Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijkerken-de Haan over de regeling terugbetaling van de eigen bijdrage kinderopvang in relatie tot Covid-19, na signalen dat de aangekondigde herzieningsmogelijkheid bij substantiële afwijking van het daadwerkelijke gebruik ten opzichte van de peildatum van 6 april 2020 niet wordt toegepast
Vragen van het lid Nijkerken-de Haan (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de regeling terugbetaling van de eigen bijdrage kinderopvang in relatie tot Covid-19, na signalen dat de aangekondigde herzieningsmogelijkheid bij substantiële afwijking van het daadwerkelijke gebruik ten opzichte van de peildatum van 6 april 2020 niet wordt toegepast (ingezonden 26 augustus 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van ’t Wout (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
13 oktober 2020).
Vraag 1
Deelt u de mening dat de brief van 17 april 2020 vertrouwen heeft gewekt bij ouders
dat bij substantiële afwijking van het daadwerkelijk gebruik van de kinderopvang ten
opzichte van het geschatte verbruik op de peildatum, een herzieningsmogelijkheid zou
worden ingericht om de geschatte compensatie opnieuw vast te stellen?1
Antwoord 1
De tegemoetkoming die ouders met kinderopvangtoeslag ontvangen is een benadering van
de daadwerkelijke eigen bijdrage. Dat is ook aangegeven in de eerdere Kamerbrieven
hierover. In de Kamerbrief van 17 april waarin de contouren van de vergoeding is toegelicht,
is inderdaad opgenomen dat er voor substantiële afwijkingen een herzieningsmogelijkheid
zou worden ingericht. Op dat moment is ook aangegeven dat om de vergoeding snel te
kunnen organiseren, net als bij andere noodmaatregelen, gekozen zal worden voor een
versimpelde vorm. De precieze uitwerking moest op dat moment nog nader vormgegeven
worden.
In de beantwoording van de Kamervragen van PvdA-lid Van Dijk ga ik in op de versimpelingen
die zijn aangebracht om snel tot vergoeding over te kunnen gaan en te komen tot een
sluitend systeem zonder grote lasten voor ouders en kinderopvangorganisaties. Dat
betekent dat deze versimpelingen kunnen leiden tot een vergoeding die hoger of lager
is dan de daadwerkelijke kosten die door ouders zijn gemaakt.
Een lagere vergoeding kan onder andere komen doordat ouders een lager aantal uren
in het systeem hadden staan dan zij daadwerkelijk regulier gebruikten. Belangrijk
om daarbij in ogenschouw te nemen is dat als ouders hun gegevens over het aantal gebruikte
uren actualiseren, zij een deel van de kosten alsnog via de kinderopvangtoeslag vergoed
krijgen. Dit wordt vaak vergeten. Verder geldt dat doordat gekozen is voor een ruime
regeling, waarin ouders vergoeding ontvangen voor een relatief lange periode, het
nadeel dat sommige ouders ondervinden meestal beperkt is. Ouders ontvangen namelijk
voor de periode van 16 maart t/m 7 juni vergoeding, terwijl de kinderopvang en gastouderopvang
vanaf 11 mei alweer geheel open waren en de buitenschoolse opvang vanaf die datum
weer gedeeltelijk gebruikt kon worden. Vanuit de sector zijn ouders grotendeels gecompenseerd
voor het eventuele deel boven de maximum uurprijs. Ook is het goed nog te vermelden
dat gebruik van noodopvang in de periode van (gedeeltelijke) sluiting vanwege de uitoefening
van een cruciaal beroep voor ouders gratis was.
Gekeken is in welke gevallen ouders door de versimpelingen erg ongunstig uit zouden
zijn. Dit bleek met name het geval voor ouders die op de peildatum nog geen kinderopvangtoeslag
hadden aangevraagd voor één of meerdere kinderen. Deze ouders zouden anders voor het
betreffende kind geen enkele vergoeding ontvangen. Voor deze ouders is een herzieningsmogelijkheid
ingericht. Daar ga ik bij vraag 2 op in. Bij overige afwijkingen vraag ik begrip aan
ouders.
Vraag 2
Op welke manier is de herzieningsmogelijkheid bij substantiële afwijkingen zoals aangekondigd
in de brief van 17 april 2020 ingericht? Kunt u aangeven wanneer sprake is van een
substantiële afwijking?
Antwoord 2
Voor kinderen waar voor de peildatum van 6 april 2020 nog geen kinderopvangtoeslag
voor één of meerdere kinderen was aangevraagd, is er een herzieningsregeling. Deze
ouders zouden anders geen enkele vergoeding krijgen voor de opvang van het betreffende
kind. De nieuwe peildatum voor de herziening betreft 4 september 2020. Ouders die
voor dit peilmoment voor het eerst kinderopvangtoeslag hebben aangevraagd over de
periode van (gedeeltelijke) sluiting, hebben 7 oktober een (aanvulling op de) vergoeding
ontvangen.
Vraag 3
Welke kaders hebben betrokken uitvoeringsinstanties gekregen om een herzieningsverzoek
te kunnen beoordelen?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
Vraag 4
Op welke wijze kunnen ouders aangeven gebruik te willen maken van de herzieningsmogelijkheid,
bijvoorbeeld omdat ze vanwege werkzaamheden in de zorg meer opvang hebben gebruikt
dan op de peildatum 6 april 2020 bij de Belastingdienst aangegeven was?
Antwoord 4
Ouders hoeven de herziening niet aan te vragen. Op 7 oktober hebben ruim 23.000 ouders
automatisch een herziening gekregen nadat uit de gegevens van de Belastingdienst is
gebleken dat zij voor 4 september (de peildatum van de herziening) kinderopvangtoeslag
hebben aangevraagd voor een «nieuw» kind. De Belastingdienst heeft de relevante gegevens
doorgegeven aan de SVB en de SVB heeft de (aanvulling op de) vergoeding uitbetaald.
In antwoord 2 zijn de voorwaarden van de herziening opgenomen. Een onjuist aantal
uren opvang in het portaal van de Belastingdienst valt hier niet onder. Noodopvang
in verband met bijvoorbeeld werkzaamheden in de zorg was gratis. Ouders hoefden hiervoor
geen extra uren door te geven.
Vraag 5
Hoe verhoudt de herzieningsmogelijkheid zich tot de normale bezwaarschriftprocedure?
Antwoord 5
Zoals hierboven aangegeven heeft herziening voor betreffende ouders automatisch plaatsgevonden.
Dat staat los van de mogelijkheid voor ouders, die het niet eens zijn met de hoogte
van de vergoeding, om bezwaar aan te tekenen tegen het tegemoetkomingsbesluit.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoeveel ouders na terugbetaling van de eigen bijdrage door de Sociale
Verzekeringsbank (SVB) bezwaar hebben ingediend, hoeveel procedures daarvan nog lopen
en hoeveel en op welke wijze de andere procedures zijn afgerond, tegen de wijze van
berekening van de eigen bijdrage op basis van het aantal afgenomen uren?
Antwoord 6
Per 5 oktober 2020 waren er 3289 bezwaren ingediend. Op het totale aantal beschikkingen
van ruim 570.000 betreft dat ca. 0,6%. Dit is minder dan verwacht. Met het afsluiten
van de bezwaartermijn zijn de bezwaarschriften in behandeling genomen. Daarbij wordt
ieder bezwaar serieus bekeken. Er lopen op 5 oktober nog 483 procedures naar aanleiding
van de initiële beschikking. De Belastingdienst/Toeslagen verwacht begin november
de behandeling af te ronden. 2806 bezwaren zijn reeds afgerond. Hiervan betroffen
1474 bezwaren de wijze van berekening van de eigen bijdrage op basis van het aantal
afgenomen uren (zie voor deze gevallen ook mijn toelichting bij vraag 1). Voor 177
indieners van een bezwaar ging het om een «nieuw kind» dat nog niet was opgegeven.
Deze ouders zijn daarom meegenomen in de herzieningsronde van 7 oktober.
Van de afgeronde procedures heeft dit verder in 25 gevallen tot een gegrond bezwaar
geleid en hiermee tot een wijziging van de vergoeding. In 21 gevallen is de vergoeding
aangepast, omdat in deze gevallen de wijzigingen wel voor de peildatum waren doorgegeven,
maar ze nog niet waren verwerkt. Per 5 oktober zijn bij Belastingdienst/Toeslagen
24 beroepschriften ingediend.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoeveel ouders hebben verzocht om een herziening van het aantal uren
waarover de eigen bijdrage berekend wordt en hoeveel daarvan zijn herzien?
Antwoord 7
Zoals hierboven beschreven hoefden ouders voor de herziening geen aparte aanvraag
te doen. Bij antwoord 2 is toegelicht welke ouders deze herziening hebben ontvangen.
Ouders krijgen geen herziening bij een afwijkend aantal uren. Wat betreft het aantal
bezwaren tav het aantal uren, zie antwoord 6.
Vraag 8
Bent u bereid ouders via kinderopvangorganisaties te informeren over de herzieningsmogelijkheid?
Antwoord 8
Ouders hebben de herziening automatisch ontvangen als zij kinderopvangtoeslag hebben
aangevraagd voor een «nieuw» kind. Op de websites van de rijksoverheid en de SVB is
hierover gecommuniceerd. Op de site van de SVB konden ouders lezen hoe de procedure
in dit geval werkt. Ouders die voor het eerst kinderopvangtoeslag aanvragen dienen
dit altijd tijdig te doen (binnen 3 maanden na de start). Ouders die voor een tweede
(of derde, etc.) kind kinderopvangtoeslag aanvragen hebben al een vergoeding voor
het eerste kind gekregen. In de beschikking voor dit eerste kind is aangegeven dat
de ouder bij eventuele «missende» kinderen, zo snel mogelijk alsnog kinderopvangtoeslag
aan moesten vragen voor deze kinderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.