het niveau van de afgelopen jaren.
               Dit aantal is voldoende om een representatief beeld te krijgen van het emissieniveau
               van voertuigen, waaronder de praktijkuitstoot van stikstofoxide door dieselauto’s.
               De door TNO uitgevoerde metingen vormden de afgelopen jaren de basis om inzicht te
               krijgen in de ontwikkeling van de praktijkemissies van voertuigen en voor het opstellen
               van emissiefactoren voor modellen die luchtkwaliteit en stikstofdepositie kunnen vaststellen.
               Het meten van voertuigemissies in de praktijk is ook van belang voor het opsporen
               en voorkomen van emissiefraude.
            
Vraag 11
            
Hoeveel vergunning zijn er daadwerkelijk afgegeven na de uitspraak van de Raad van
               State waarin het Programma Aanpak Stikstof (PAS) als basis voor vergunningverlening
               is vernietigd (graag uitgesplitst in woning- en utiliteitsbouw en grond-, weg- en
               waterbouw (GWW) verleende vergunningen)?
            
Antwoord 11
            
Er is geen actueel overzicht van definitief verleende vergunningen sinds de uitspraak
               van de Raad van State waarin het PAS als basis voor vergunningverlening is vernietigd.
               Op dit moment worden alleen de aanvragen die gebruik willen maken van ruimte uit het
               Stikstofregistratiesysteem (SSRS) op een eenduidige wijze landelijk geregistreerd.
               Voor andere aanvragen (bijvoorbeeld aanvragen waarbij gebruik gemaakt wordt van in-
               of extern salderen) hebben bevoegde gezagen elk hun eigen zaaksysteem.
            
Vraag 12
            
Hoeveel vergunningen zijn er daadwerkelijk afgegeven als direct gevolg van de snelheid
               verlagende maatregelen voor auto’s?3
Antwoord 12
            
Tot op heden zijn nog geen vergunningen afgegeven direct als gevolg van de snelheidverlagende
               maatregelen. Wel worden in de komende weken ontwerpbesluiten genomen voor woningbouw
               op grond van deze maatregelen. De besluiten zullen vanaf dat moment, indien er geen
               zienswijzen worden ingediend, leiden tot de eerste vergunningen.
            
Vraag 13
            
Hoe gaat u, gelet op uw voornemen te komen met een drempelwaarde voor de tijdelijke
               deposities in de bouw, op korte termijn een oplossing bieden voor de gebruikersfase
               van bouwprojecten?
            
Antwoord 13
            
Indien bouwprojecten leiden tot stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de gebruiksfase,
               kan een vergunning worden verleend indien aantasting van de natuurlijke kenmerken
               van Natura 2000-gebieden kan worden uitgesloten. Dit kan onder meer op basis van een
               ecologische beoordeling. Het SSRS biedt depositieruimte voor vergunningverlening aan
               woningbouwprojecten en 7 MIRT-projecten, zowel voor de tijdelijke deposities van de
               bouwfase alsook voor de gebruiksfase. Tot slot kunnen bouwprojecten met een dwingende
               reden van groot openbaar belang en zonder alternatieven met minder schadelijke gevolgen
               voor Natura 2000, doorgang vinden met behulp van een ADC-toets waarbij compenserende
               maatregelen getroffen dienen te worden.
            
Vraag 14
            
Hoeveel woningen denkt u te kunnen faciliteren met de voorgenomen drempelwaarde? Wat
               zijn de alternatieven op korte termijn voor vergunningverlening met betrekking tot
               de woning- en utiliteitsbouw- en infravergunningen als de voorgenomen drempelwaarde
               onverhoopt niet lukt?
            
Antwoord 14
            
In het huidige wetsvoorstel is voor activiteiten met tijdelijke emissies in de bouwsector
               een partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht opgenomen die het mogelijk
               maakt om de emissies uit de bouw-, sloop- en aanlegfase buiten beschouwing te laten.
               Het kabinet volgt hiermee de aanbeveling van het Adviescollege Stikstofproblematiek.
               Als gevolg van de verwachte depositie die de gebruiksfase van het project veroorzaakt
               of als gevolg van andere significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied (zoals
               ernstige verstoring van diersoorten of geluidshinder) kan nog wel een vergunning op
               basis van de wet natuurbescherming nodig zijn. Dit stimuleert het bouwen van uitstootvrije
               bouwwerken, zoals schone energieprojecten of emissieloze en energie neutrale woonwijken.
               Het precieze aantal woningen en overige bouwwerken dat op grond van het wetsvoorstel
               voor wat betreft de stikstofuitstoot geen vergunning meer nodig heeft is daarom afhankelijk
               van de uitstoot in de gebruiksfase.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.