Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 599 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op het financieel
toezicht op het gebied van dienstverrichting naar Nederland door levens- en schadeverzekeraars
met zetel in een staat die geen lidstaat is in overeenstemming te brengen met artikel
162 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november
2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf
(Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335) door invoering van een verbod op dienstverrichting;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:16, eerste lid, wordt «2:38, 2:39 en 2:46» vervangen door «2:38 en 2:39».
B
Na paragraaf 2.2.2a.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2.2.2a.4. Vrijstelling
Artikel 2:26ga
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend
van de artikelen 2:26d en 2:26f. Aan deze gehele of gedeeltelijke vrijstelling kunnen
voorschriften worden verbonden.
C
Artikel 2:45 komt te luiden:
Artikel 2:45
1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel
van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een staat die
geen lidstaat is het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uit te oefenen.
2. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is en aldaar het bedrijf
van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uitoefent, verboden door middel van het
verrichten van diensten naar Nederland alhier het bedrijf van herverzekeraar uit te
oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank hiervan kennis geeft en aantoont dat zal
worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a. artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening
van het bedrijf van levensverzekeraar, onderscheidenlijk schadeverzekeraar, en de
uitoefening van die bevoegdheid in de staat van zijn zetel;
b. artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met
dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor «een verzekeraar
met zetel in Nederland» moet worden gelezen «een verzekeraar met zetel in een staat
die geen lidstaat is».
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar legt daarbij een door de toezichthoudende
instantie van de staat waar hij zijn zetel heeft afgegeven verklaring over waaruit
blijkt dat hij ingevolge deze bevoegdheid in die staat tevens bevoegd is tot het uitoefenen
van het bedrijf van herverzekeraar en dat bedrijf ook daadwerkelijk aldaar uitoefent.
3. De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te bepalen gegevens.
4. De levensverzekeraar of schadeverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van het
herverzekeringsbedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland
na de mededeling, bedoeld in artikel 2:47, en nadat de verklaringen, bedoeld in het
tweede lid, zijn afgegeven.
5. De levensverzekeraar of schadeverzekeraar, bedoeld in het tweede lid, oefent zijn
herverzekeringsbedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland
uitsluitend uit in de herverzekeringsactiviteit tot het uitoefenen waarvan hij in
de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is.
D
Artikel 2:45a vervalt.
E
Artikel 2:46 komt te luiden:
Artikel 2:46
1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel
van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere
lidstaat het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uit te oefenen.
2. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is en aldaar het bedrijf
van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uitoefent, verboden door middel van het
verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat
het bedrijf van herverzekeraar in Nederland uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche
Bank hiervan kennis geeft en aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a. artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening
van het bedrijf van levensverzekeraar, onderscheidenlijk schadeverzekeraar, dan wel
het bedrijf van herverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid in de staat van
zijn zetel;
b. artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met
dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor «een verzekeraar
met zetel in Nederland» moet worden gelezen «een verzekeraar met zetel in een staat
die geen lidstaat is».
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar legt daarbij een door de toezichthoudende
instantie van de staat waar hij zijn zetel heeft afgegeven verklaring over waaruit
blijkt dat hij ingevolge deze bevoegdheid in die staat tevens bevoegd is tot het uitoefenen
van het bedrijf van herverzekeraar en dat bedrijf aldaar ook daadwerkelijk uitoefent.
3. De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te bepalen gegevens.
4. De levensverzekeraar of schadeverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van zijn
herverzekeringsbedrijf door middel van het verrichten van diensten vanuit het bijkantoor
naar Nederland na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:47, en nadat de
verklaringen, bedoeld in het tweede lid, zijn afgegeven.
5. De levensverzekeraar of schadeverzekeraar, bedoeld in het tweede lid, oefent zijn
herverzekeringsbedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland
uitsluitend uit in de herverzekeringsactiviteiten tot het uitoefenen waarvan hij in
de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is.
F
In artikel 2:47 wordt «als bedoeld in 2:26f, eerste lid, 2:45, eerste lid, 2:46, eerste
lid, of 2:54f, eerste lid» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 2:26f, eerste
lid, 2:45, tweede lid, 2:46, tweede lid, of 2:54f, eerste lid».
G
Na paragraaf 2.2.3.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2.2.3.4. Vrijstelling
Artikel 2:47a
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend
van de artikelen 2:40, 2:45 of 2:46. Aan deze gehele of gedeeltelijke vrijstelling
kunnen voorschriften worden verbonden.
H
Artikel 2:52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Het is een ieder met zetel:
a. in een andere lidstaat verboden het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar
of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang door middel van het verrichten van
diensten naar Nederland uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank van dit voornemen
kennis heeft gegeven;
b. in een staat die geen lidstaat is, verboden het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar
of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang door middel van het verrichten van
diensten naar Nederland uit te oefenen;
c. in een staat die geen lidstaat is en aldaar het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar
of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang uitoefent verboden om door middel
van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van herverzekeraar in Nederland
uit te oefenen.
2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op levensverzekeraars,
natura-uitvaartverzekeraars of schadeverzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel
in een door Onze Minister aan te wijzen lidstaat waar toezicht op het uitoefenen van
het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar
wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen
die deze wet beoogt te beschermen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels worden gesteld met betrekking tot het aanwijzen van lidstaten. Het besluit
tot aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken.
2. In het derde lid wordt «Het eerste lid» vervangen door «Het eerste lid, aanhef en
onderdeel a,».
3. In het vierde lid wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste lid, onderdeel
a,».
I
In artikel 2:53, eerste en tweede lid, wordt «artikel 2:52, eerste lid» vervangen
door «artikel 2:52, eerste lid, onderdeel a».
J
In artikel 2:54, eerste lid, wordt «van die aangewezen staat» vervangen door «van
die aangewezen staat of lidstaat» en wordt «in die staat» vervangen door «in die staat
of die lidstaat».
K
In artikel 2:54.0a wordt «artikel 2:50» vervangen door «de artikelen 2:50 en 2:52».
L
Artikel 3:24 wordt als volgt gewijzigd:
1. in de aanhef wordt «of diensten verricht naar Nederland» vervangen door »of herverzekeringsdiensten
verricht naar Nederland».
2. In onderdeel b wordt na «schadeverzekeraar» ingevoegd «dan wel het bedrijf van herverzekeraar».
M
Artikel 3:28 komt te luiden:
Artikel 3:28
1. Artikel 3:24 is van overeenkomstige toepassing op entiteiten voor risico-acceptatie
met zetel in een niet-aangewezen staat of herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen
staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren of door middel
van het verrichten van diensten naar Nederland.
2. Artikel 3:24 is van overeenkomstige toepassing op verzekeraars met beperkte risico-omvang
met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland
gelegen bijkantoren.
N
In artikel 3:43, tweede lid, wordt «2:43, tweede lid, of 2:46, tweede lid» vervangen
door «2:43, tweede lid, of 2:46, derde lid».
O
Artikel 3:48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zijn bedrijf uitoefent» vervangen door «zijn bedrijf van
herverzekeraar uitoefent» en wordt «artikel 2:45, tweede lid» vervangen door «artikel
2:45, derde lid».
2. In het tweede lid wordt «zijn bedrijf uitoefent» vervangen door «zijn bedrijf van
herverzekeraar uitoefent» en wordt «artikel 2:46, tweede lid» vervangen door «artikel
2:46, derde lid».
P
In artikel 3:52 wordt «met zetel in een niet-aangewezen staat» vervangen door «met
zetel in een niet-aangewezen lidstaat».
Q
In artikel 3:58, tweede lid, wordt «hun bedrijf uitoefenen» vervangen door «hun bedrijf
van herverzekeraar uitoefenen».
R
In artikel 3:61, tweede lid, komt te luiden:
2. Artikel 3:57 is van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen of herverzekeraars
met zetel in een niet-aangewezen staat en verzekeraars met beperkte risico-omvang
met zetel in een niet-aangewezen lidstaat die hun bedrijf uitoefenen door middel van
het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een niet-aangewezen
staat onderscheidenlijk vanuit een vestiging in een niet-aangewezen lidstaat.
S
In artikel 3:87, eerste lid, wordt «niet-aangewezen staat» vervangen door «niet-aangewezen
lidstaat».
T
De bijlage bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt:
In de opsomming van artikelen in het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt
«2:45, eerste tot en met vierde lid» vervangen door «2:45», en wordt »2:46, eerste
tot en met derde lid» vervangen door «2:46».
U
De bijlage bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt:
In de opsomming van artikelen in het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt
«2:45, eerste tot en met vierde lid» vervangen door «2:45», en wordt »2:46, eerste
tot en met derde lid» vervangen door «2:46».
ARTIKEL II
1. Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met
beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is na het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet toegestaan om in afwijking van artikel 2:45, eerste
lid, onderscheidenlijk artikel 2:46, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht
het verzekeringsbedrijf uit te oefenen, indien hij:
a. op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf
uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland; en
b. binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet een volledige aanvraag voor een
vergunning op grond van artikel 2:27, eerste lid, dan wel artikel 2:40, eerste lid,
van de Wet op het financieel toezicht indient.
2. Het is een verzekeraar met beperkte risico-omvang met zetel in een staat die geen
lidstaat is na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet toegestaan om in afwijking
van artikel 2:52, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het financieel toezicht
het verzekeringsbedrijf uit te oefenen, indien hij:
a. op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf
uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland; en
b. binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet een volledige aanvraag voor een
vergunning op grond van artikel 2:48, eerste lid, dan wel artikel 2:50, eerste lid,
van de Wet op het financieel toezicht indient.
3. Het eerste of tweede lid blijft van toepassing totdat de Nederlandsche Bank een besluit
heeft genomen op de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b, onderscheidenlijk het tweede lid, onderdeel b, dan wel na indiening van een volledige
aanvraag de verzekeraar de Nederlandsche Bank schriftelijk heeft meegedeeld de aanvraag
in te trekken.
4. Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met
beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is, die op het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf uit te oefenen
via het verrichten van diensten naar Nederland, toegestaan om in afwijking van artikel
2:45, eerste lid, of 2:46, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht het herverzekeringsbedrijf
te blijven uitoefenen, indien hij uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding
van deze wet een kennisgeving als bedoeld in artikel 2:45, tweede lid, of artikel
2:46, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft gedaan voor het verrichten
van diensten naar Nederland.
5. Het vierde lid blijft van toepassing totdat de Nederlandsche Bank naar aanleiding
van de kennisgeving, bedoeld in het vierde lid, een mededeling van ontvangst als bedoeld
in artikel 2:47 van de Wet op het financieel toezicht heeft gedaan.
6. Op een verzekeraar die geen gebruik maakt van de regeling, bedoeld in het eerste,
tweede of vierde lid, is artikel 2:45, eerste lid, of artikel 2:46, eerste lid, onderscheidenlijk
artikel 2:52, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het financieel toezicht
gedurende 24 maanden na de inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing:
a. indien hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf
uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland;
b. indien hij binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet een plan indient ter
goedkeuring van de Nederlandsche Bank om binnen 24 maanden na inwerkingtreding van
deze wet zijn verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting te staken;
c. indien hij geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit na de datum van inwerkingtreding
van deze wet; en
d. hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel
toezicht.
7. Op een verzekeraar waarvan de vergunningaanvraag is afgewezen dan wel een verzekeraar
die zijn aanvraag heeft ingetrokken, is artikel 2:45 of artikel 2:46 onderscheidenlijk
artikel 2:52, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het financieel toezicht
gedurende 12 maanden na de afwijzing of de intrekking van de vergunningaanvraag niet
van toepassing:
a. indien hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf
uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland;
b. indien hij binnen drie maanden na afwijzing van de vergunningaanvraag dan wel de mededeling
van de verzekeraar tot intrekking van zijn aanvraag een plan indient ter goedkeuring
van de Nederlandsche Bank om binnen 12 maanden zijn verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting
te staken;
c. indien hij geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit na de datum van de afwijzing
van zijn aanvraag dan wel intrekking; en
d. hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel
toezicht.
8. Op een verzekeraar die een kennisgeving als bedoeld in het vijfde lid heeft gedaan
en ingevolge een mededeling van de Nederlandsche Bank niet langer bevoegd is het herverzekeringsbedrijf
in Nederland uit te oefenen, is artikel 2:45, eerste lid of artikel 2:46, eerste lid,
van de Wet op het financieel toezicht gedurende 12 maanden na ontvangst van die mededeling
niet van toepassing:
a. indien hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf
uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland;
b. indien hij binnen drie maanden na ontvangst van de mededeling een plan indient ter
goedkeuring van de Nederlandsche Bank om binnen 12 maanden zijn verzekeringsactiviteiten
via dienstverrichting te staken;
c. indien hij geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit na de datum van de mededeling;
en
d. hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel
toezicht.
9. De Nederlandsche Bank kan de termijn, bedoeld in het zevende lid, aanhef en achtste
lid, aanhef, met maximaal 12maanden verlengen indien dat redelijkerwijze noodzakelijk
is voor de afwikkeling van de verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting van de
betrokken verzekeraar.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.