Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het financieel kader wijkverpleging
23 235 Thuiszorg en wijkverpleging
Nr. 214
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 oktober 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 10 juni 2020 over het financieel kader wijkverpleging (Kamerstuk 23 235, nr. 210).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 juli 2020 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 oktober 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
VWS met het financieel kader wijkverpleging, gedateerd op 10 juni 2020. Daarnaast
hebben deze leden ook kennisgenomen van het rapport «Onderzoek onderschrijding wijkverpleging»
van Equalis in de bijlage. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Brief regering – Financieel kader wijkverpleging – 10 juni 2020
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken van de uitwerking van de
regeling voor investeringen in de wijkverpleging, waarvan het budget € 60 miljoen
bedraagt. Wordt dit bedrag ook dit jaar nog geïnvesteerd in de wijkverpleging? Voor
welke investeringen is deze regeling bedoeld? Hoe kunnen aanbieders aanspraak maken
op deze regeling?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de toename van de onderschrijding zich in 2020
lijkt voort te zetten. In maart werden we echter met het coronavirus geconfronteerd.
Veel van de patiënten die genezen zijn van Covid-19 hebben enige vorm van wijkverpleging
gekregen. Is de Minister van mening dat de ontwikkelingen rondom het coronavirus dus
invloed zouden kunnen hebben op het financieel kader wijkverpleging? Zo ja, kan hij
dit nader toelichten? Zo nee, waarom niet?
Rapport van Equalis – Onderzoek onderschrijding wijkverpleging
Managementsamenvatting
Belangrijkste bevindingen
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderhavige rapport dat bij bevinding 3 «Er
vindt geen verdringing plaats naar andere sectoren» wordt gesteld dat volgens de deelnemende
partijen geen sprake is van verdringing of afwenteling van zorg, maar dat wel sprake
is van meer rechtmatigheid, omdat een scherpere discussie is ontstaan over waar welke
zorg geleverd moet worden. Deze discussie wordt volgens de opstellers van het rapport
door die partijen als terecht ervaren en volgens hen draagt het bij aan het stimuleren
van de zelfredzaamheid van cliënten. Genoemde leden vinden zelfredzaamheid van cliënten
belangrijk, zodat ze zelf de regie kunnen voeren over hun eigen leven en de vrijheid
hebben om te kiezen welke zorg ze wel of niet willen ontvangen. Toch hebben de leden
van de VVD-fractie een vraag. Hoe groot is de extra druk op de Wmo (Wet maatschappelijke
opvang) en de Wlz (Wet langdurige zorg), financieel en op het personeel, door het
langer thuis blijven wonen van cliënten?
Bij bevinding 4 «Personeelstekort neemt toe en leidt tot langere zoektijden en meer
druk op het personeel« wordt geconstateerd dat het aantal cliëntenstops ten gevolge
van een personeelstekort tussen 2018 en 2019 is toegenomen. De leden van de VVD-fractie
vragen hoeveel cliënten last hebben gehad van deze cliëntenstop.
De leden van de VVD-fractie vragen of een aanvullende (kwantitatieve) analyse wordt
gedaan naar de regionale verschillen die uit dit rapport blijken.
Bij bevinding 5 «Partijen geven aan dat cliënten de zorg krijgen die zij nodig hebben,
druk op de wijkverpleging neemt wel toe», wordt gesteld dat cliënten de zorg krijgen
die zij nodig hebben, maar dat het voor specifieke cliëntengroepen wel lastig kan
zijn om de benodigde zorg in de wijkverpleging te vinden. De leden van de VVD-fractie
vragen voor welke specifieke cliëntengroepen, concreet, het lastig kan zijn de benodigde
(wijkverplegings)zorg te vinden.
De leden van de VVD-fractie lezen in het voorliggende onderzoek dat cliënten met een
complexe zorgvraag ervaren dat bij gecontracteerde zorgaanbieders niet altijd passende
zorg beschikbaar is. Hoe verhoudt zich dit tot de zorgplicht van zorgverzekeraars?
Kan de Minister dat toelichten en zijn visie daarop geven?
In de conclusie van de managementsamenvatting wordt geschreven dat met dit kwalitatieve
onderzoek geen kwantitatieve bevindingen gedaan kunnen worden om te bezien of sprake
is van onvoldoende toegang tot de wijkverpleging. Uiteindelijk is dat wel een van
de belangrijkste punten van goede zorg. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit
dan nu wel inzichtelijk wordt gemaakt, door wie en wanneer?
3. Resultaten desk research & data analyse
3.2.2 Beleid zorgverzekeraars gericht op doelmatigheid
De leden van de VVD-fractie lezen dat 93% van de aanbieders met het integrale tarief
werkt. Is het doel van de Minister om dit percentage op 100% te krijgen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke acties kunnen de leden van de VVD-fractie nog verwachten om dit
percentage op 100% te krijgen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat 49% van de verpleegkundigen zich volledig vrij
voelt om te indiceren wat de cliënt nodig heeft. Kan de Minister hier zijn visie op
geven? In hoeverre wordt erop ingezet om dit percentage te verhogen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een verklaring kan geven voor het
grote procentuele verschil tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg bij
cliënten die meer dan 100 uur zorg krijgen.
Het aantal geleverde uren zorg bij ongecontracteerde zorgaanbieders is twee keer zo
hoog als bij gecontracteerde zorgaanbieders. Daarnaast liggen de gemiddelde kosten
bij ongecontracteerde zorgaanbieders 1,7 keer zo hoog als bij gecontracteerde aanbieders,
zo lezen de leden van de VVD. Is de Minister met genoemde leden van mening dat dit
een onwenselijk fenomeen is? Zo ja, kan de Minister dit toelichten en daarbij ingaan
op doelmatigheid, kwaliteit en toegankelijkheid? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat wordt bedoeld
met de zin «Ook deze inzichten laten zien dat zorgaanbieders beïnvloed worden door
het beleid van de zorgverzekeraar» op pagina 19 van het rapport?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het gemiddelde aantal uren wijkverpleging per
cliënt is gedaald. Aan de andere kant is de gemiddelde complexiteit gestegen, doordat
men langer thuis woont. Hoe verhouden deze twee aspecten zich tot elkaar, zo vragen
genoemde leden. Kan de Minister dit nader duiden?
4. Resultaten kwalitatief onderzoek: focusgroepen en interviews
4.3 Heeft beleid zorgverzekeraars invloed op het zorgaanbod?
Op pagina 33 van het rapport staat geschreven dat het Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ) aangeeft dat de Wlz al meer dan een jaar ruim boven de ingeschatte aanvraagstroom
zit. De leden van de VVD-fractie vragen in welke mate dit zo is. Tevens vragen zij
naar de meerjarenprognose op dit terrein en naar de financiële gevolgen hiervan.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het financieel
kader wijkverpleging d.d. 10 juni 2020 en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
over.
Cliënten met een complexe zorgvraag ervaren dat bij gecontracteerde zorgaanbieders
niet altijd passende zorg beschikbaar is. Ook zorgaanbieders geven aan cliënten met
een specifieke zorgvraag te moeten weigeren, omdat zij niet kunnen voldoen aan deze
zorgvraag. De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen om deze cliënten. Hoe gaat
de Minister ervoor zorgen dat met zijn nieuwe wetsvoorstel om contracteren te bevorderen
deze cliënten niet tussen wal en schip vallen? Weet de Minister om welke mensen het
gaat?
Al jaren is er een onderschrijding op de wijkverpleging. De leden van de PVV-fractie
lezen dat het zorginkoopbeleid van zorgverzekeraars een van de belangrijkste verklaringen
vormt voor de onderschrijding op het financieel kader wijkverpleging. Dit heeft invloed
op de toegang en het aantal uren geleverde zorg. Is de Minister bereid de rol van
de zorgverzekeraar bij het aanbod van zorg nader te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het onderzoek van Equalis de problemen
met betrekking tot casemanagement dementie worden onderschreven: het is voor cliënten
soms onduidelijk dat ze recht hebben op wijkverpleging. Volgens het onderzoek van
Equalis heeft dit tot gevolg dat mantelzorgers worden ingezet, terwijl eigenlijk wijkverpleging
had kunnen worden ingezet. Kan de Minister zorgverzekeraars aanspreken op de conclusie
van Equalis dat casemanagement dementie onvoldoende wordt ingezet en zichtbaar is,
waardoor mantelzorgers worden ingezet in plaats van wijkverpleging? Met overbelasting
van mantelzorgers tot gevolg. Op welke wijze stimuleert de Minister zorgverzekeraars
om casemanagement dementie in te kopen conform de Zorgstandaard Dementie? Op welke
wijze stimuleert de Minister de opleidingen om voldoende casemanagers dementie op
te leiden met het oog op de toenemende aantallen van mensen met dementie?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
over het financieel kader wijkverpleging en het onderzoek van Equalis. Genoemde leden
hebben nog zorgen en vragen over de effecten van de structurele ramingsbijstelling
van € 340 miljoen op de wijkverpleging.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de genoemde ramingsbijstelling van € 340 miljoen
zich verhoudt tot het Hoofdlijnenakkoord (HLA) op de wijkverpleging en het MBI-kader
(macrobeheersmodel), waarbij een bepaald groeipad is gekozen. Indien de partijen alsnog
een uitgavenpad realiseren conform afgesproken bij het HLA, is dan sprake van een
tegenvaller? Welke acties onderneemt de Minister in een dergelijk scenario? Klopt
het dat deze ramingsbijstelling ook tot een neerwaartse aanpassing leidt van het macroprestatiebedrag
(MPB) voor verzekeraars? Hoe kan de Minister borgen dat partijen de afspraken uit
het HLA nakomen, ook als het MPB voor verzekeraars gebaseerd is op een lagere uitgavenraming
dan afgesproken? Graag ontvangen de leden van de D66-fractie een reflectie van de
Minister over de vraag in hoeverre deze ramingsbijstelling een effect heeft op de
keuzes die verzekeraars en zorgaanbieders zullen maken bij besluiten over de wijkverpleging
in 2021. In hoeverre is deze ramingsbijstelling afgestemd met de HLA-partijen? Bestaat
hier draagvlak voor?
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast vragen over de behandeling van deze ramingsbijstelling
ten opzichte van eerdere situaties. Graag ontvangen genoemde leden een overzicht hoe
in de afgelopen jaren is omgegaan met structurele onderuitputting op sectoren waarbij
een uitgavenpad was afgesproken in een HLA. Klopt het dat de afgelopen jaren al veelvuldig
sprake was van meevallers op HLA-sectoren en dat deze niet structureel zijn ingeboekt?
Waarom is deze keer besloten om dat wel te doen? Deze leden zouden graag van de Minister
willen weten waarom er niet voor gekozen is om deze ramingsbijstelling incidenteel
in te boeken in de eerste suppletoire begroting en het besluit over 2021 en later
pas te nemen bij de VWS-begroting over 2021.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het reserveren van € 60 miljoen voor
investeringen in de wijkverpleging. Genoemde leden vragen wel waarop het bedrag is
gebaseerd. Is dit voldoende voor de knelpunten die in het onderzoek worden aangehaald,
zoals de personeelstekorten, toegankelijkheidsproblemen voor mensen met een complexe
of specifieke zorgvraag of een ontbrekende integrale aanpak? Deze leden constateren
dat de regeling voor deze investering nog moet worden uitgewerkt. Zal dat op tijd
zijn om nog in 2020 voor € 60 miljoen aan effectieve investeringen te kunnen doen?
Waarom is er niet voor gekozen om de ramingsbijstelling structureel in te boeken op
het moment dat deze regeling is uitgewerkt?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister aanvullende afspraken heeft gemaakt
met de HLA-partijen dat de ramingsbijstelling de inhoudelijke afspraken van het HLA
ook in de toekomst niet in de weg mag zitten. Wat zijn deze afspraken precies en op
welke manier zijn de HLA-partijen hieraan gehouden? Op welke manier is in deze afspraken
rekenschap gegeven van het hoge aandeel ongecontracteerde zorg in de wijkverpleging,
waar te lage tarieven aan ten grondslag kunnen liggen?
Zijn ook afspraken gemaakt over het doorvertalen van de OVA-ruimte (Overheidsbijdrage
in de Arbeidskostenontwikkeling) in de contracten door zorgverzekeraars? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de D66-fractie vragen voorts waarop het bedrag van € 340 miljoen is gebaseerd.
Heeft dit betrekking op de situatie in de wijkverpleging of is dit bedrag gekozen
aan de hand van de tekorten in de Wlz? Is eerst gezocht naar mogelijkheden om de tekorten
in de Wlz op te vangen binnen de Wlz? Waarom is daar niet voor gekozen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het financieel kader
wijkverpleging. Genoemde leden zijn bezorgd over de constatering dat het aantal cliëntenstops
is toegenomen. Zij vragen of de Minister maatregelen neemt om te zorgen dat het aantal
cliëntenstops teruggedrongen wordt. Ook zijn deze leden bezorgd dat de zoektijd voor
de juiste zorg toeneemt. Kan de Minister aangeven wat hij hieraan gaat doen?
Het personeelstekort wordt nijpender de komende jaren. De leden van de SP-fractie
vragen aan de Minister welke acties ondernomen worden om te zorgen dat het personeelstekort
in de wijkverpleging zoveel mogelijk afneemt.
De Minister is voornemens om budget voor de wijkverpleging in te zetten voor hoger
geraamde uitgaven in de Wlz. Tevens laat de Minister weten dat de effecten van de
coronacrisis en het terugschalen van de zorg zich moeilijk laten voorspellen. Worden
de uitgaven ten behoeve van wijkverpleging weer verhoogd indien een tekort aan budget
voor de wijkverpleging ontstaat?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken van de uitwerking van de
regeling voor investeringen in de wijkverpleging, waarvan het budget € 60 miljoen
bedraagt. Wordt dit bedrag ook dit jaar nog geïnvesteerd in de wijkverpleging? Voor
welke investeringen is deze regeling bedoeld? Hoe kunnen aanbieders aanspraak maken
op deze regeling?
Antwoord
In afstemming met de partijen van het hoofdlijnenakkoord (HLA) wijkverpleging is afgesproken
om het beschikbare budget voor 2020 volledig in te zetten voor de 2e Stimuleringsregeling
E-health Thuis (SET) Covid-19 regeling. Deze regeling is in juli 2020 opengesteld.
Actiz en Zorgthuisnl informeren hun leden hierover en stimuleren hen om aanvragen
te doen. Voor het doen van aanvragen is een portal ingericht. Voor het budget vanaf
2021 wordt een nieuwe subsidieregeling voor de wijkverpleging opgezet. De regeling
wordt momenteel in samenspraak met de HLA partijen uitgewerkt. Hierbij wordt ook uitgewerkt
hoe aanspraak op de regeling gemaakt kan worden.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie lezen dat de toename van de onderschrijding zich in 2020
lijkt voort te zetten. In maart werden we echter met het coronavirus geconfronteerd.
Veel van de patiënten die genezen zijn van Covid-19 hebben enige vorm van wijkverpleging
gekregen. Is de Minister van mening dat de ontwikkelingen rondom het coronavirus dus
invloed zouden kunnen hebben op het financieel kader wijkverpleging? Zo ja, kan hij
dit nader toelichten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is nog te vroeg om te weten of en hoe het coronavirus impact zal hebben op het
financieel kader wijkverpleging. Het jaar 2020 zal een atypisch jaar blijken te zijn.
Een eerste analyse van de NZa1 laat zien dat er tijdens de crisis minder gebruik is gemaakt van wijkverpleging.
Of er inmiddels of later dit jaar een groter beroep op wijkverpleging zal worden gedaan
is uiteraard nu nog niet bekend.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van bevinding 3 «Er vindt geen
verdringing plaats naar andere sectoren» hoe groot is de extra druk op de Wmo (Wet
maatschappelijke opvang) en de Wlz (Wet langdurige zorg), financieel en op het personeel,
door het langer thuis blijven wonen van cliënten?
Antwoord
Zoals het rapport aangeeft zijn partijen van mening dat er geen sprake is van verdringing
of afwenteling van zorg. Een belangrijke aanleiding van de hervorming van de langdurige
zorg in 2015 was het feit dat meer mensen thuis (willen) blijven wonen. Het stelsel
is zo ingericht dat door meer ondersteuning thuis te bieden duurdere zorg wordt voorkomen
of uitgesteld. De afgelopen jaren is het aantal cliënten met Wmo maatwerkvoorzieningen
ieder jaar toegenomen. In 2016 waren er iets meer dan 1 miljoen cliënten. In 2019
was het aantal cliënten ruim 1,1 miljoen2
3. De keuze van mensen om langer thuis te wonen geeft op zichzelf geen extra druk op
Wmo-voorzieningen omdat gemeenten gecompenseerd worden voor de volumeontwikkeling.
De volume-indexatie loopt mee in de brede indexatie van het gemeentefonds (het accres)
4. Het aantal cliënten met een verpleeghuisindicatie in de Wlz is tussen begin 2016
(139 duizend) en eind 2019 (165 duizend) met bijna 20 procent toegenomen5 Cliënten met een verpleeghuisindicatie kiezen er ook steeds vaker voor om langer
thuis te blijven wonen, dus een interne verschuiving binnen de Wlz (van intra- naar
extramuraal, waarbij in beide gevallen goede zorg wordt verleend). Dat leidt op zichzelf
niet tot een extra financiële of personele druk op de Wlz. Omdat er geen sprake is
van verblijfskosten liggen de gemiddelde tarieven voor thuiswonende cliënten in de
Wlz lager dan voor cliënten die intramuraal verblijven (waarbij intramurale cliënten
een hogere eigen bijdrage betalen, maar geen afzonderlijke huurlasten hebben).
Vraag 4
Bij bevinding 4 «Personeelstekort neemt toe en leidt tot langere zoektijden en meer
druk op het personeel» wordt geconstateerd dat het aantal cliëntenstops ten gevolge
van een personeelstekort tussen 2018 en 2019 is toegenomen. De leden van de VVD-fractie
vragen hoeveel cliënten last hebben gehad van deze cliëntenstop.
Antwoord
In de monitors contractering wijkverpleging wordt het aantal cliëntentops in kaart
gebracht. We weten echter niet hoeveel cliënten last hebben gehad van deze cliëntenstop.
Het kan zijn dat mensen elders terecht konden en dan hebben mensen er niet per se
last van gehad, anders dan dat ze niet bij hun aanbieder van eerste voorkeur terecht
konden of langer moesten zoeken. Wel is het soms gepaard gegaan met meer zoektijd,
zeker naar de toekomst toe.
Vraag 5
De leden van de VVD-fractie vragen of een aanvullende (kwantitatieve) analyse wordt
gedaan naar de regionale verschillen die uit dit rapport blijken.
Antwoord
Het onderzoek van Equalis heeft duidelijk gemaakt dat meer (kwantitatieve) analyse
op verschillende aspecten nodig is om meer inzicht in de uitgaven te krijgen. Indien
relevant zal hierbij ook naar de regionale verschillen worden gekeken.
Vraag 6
Bij bevinding 5 «Partijen geven aan dat cliënten de zorg krijgen die zij nodig hebben,
druk op de wijkverpleging neemt wel toe», wordt gesteld dat cliënten de zorg krijgen
die zij nodig hebben, maar dat het voor specifieke cliëntengroepen wel lastig kan
zijn om de benodigde zorg in de wijkverpleging te vinden. De leden van de VVD-fractie
vragen voor welke specifieke cliëntengroepen, concreet, het lastig kan zijn de benodigde
(wijkverplegings)zorg te vinden.
Antwoord
Het gaat hier bijvoorbeeld om mensen die casemanagement dementie nodig hebben. Om
inzichtelijk te maken om hoeveel mensen dit gaat en wat de lengte van de wachttijd
is, heeft de NZa de regeling voor de registratie van wachttijden voor casemanagement
dementie ingevoerd. Zo wordt duidelijk waar in Nederland eventuele knelpunten zijn
in de levering van casemanagement dementie. Zorgverzekeraars kunnen dit inzicht gebruiken
voor hun zorginkoop. De NZa spreekt op basis van dit inzicht actief met zorgaanbieders,
dementienetwerken en zorgverzekeraars in de regio’s die opvallen in de data, om ervoor
te zorgen dat de wachttijden in die regio’s worden aangepakt. Daarnaast gaat het om
cliënten met specifieke spierziekten. Hiervoor zijn wijkverpleegkundigen met de specifieke
expertise nodig. Het is overigens zo dat als een cliënt geen zorg kan vinden of de
zorgaanbieder de specifieke zorg niet kan leveren, er bij de zorgverzekeraar om bemiddeling
gevraagd kan worden. De verzekeraar heeft immers zorgplicht, waardoor voldoende zorg
ingekocht moet worden. Dit geldt ook voor specifieke zorgvragen. Om het vinden van
een aanbieder in het algemeen eenvoudiger te maken, ben ik met de HLA-partijen het
traject herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging gestart. In mijn brief van 2 maart
2020 heb ik u over de stand van zaken geïnformeerd.6
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie lezen in het voorliggende onderzoek dat cliënten met een
complexe zorgvraag ervaren dat bij gecontracteerde zorgaanbieders niet altijd passende
zorg beschikbaar is. Hoe verhoudt zich dit tot de zorgplicht van zorgverzekeraars?
Kan de Minister dat toelichten en zijn visie daarop geven?
Antwoord
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Op grond van artikel 11 Zvw zijn zij verplicht
om goede en toegankelijke zorg te verlenen (natura) dan wel te vergoeden (restitutie).
Om de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg waar te maken moeten zorgverzekeraars
met zorgaanbieders afspraken maken over de beschikbaarheid, de kwaliteit en de manier
waarop de zorg georganiseerd en geleverd wordt. Als een cliënt moeite heeft om een
passend zorgaanbod te vinden, kan hij zich wenden tot de zorgbemiddeling van de zorgverzekeraar.
De zorgverzekeraar is dan verantwoordelijk om de cliënt naar passende zorg te bemiddelen.
De zorgverzekeraar zal in eerste instantie bemiddelen naar gecontracteerd aanbod.
Als een zorgverzekeraar voor bepaalde zorg onvoldoende capaciteit heeft ingekocht
kan hij dat gedurende het contractjaar alsnog doen. In uitzonderlijke gevallen zou
de zorgverzekeraar ook kunnen bemiddelen naar niet-gecontracteerd aanbod; in dat geval
dient de zorgverzekeraar deze zorg wel volledig te vergoeden.
Als er voor een bepaalde zorgvorm überhaupt te weinig aanbod op de markt is dan heeft
de zorgverzekeraar een verantwoordelijkheid om – samen met de relevante partners –
maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat er meer aanbod komt voor zijn verzekerden.
Vraag 8
In de conclusie van de managementsamenvatting wordt geschreven dat met dit kwalitatieve
onderzoek geen kwantitatieve bevindingen gedaan kunnen worden om te bezien of sprake
is van onvoldoende toegang tot de wijkverpleging. Uiteindelijk is dat wel een van
de belangrijkste punten van goede zorg. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit
dan nu wel inzichtelijk wordt gemaakt, door wie en wanneer?
Antwoord
Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat het een belangrijke vraag is of
er voldoende toegang is tot de wijkverpleging. Die vraag lag echter niet voor in het
Equalis onderzoek. De NZa houdt toezicht op de zorgverzekeraars en op de wijze waarop
zij hun zorgplicht jegens hun verzekerden vormgeven. Vanuit het NZa toezicht zijn
er geen signalen dat er wachttijden in de wijkverpleging zijn, behalve voor casemanagement
dementie. Uit onderzoek7 blijkt dat de zorg over het algemeen binnen een paar dagen wordt geleverd. Het heeft
niet de voorkeur de registratie voor casemanagement dementie uit te breiden naar de
hele wijkverpleging, aangezien dit gepaard zal gaan met een toename van administratieve
lasten.
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie lezen dat 93% van de aanbieders met het integrale tarief
werkt. Is het doel van de Minister om dit percentage op 100% te krijgen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke acties kunnen de leden van de VVD-fractie nog verwachten om dit
percentage op 100% te krijgen?
Antwoord
Afspraken over een integraal tarief zijn alleen mogelijk binnen de kaders van het
experiment «Bekostiging verpleging en verzorging (BR/REG-19144). Zorgaanbieders en
zorgverzekeraars kunnen op basis van dit experiment, in afwijking van de reguliere
bekostiging, integrale tarieven afspreken. Deelname aan het experiment is alleen mogelijk
als een contract wordt gesloten. Vrijwel alle gecontracteerde aanbieders maken gebruik
van het experiment. Uit de NZa monitor contractering wijkverpleging 2019 volgt dat
93% van de gecontracteerde aanbieders een integraal tarief heeft afgesproken met zijn
dominante verzekeraar. De NZa monitor contractering wijkverpleging 2020 laat zien
dat dit percentage is toegenomen tot 96%. Uit de monitor van 2020 blijkt ook dat de
gecontracteerde aanbieders die geen integraal tarief hebben afgesproken met hun dominante
verzekeraar, dit niet doen omdat het niet aan de orde is voor de specifieke zorg die
zij leveren of omdat de zorgverzekeraar het niet heeft aangeboden. Niet-gecontracteerde
aanbieders maken gebruik van de huidige reguliere prestaties en tarieven. Met het
verder terugdringen van niet-gecontracteerde zorg, zal het gebruik van het integraal
tarief verder kunnen toenemen.
Vraag 10
De leden van de VVD-fractie lezen dat 49% van de verpleegkundigen zich volledig vrij
voelt om te indiceren wat de cliënt nodig heeft. Kan de Minister hier zijn visie op
geven? In hoeverre wordt erop ingezet om dit percentage te verhogen?
Antwoord
Onderzoek van Nivel8 laat zien dat het merendeel van de verpleegkundigen zich vrij voelt om te indiceren
wat de cliënt nodig heeft (49% volledig vrij en 43% in hoge mate). Verpleegkundigen
geven daarbij aan dat zij zich in hun indicatiestelling laten beïnvloeden door hun
collega’s (43%), mantelzorgers (43%), de zorgverzekeraar (35%), cliënten (27%) en
hun werkgever (15%). De invloed van collega’s en mantelzorgers is het hoogst. Ik vind
het van groot belang dat indicerend verpleegkundigen hun vak autonoom en professioneel
uit (kunnen) voeren.
Dat verpleegkundigen rekening houden met de visie van anderen, vind ik kenmerkend
voor het mensenwerk en maatwerk dat indicatiestelling is.
In het Hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging 2019–2022 hebben partijen afspraken gemaakt
over doorontwikkeling van de indicatiestelling. Zo werkt V&VN aan deskundigheidsbevordering
o.a. door het stimuleren van intervisie en intercollegiale toetsing. Ik ga ervan uit
dat de uitwerking van deze projecten ertoe zal leiden dat nog meer verpleegkundigen
zich volledig of in hoge mate vrij voelen om de indicatie autonoom en professioneel
te stellen.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een verklaring kan geven voor het
grote procentuele verschil tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg bij
cliënten die meer dan 100 uur zorg krijgen.
Antwoord
Uit het onderzoek van Vektis9 blijkt dat 4,7% van de cliënten die gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg meer
dan 100 uur wijkverpleging per maand ontvangen. Bij gecontracteerde zorg gaat het
om 0,3% van de cliënten. In absolute aantallen gaat dit zowel bij niet-gecontracteerde
als bij gecontracteerde zorg om circa 1.400 mensen (exclusief palliatieve zorg). Het
onderzoek van Vektis biedt geen aanknopingspunten om dit verschil te verklaren. Uit
eerder onderzoek komt naar voren dat cliëntkenmerken zoals chronische aandoeningen
geen verklaring voor het verschil in zorginzet tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde
zorg. Een mechanisme dat hierbij een rol speelt is dat niet-gecontracteerde partijen
een lager tarief «compenseren» door meer uren zorg te verlenen.
Vraag 12
Het aantal geleverde uren zorg bij ongecontracteerde zorgaanbieders is twee keer zo
hoog als bij gecontracteerde zorgaanbieders. Daarnaast liggen de gemiddelde kosten
bij ongecontracteerde zorgaanbieders 1,7 keer zo hoog als bij gecontracteerde aanbieders,
zo lezen de leden van de VVD. Is de Minister met genoemde leden van mening dat dit
een onwenselijk fenomeen is? Zo ja, kan de Minister dit toelichten en daarbij ingaan
op doelmatigheid, kwaliteit en toegankelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik ben het met de leden van de VVD eens dat het onwenselijk is als er ondoelmatige
zorg geleverd wordt. Het aantal uren geleverde wijkverpleging bij niet-gecontracteerde
aanbieders is twee keer zo hoog en de kosten zijn 1,7 keer zo hoog. Uit onderzoek
blijkt ook dat cliëntkenmerken zoals chronische aandoeningen geen verklaring vormen
voor deze verschillen.
Hieruit leid ik af dat de verschillen voor een belangrijk deel terug te leiden zijn
tot ondoelmatigheid bij niet-gecontracteerde aanbieders. Ondoelmatigheid is zorgwekkend
omdat de toegankelijkheid van de zorg daardoor in gevaar kan komen. Naast het probleem
van de oplopende zorgkosten is er ook versnippering van het aanbod en schaarste aan
zorgpersoneel. Het is belangrijk de capaciteit van zorgverleners zo eerlijk mogelijk
in te zetten. Het mag niet zo zijn dat de ene patiënt onnodig veel uren wijkverpleging
krijgt terwijl de andere patiënt van zorg verstoken blijft. Dat is niet eerlijk en
ook niet doelmatig. Het is daarom van belang om contractering te bevorderen. Het contracteerproces
dient zodanig ingericht te zijn dat het een ondersteuning is zowel voor zorgverleners
om zinnige en zuinige zorg te leveren als voor zorgverzekeraars om voor hun verzekerden
de kwalitatief beste zorg zo doelmatig mogelijk in te kopen. Zorgverzekeraars en aanbieders
dienen samen te werken om herkenbare en aanspreekbare teams wijkverpleging in de wijk
te realiseren.
Vraag 13
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat wordt bedoeld
met de zin «Ook deze inzichten laten zien dat zorgaanbieders beïnvloed worden door
het beleid van de zorgverzekeraar» op pagina 19 van het rapport?
Antwoord
Ik lees in het rapport dat de invloed hiervan is terug te zien in onder meer de afgegeven
cliëntenstops, de toename van ongecontracteerde zorg en de discussie die er in de
sector is ontstaan over de rechtmatigheid van de geleverde zorg binnen de wijkverpleging.
Deze inzichten laten volgens de onderzoekers zien dat het beleid van de zorgverzekeraars
van invloed is op de zorg die geleverd wordt en de wijze waarop deze geleverd wordt.
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie lezen dat het gemiddelde aantal uren wijkverpleging per
cliënt is gedaald. Aan de andere kant is de gemiddelde complexiteit gestegen, doordat
men langer thuis woont. Hoe verhouden deze twee aspecten zich tot elkaar, zo vragen
genoemde leden. Kan de Minister dit nader duiden?
Antwoord
Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden is meer inzicht nodig in de cliëntenpopulatie
en de veranderingen daarin in de loop der tijd. Equalis heeft dat nu niet onderzocht.
In de wijkverpleging zet men de laatste jaren in op «zorgen dat» (in plaats van het
zorgen voor) en het vergroten van de zelfredzaamheid van cliënten. Dit zou een verklaring
kunnen zijn voor het afgenomen aantal uren wijkverpleging per cliënt. Over cliënten
met een complexe zorgvraag geeft Equalis aan dat zij ervaren dat bij gecontracteerde
zorgaanbieders niet altijd passende zorg beschikbaar is. Mogelijk spelen arbeidsmarktproblemen
hierbij een rol; dit is in dit rapport niet nader onderzocht.
Vraag 15.
Op pagina 33 van het rapport staat geschreven dat het Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ) aangeeft dat de Wlz al meer dan een jaar ruim boven de ingeschatte aanvraagstroom
zit. De leden van de VVD-fractie vragen in welke mate dit zo is. Tevens vragen zij
naar de meerjarenprognose op dit terrein en naar de financiële gevolgen hiervan.
Antwoord
Het aantal Wlz-indicaties is volgens CIZ in de periode 1 februari 2019 – 1 februari
2020 toegenomen met 3,4%. Dat ligt ongeveer 1 procent hoger dan de ingeschatte volumeontwikkeling
van 2,5%.
Deze hogere groei was mede aanleiding om het budgettaire kader voor de Wlz dit voorjaar
met € 480 miljoen structureel te verhogen (TK2019–2020, 34 104, nr. 278). De meerjarenprognose is gebaseerd op de middellangetermijnramingen voor de zorg
van het CPB. Voor deze kabinetsperiode gaat het om de genoemde 2,5% groei per jaar.
Deze is al verwerkt in het meerjarige budgettaire beeld. De aanpassing van het Wlz-kader
is parallel gebeurd met de ramingsbijstelling voor het kader van de wijkverpleging,
waarbij de groei en indexatie overigens ongemoeid is gelaten.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
Vraag 16
Cliënten met een complexe zorgvraag ervaren dat bij gecontracteerde zorgaanbieders
niet altijd passende zorg beschikbaar is. Ook zorgaanbieders geven aan cliënten met
een specifieke zorgvraag te moeten weigeren, omdat zij niet kunnen voldoen aan deze
zorgvraag. De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen om deze cliënten. Hoe gaat
de Minister ervoor zorgen dat met zijn nieuwe wetsvoorstel om contracteren te bevorderen
deze cliënten niet tussen wal en schip vallen? Weet de Minister om welke mensen het
gaat?
Antwoord
Zorgverzekeraars hebben immers zorgplicht. Op grond van artikel 11 van de Zorgverzekeringswet
(Zvw) zijn zij verplicht om aan elke verzekerde met een naturapolis goede en toegankelijke
zorg te verlenen. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken, moeten zij zorgaanbieders
contracteren die hun naturaverzekerden de zorg verlenen waarop zij recht hebben. De
verzekerde kan zijn zorgverzekeraar daarop aanspreken. Wanneer er dan toch geen geschikte
gecontracteerde zorgaanbieder is en de verzekerde (met een complexe zorgvraag) genoodzaakt
is zich te wenden tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, dient de zorgverzekeraar
in beginsel de kosten te vergoeden. Een korting omdat in weerwil van de polis een
niet-gecontracteerde zorgaanbieder is ingeschakeld, is dan niet aan de orde.
Vraag 17
Al jaren is er een onderschrijding op de wijkverpleging. De leden van de PVV-fractie
lezen dat het zorginkoopbeleid van zorgverzekeraars een van de belangrijkste verklaringen
vormt voor de onderschrijding op het financieel kader wijkverpleging. Dit heeft invloed
op de toegang en het aantal uren geleverde zorg. Is de Minister bereid de rol van
de zorgverzekeraar bij het aanbod van zorg nader te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Uit het onderzoek10 blijkt dat het inkoopbeleid van zorgverzekeraars een effect heeft gehad op de vraag
en het aanbod van zorg. Hoe groot dit effect is, is niet te kwantificeren. Of dit
heeft geleid tot doelmatigere inzet van middelen of tot minder aanbod en vraag van
zorg wordt volgens het onderzoek door partijen verschillend ervaren. Wel zijn partijen
het erover eens dat er beter wordt gekeken naar welke zorg waar thuishoort (rechtmatigheid)
en dat een verschuiving heeft plaatsgevonden van «zorgen voor» naar «zorgen dat» en
dat er een kanteling plaatsvindt naar meer nadruk op het bevorderen van de zelfredzaamheid
van de cliënt. Zorgverzekeraars zijn wettelijk verantwoordelijk voor de rechtmatigheid
en doelmatigheid van de zorg. Daarnaast dragen zorgverzekeraars in het kader van hun
zorgplicht een medeverantwoordelijkheid voor verantwoorde, kwalitatief goede zorg
voor hun verzekerden. Ik vind dat de zorgverzekeraars de inkooprol hebben opgepakt
en zie geen aanleiding om de rol van de zorgverzekeraars nader te onderzoeken.
Vraag 18
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister zorgverzekeraars kan aanspreken
op de conclusie van Equalis dat casemanagement dementie onvoldoende wordt ingezet
en zichtbaar is, waardoor mantelzorgers worden ingezet in plaats van wijkverpleging?
Met overbelasting van mantelzorgers tot gevolg. Op welke wijze stimuleert de Minister
zorgverzekeraars om casemanagement dementie in te kopen conform de Zorgstandaard Dementie?
Op welke wijze stimuleert de Minister de opleidingen om voldoende casemanagers dementie
op te leiden met het oog op de toenemende aantallen van mensen met dementie?
Antwoord
In de Zorgstandaard Dementie 2020 is vastgelegd dat het streven is om alle mensen
met (een vermoeden van) dementie vanaf de start van het diagnostisch traject een vast
coördinatie- en aanspreekpunt (casemanagement dementie) aan te bieden voor zichzelf,
mantelzorger(s) én alle betrokken professionals. Daarvoor is het uiteraard belangrijk
dat mensen met dementie en hun naasten gewezen worden op de mogelijkheid van casemanagement
dementie. Om de verwijzing naar casemanagement dementie te verbeteren hebben partijen
eerder met elkaar in kaart gebracht hoe verwijzingen en aanmeldingen verlopen en hoe
dit beter kan. Ook zorgverzekeraars waren hierbij betrokken. Op basis daarvan zijn
door verschillende partijen acties ondernomen. Omdat verwijzing naar casemanagement
een punt van aandacht blijft, ga ik opnieuw in overleg met de LHV en V&VN en waar
nodig met andere betrokken veldpartijen.11 Inzet van dit overleg is het maken van afspraken om verwijzing naar casemanagement
dementie te verbeteren.
Bij het verlenen van zorg aan mensen met dementie moeten zorgaanbieders voldoen aan
de eerdergenoemde Zorgstandaard. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet
erop toe dat zorgverleners zich houden aan de standaarden die zijn opgenomen in het
Register van het Zorginstituut. Dat betekent dat zorgverzekeraars er bij hun inkoop
voor moeten zorgen dat zorgaanbieders aan de Zorgstandaard kunnen voldoen.
Om de Zorgstandaard goed uit te kunnen voeren, zijn voldoende mensen nodig die casemanagement
dementie kunnen verzorgen. Daarvoor is opleiding belangrijk. Dat is in eerste instantie
de verantwoordelijkheid van de sector. Deze kabinetsperiode is € 370 miljoen beschikbaar
via de subsidie SectorplanPlus voor op-, bij- en omscholing van nieuwe en zittende
medewerkers in de zorg. Deze subsidie kan ook worden ingezet voor opleiding voor casemanagement
dementie.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Vraag 19
De leden van de D66-fractie vragen hoe de genoemde ramingsbijstelling van € 340 miljoen
zich verhoudt tot het Hoofdlijnenakkoord (HLA) op de wijkverpleging en het MBI-kader
(macrobeheersmodel), waarbij een bepaald groeipad is gekozen. Indien de partijen alsnog
een uitgavenpad realiseren conform afgesproken bij het HLA, is dan sprake van een
tegenvaller? Welke acties onderneemt de Minister in een dergelijk scenario? Klopt
het dat deze ramingsbijstelling ook tot een neerwaartse aanpassing leidt van het macroprestatiebedrag
(MPB) voor verzekeraars?
Hoe kan de Minister borgen dat partijen de afspraken uit het HLA nakomen, ook als
het MPB voor verzekeraars gebaseerd is op een lagere uitgavenraming dan afgesproken?
Graag ontvangen de leden van de D66-fractie een reflectie van de Minister over de
vraag in hoeverre deze ramingsbijstelling een effect heeft op de keuzes die verzekeraars
en zorgaanbieders zullen maken bij besluiten over de wijkverpleging in 2021. In hoeverre
is deze ramingsbijstelling afgestemd met de HLA-partijen? Bestaat hier draagvlak voor?
Antwoord
Op basis van realisatiecijfers is al enige tijd een onderschrijding van het kader
wijkverpleging zichtbaar. Naar mate de realisatiecijfers meer definitief werden, is
de onderschrijding verder toegenomen. Dit cijferbeeld is uitvoerig besproken met de
HLA partijen wijkverpleging, en heeft geleid tot het genoemde onderzoek door Equalis.
Uiteindelijk is in overleg en afstemming met deze partijen besloten om op het kader
wijkverpleging een ramingsbijstelling te verwerken. Het macroprestatiebedrag wordt
daarmee vanaf 2021 ook verlaagd. Mede gezien de omvang van de onderschrijding is de
verwachting dat de uitgaven structureel lager zullen uitvallen. M.a.w. partijen verwachten
op dit moment niet dat de onderschrijding later alsnog wordt uitgegeven. Hierbij is
relevant dat de in de HLA overeengekomen volumegroei van de uitgaven onverkort van
kracht blijft (jaarlijks 2,4% ofwel ca € 100 mln), evenals de jaarlijkse loon- en
prijsbijstelling. Hierdoor blijft er ruimte om te blijven investeren in (de groei
van) de wijkverpleging. Ik benadruk dat deze ramingsbijstelling niets af doet aan
de afspraken die zijn gemaakt in het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging. Mochten de
uitgaven alsnog op het niveau van het oorspronkelijke HLA-kader komen, dan is dat
conform de gemaakte afspraken in het hoofdlijnenakkoord en volgen er geen budgettaire
maatregelen. Dat geldt alleen als de uitgaven boven het MBI-kader zonder bijstelling
uitkomen.
Vraag 20
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast vragen over de behandeling van deze ramingsbijstelling
ten opzichte van eerdere situaties. Graag ontvangen genoemde leden een overzicht hoe
in de afgelopen jaren is omgegaan met structurele onderuitputting op sectoren waarbij
een uitgavenpad was afgesproken in een HLA. Klopt het dat de afgelopen jaren al veelvuldig
sprake was van meevallers op HLA-sectoren en dat deze niet structureel zijn ingeboekt?
Waarom is deze keer besloten om dat wel te doen? Deze leden zouden graag van de Minister
willen weten waarom er niet voor gekozen is om deze ramingsbijstelling incidenteel
in te boeken in de eerste suppletoire begroting en het besluit over 2021 en later
pas te nemen bij de VWS-begroting over 2021.
Antwoord
Het uitgangspunt is dat de kaders zoals afgesproken in de hoofdlijnenakkoorden gedurende
de looptijd van die akkoord leidend zijn en blijven. Dit heeft er tot op heden toe
geleid dat onderschrijdingen niet structureel zijn verwerkt. De aanleiding voor het
verwerken van de onderschrijding bij de wijkverpleging is een combinatie van twee
factoren, met aan de ene kant een forse onderschrijding die waarschijnlijk niet meer
wordt «ingehaald» en aan de andere kant een forse overschrijding in de Wlz waarvoor
dekking noodzakelijk is en die naar verwachting structureel is. Met partijen is afgesproken
de feitelijke situatie te volgen.
Vraag 21
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het reserveren van € 60 miljoen voor
investeringen in de wijkverpleging. Genoemde leden vragen wel waarop het bedrag is
gebaseerd.
Is dit voldoende voor de knelpunten die in het onderzoek worden aangehaald, zoals
de personeelstekorten, toegankelijkheidsproblemen voor mensen met een complexe of
specifieke zorgvraag of een ontbrekende integrale aanpak? Deze leden constateren dat
de regeling voor deze investering nog moet worden uitgewerkt. Zal dat op tijd zijn
om nog in 2020 voor € 60 miljoen aan effectieve investeringen te kunnen doen? Waarom
is er niet voor gekozen om de ramingsbijstelling structureel in te boeken op het moment
dat deze regeling is uitgewerkt?
Antwoord
De ramingsbijstelling van € 340 miljoen is structureel ingeboekt. Daarnaast zijn met
de betrokken HLA-partijen afspraken gemaakt over het overhevelen van € 60 miljoen
vanuit het kader voor de zorginkoop van wijkverpleging naar de VWS-begroting met ingang
van 2020.
Het is niet ongebruikelijk dat een deel van de HLA-middelen c.q. groeiruimte wordt
aangewend buiten het kader voor de zorginkoop door zorgverzekeraars. Ter verwezenlijking
van de doelen uit het HLA ligt het voor sommige onderwerpen of instrumenten voor de
hand dat de verzekeraars niet de aangewezen financier zijn, maar bekostiging vanaf
de VWS-begroting passender is. Voor het oplossen van knelpunten in de wijkverpleging
is er zowel een financieel kader wijkverpleging beschikbaar als een begrotingsbudget
ter grootte van € 60 mln. De hoogte van dit budget is in goed overleg met betrokken
veldpartijen wijkverpleging tot stand gekomen. De via dit begrotingsbudget uit te
voeren regeling maakt directe investeringen in de wijkverpleging mogelijk waar zorgaanbieders
en zorgverleners rechtstreeks een beroep op kunnen doen. Daarnaast blijft het mogelijk
om via contractering door zorgverzekeraars structureel te investeren in de wijkverpleging.
Het totaal van de beschikbaar gestelde middelen is volgens partijen voldoende om de
knelpunten in de komende jaren aan te pakken. De regeling wordt voor de periode vanaf
2021 concreet uitgewerkt. Het budget voor 2020 is in juli 2020 beschikbaar gesteld
via de SET Covid-19 2 regeling. Over het financieel kader na 2022 wordt t.z.t. door
een nieuw kabinet besloten.
Vraag 22
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister aanvullende afspraken heeft gemaakt
met de HLA-partijen dat de ramingsbijstelling de inhoudelijke afspraken van het HLA
ook in de toekomst niet in de weg mag zitten. Wat zijn deze afspraken precies en op
welke manier zijn de HLA-partijen hieraan gehouden? Op welke manier is in deze afspraken
rekenschap gegeven van het hoge aandeel ongecontracteerde zorg in de wijkverpleging,
waar te lage tarieven aan ten grondslag kunnen liggen? Zijn ook afspraken gemaakt
over het doorvertalen van de OVA-ruimte (Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling)
in de contracten door zorgverzekeraars? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Dit voorjaar is met de HLA-partijen wijkverpleging afzonderlijk gesproken over de
benodigde aanvullende afspraken op het HLA gegeven de ramingsbijstelling. In het bestuurlijk
overleg wijkverpleging zijn deze aanvullende afspraken als een addendum op het HLA-wijkverpleging
vastgesteld. Partijen zijn aan deze afspraken dus evenzeer gehouden als aan de overige
afspraken uit het HLA-wijkverpleging. De afspraken zien op de totstandkoming van een
regeling van € 60 mln en voor welke doelen deze regeling beschikbaar zal worden gesteld
als ook afspraken over het inzetten van het macro beheersingsinstrument. Er zijn geen
aanvullende afspraken gemaakt over ongecontracteerde zorg, tarifering of de OVA.
Vraag 23
De leden van de D66-fractie vragen voorts waarop het bedrag van € 340 miljoen is gebaseerd.
Heeft dit betrekking op de situatie in de wijkverpleging of is dit bedrag gekozen
aan de hand van de tekorten in de Wlz? Is eerst gezocht naar mogelijkheden om de tekorten
in de Wlz op te vangen binnen de Wlz? Waarom is daar niet voor gekozen?
Antwoord
Zoals aangegeven zijn er twee ontwikkelingen. In de eerste plaats zien we in de afgelopen
jaren een toenemende onderschrijding in het financieel kader wijkverpleging; (€ 132
miljoen in 2017, € 235 miljoen in 2018 en € 441 miljoen in 2019). Deze trend zette
zich in 2020 voort en naar verwachting zou de onderschrijding ten opzichte van het
beschikbare kader oplopen tot boven de € 500 miljoen. Mede naar aanleiding van de
uitkomsten van het Equalis-onderzoek is na overleg met de partijen van het hoofdlijnenakkoord
het kader structureel verlaagd en wordt € 341 miljoen van deze onderschrijding structureel
ingezet voor (grotendeels) de hogere uitgaven aan de Wlz. Van jaar op jaar stijgt
het kader wijkverpleging overigens nog steeds omdat de in de HLA overeengekomen volumegroei
van de uitgaven onverkort van kracht blijft (jaarlijks 2,4% ofwel circa € 100 miljoen),
evenals de toedeling van de loon- en prijsbijstelling van ongeveer € 100 miljoen per
jaar. Hierdoor blijft er ruimte om te blijven investeren in (de groei van) de wijkverpleging.
Bovendien is afgesproken de financiële ontwikkeling te monitoren.
In de tweede plaats heeft de NZa op mijn verzoek een januaribrief en maartbrief geïnformeerd
over de actuele ontwikkelingen van de vraag naar Wlz-zorg. Hierin liet de NZa zien
dat het Wlz-kader ontoereikend was. Via mijn brief van 20 april heb ik de Tweede Kamer
hierover geïnformeerd. Met de inzichten uit de maartbrief kon de Voorjaarsbesluitvorming
plaatsvinden op basis van de meest actuele gegevens. Het tekort van € 550 miljoen
is daarbij voor € 70 miljoen opgelost door de inzet van de gereserveerde herverdelingsmiddelen
en voor € 480 miljoen binnen de integrale besluitvorming bij de Voorjaarsnota.
De tegenvaller vloeit voor een deel voort uit het feit dat de groeiruimte bij de definitieve
kaderbrief Wlz 2020 in het licht van de demografische ontwikkelingen relatief beperkt
was (1,3%). Dat is ook de reden waarom ik mij reeds in januari en maart, vroegtijdiger
dan pas via het gebruikelijke mei-advies, heb laten informeren over de toereikendheid
van het Wlz-kader. Met de toevoeging van het bedrag van € 480 miljoen aan het Wlz-kader
is in 2020 een totale groeiruimte beschikbaar van 3,4%. Voorts heb ik de NZa gevraagd
te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de ramingsmethodiek te verbeteren.
Beide ontwikkelingen zijn aldus verwerkt in de voorjaarsbesluitvorming.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Vraag 24
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het financieel kader
wijkverpleging. Genoemde leden zijn bezorgd over de constatering dat het aantal cliëntenstops
is toegenomen. Zij vragen of de Minister maatregelen neemt om te zorgen dat het aantal
cliëntenstops teruggedrongen wordt. Ook zijn deze leden bezorgd dat de zoektijd voor
de juiste zorg toeneemt. Kan de Minister aangeven wat hij hieraan gaat doen?
Antwoord
Uit de Monitor contractering wijkverpleging 202012 van de NZa blijkt dat ruim 18% van de aanbieders een cliëntenstop heeft afgegeven
in verband met het bereiken van het omzetplafond (tegenover 19% in 2018 en 16% in
2017). Dit percentage is stabiel. Wel ziet de NZa een stijging van cliëntenstops als
gevolg van personeelstekort. Twintig procent van de aanbieders stelden in 2019 een
cliëntenstop in als gevolg van personeelstekort, terwijl dit in 2018 nog 14% was en
in 2017 12%. Cliëntenstops hoeven geen gevaar voor de continuïteit van de zorg te
betekenen, zolang cliënten bij andere aanbieders terecht kunnen.
Zorgaanbieders die te maken krijgen met cliëntenstops verwijzen in de meeste gevallen
de cliënten door naar andere aanbieders die wel capaciteit hebben. Ook wordt verwezen
naar de bemiddelingsfunctie van de zorgverzekeraar. Uit de monitor van de NZa blijkt
dat zorgverzekeraars extra inzetten op zorgbemiddeling (alle tien) en op het verbeteren
van de samenwerking tussen aanbieders (zes zorgverzekeraars) om problemen rondom een
cliëntenstop het hoofd te bieden. Daarnaast onderneem ik diverse acties om te zorgen
dat het personeelstekort in de wijkverpleging zoveel mogelijk afneemt (zie ook het
antwoord op vraag 25).
Vraag 25
Het personeelstekort wordt nijpender de komende jaren. De leden van de SP-fractie
vragen aan de Minister welke acties ondernomen worden om te zorgen dat het personeelstekort
in de wijkverpleging zoveel mogelijk afneemt.
Antwoord
Voldoende personeel is een grote opgave voor de wijkverpleging, en voor de sector
zorg als geheel. Met het actieprogramma Werken in de Zorg werken we zorgbreed aan
het terugdringen van de personeelstekorten. Met acties gericht op behoud van zittend
personeel (waaronder goed werkgeverschap) en anders werken, en op het vergroten van
de instroom. De arbeidsmarkt in Amsterdam is anders dan in Appingedam. De kern van
de aanpak is daarom regionaal met in iedere regio een aanpak tegen de tekorten. Deze
aanpak ondersteun ik met onder andere de publiekscampagne Ik Zorg en de scholingsimpuls
SectorplanPlus (320 mln). Bij de start van het programma werd een personeelstekort
van 100.000 tot 125.000 mensen in 2022 verwacht. Bij een tweede meting in 2019 was
de raming bijgesteld naar 80.000 mensen13. Dit najaar komt de volgende voortgangsrapportage en een actuele raming van het tekort.
In de Prinsjesdag-stukken is een intensivering en vervolg van de aanpak opgenomen.
In aanvulling op zorgbrede aanpak, werken we ook aan branche specifieke acties. Een
specifieke uitdaging voor de wijkverpleging is de extramurale setting. De wijkverpleging
kenmerkt zich door zelfstandige, solistische functies met een naar verhouding grote
mate van autonomie. Dit maakt de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het
kunnen bieden van stages uitdagender, waardoor de keuze voor de wijk minder voor de
hand ligt. Hiervoor ontwikkelen werkgevers samen met vakbonden en onderwijspartijen
nieuwe stageconcepten voor de wijkverpleging.
Een voorbeeld uit de praktijk zijn de ketenstages in Groningen, waardoor studenten
heel breed kennis maken met de zorg. De partijen van het Hoofdlijnenakkoord (HLA)
wijkverpleging ontwikkelen – op basis van twee onderzoeken – aanvullende acties gericht
op meer instroom, betere aansluiting tussen de vraag van werkgevers en het aanbod
vanuit het onderwijs en het aantrekkelijker maken van het werk.
Vraag 26
De Minister is voornemens om budget voor de wijkverpleging in te zetten voor hoger
geraamde uitgaven in de Wlz. Tevens laat de Minister weten dat de effecten van de
coronacrisis en het terugschalen van de zorg zich moeilijk laten voorspellen. Worden
de uitgaven ten behoeve van wijkverpleging weer verhoogd indien een tekort aan budget
voor de wijkverpleging ontstaat?
Antwoord
In het addendum op het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging is met de HLA partijen afgesproken
dat het effect van de Corona-crisis zelf en het terugschalen van de zorg zich moeilijk
laat voorspellen en dat dit een goede beoordeling van het effect van de ramingsbijstelling
bemoeilijkt. Uiterlijk in februari 2021 vindt een gezamenlijke beoordeling door HLA-partijen
plaats van beide effecten. Tevens is afgesproken dat een aangepast MBI-kader niet
leidt tot de inzet van het MBI, zolang de meerjarenraming het oorspronkelijke HLA-kader
niet overschrijdt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier