Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
Nr. 5 VERSLAG
            
Vastgesteld 9 oktober 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
                  wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
                  tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
                  over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
                         
                         
                         
I.
ALGEMEEN
3
1.
Inleiding
4
2.
Verbetering van de uitvoerbaarheid toeslagen
6
                         
                         
2.1
Versterking van de menselijke maat en verbetering van de praktische rechtsbescherming
7
                         
                         
                         
2.1.1.
Proportioneel vaststellen
8
                         
                         
                         
2.1.2.
Matigen van een terugvordering en rente berekening bij terugvordering
11
                         
                         
                         
2.1.3.
Introductie doelmatigheidsgrens
12
                         
                         
                         
2.1.4.
Naar voren brengen van een zienswijze door belanghebbende
12
                         
                         
                         
2.1.5.
Aanvullende waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen
14
                         
                         
                         
2.1.6.
Aanvullende waarborg bij verzuimboete wegens niet nakomen informatieverplichting
15
                         
                         
                         
2.1.7.
Verplichting tot informatieverstrekking voor derden
16
                         
                         
                         
2.1.8.
Een uitgebreidere motivering in een boeterapport en het geven van een zienswijze bij
                              oplegging vergrijpboete
                           
18
                         
                         
                         
2.1.9.
Kwijtschelding op termijn
19
                         
                         
2.2
Het voorkomen van schrijnende situaties door toeslagpartnerschap
20
                         
                         
                         
2.2.1.
Schrijnende situaties door toeslagenpartnerschap
20
                         
                         
                         
2.2.2.
Onverzekerdheid partner
21
3.
Uitvoerings- en handhavingsaspecten
21
4.
Gevolgen voor de regeldruk
22
5.
Budgettaire aspecten
23
6.
Gevolgen voor het Europese recht, staatssteun en grondrechten
23
7.
Doenvermogen
23
8.
Verwerking van persoonsgegevens
24
9.
Artikel 3.1 Comptabiliteitswet
24
10.
Advies en consultatie
24
11.
Evaluatieparagraaf
24
                         
                         
                         
                         
                         
                         
II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
24
Artikel II
24
Artikel VI, onderdeel J
25
                         
                         
                         
                         
                         
                         
BIJLAGE Uitvoeringstoetsen
25
BIJLAGE Advies ATR
25
BIJLAGE Advies AP
26
BIJLAGE Advies RvS
26
                         
                         
                         
                         
                         
                         
OVERIG
26
                         
                         
                         
                         
                         
                         
NOTA VAN WIJZIGING
26
1.
Algemeen
26
                         
                         
1.1.
Uitzondering arbeidseis
26
                         
                         
1.2.
Kosten van invordering
28
                         
                         
1.3.
Herziening beschikking rente bij te late betaling
28
                         
                         
1.4.
Precedentwerking
28
                         
                         
                         
Budgettaire gevolgen
28
                         
                         
                         
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
28
                         
                         
                         
Uitvoeringskosten Belastingdienst
28
II.
Onderdeelsgewijs
29
Onderdeel A
29
BIJLAGE Advies RvS
29
I. ALGEMEEN
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
                  verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij benadrukken het belang van het verbeteren
                  en/of het hervormen van het toeslagenstelsel naar een menselijker systeem. Zij zien
                  in dit voorstel uitvoering gegeven aan de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk
                  31 066, nr. 582). De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde
                  vereenvoudigingen de eerste stappen zijn naar een grotere herziening van het toeslagenstelsel.
               
Met interesse heeft de PVV-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel, naar aanleiding
                  daarvan heeft de PVV-fractie nog enkele vragen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet verbetering uitvoerbaarheid
                  toeslagen en hebben vragen en opmerkingen.
               
De leden van de fractie van D66 hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
                     Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij vinden het goed dat er belangrijke
                     verbeteringen in het stelsel worden doorgevoerd, gericht op het verbeteren van de
                     dienstverlening, het versterken van de menselijke maat, het verbeteren van praktische
                     rechtsbescherming en het voorkomen van schrijnende situaties. Tegelijkertijd is het
                     belangrijk om aan een alternatief voor het toeslagenstelsel te werken, omdat de fundamentele
                     problemen van het toeslagenstelsel blijven bestaan.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de routekaarten van de uitwerking van
                     alternatieven voor het toeslagen kunnen worden verwacht.
                  
De leden van de fractie van D66 valt het op dat de teksten in de memorie van toelichting
                     best technisch zijn en veel juridische termen bevatten. Zij vragen op welke wijze
                     de regering de gevolgen van deze voorstellen bij mogelijke toeslagontvangers onder
                     de aandacht brengt.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen of er aanvullende verbeterpunten zijn overwogen
                     maar niet zijn opgenomen in dit wetsvoorstel en de nota van wijziging, bijvoorbeeld
                     omdat deze verbeterpunten pas op een later moment uitvoerbaar zijn. Zo ja, om wat
                     voor mogelijke verbeterpunten gaat het? En wat is de reden dat deze verbeterpunten
                     uiteindelijk niet zijn opgenomen?
                  
De leden van de fractie van D66 vragen of bij het meer in rekenschap nemen van de
                     menselijke maat in het systeem van toeslagen ook is gekeken naar de inrichting en
                     de vormgeving van de uitvoerende organisatie. De leden van de fractie van D66 lezen
                     dat de maatregelen «doenlijk» moeten zijn en vragen hoe dit wordt getoetst. Bestaat
                     er een overheidsbreed kader voor de toetsing daarvan? Zo nee, zou het dan niet in
                     de rede liggen dit te ontwikkelen?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Wetsvoorstel verbetering
                  uitvoerbaarheid toeslagen. Zij onderschrijven dat er een urgentie ligt om op korte
                  termijn de menselijke maat in het toeslagensysteem terug te brengen. Tegelijkertijd
                  hebben zij een aantal vragen.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben vragen
                  en opmerkingen.
               
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
                     Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. De toeslagenaffaire heeft pijnlijk duidelijk
                     gemaakt dat het stelsel, in plaats van mensen te helpen, mensen juist in de problemen
                     brengt. De oorzaken hiervan zijn veelkoppig; niet alleen zijn de regels de rigide,
                     ook in de uitvoering is veel te hard opgetreden. Met wantrouwen richting mensen, in
                     plaats vanuit vertrouwen. De schade die mensen hebben geleden moet zo snel mogelijk
                     worden gecompenseerd, en het vertrouwen moet worden teruggewonnen. Dat vereist een
                     andere houding van de Belastingdienst, maar ook andere regels. Op termijn betekent
                     dit wat betreft de leden van de PvdA-fractie een stelselwijziging. Op korte termijn
                     kan dit wetsvoorstel een kleine stap in de goede richting zijn. De ervaringen in Groningen
                     leren echter dat het met goede bedoelingen en het aanpassen van regels alleen het
                     niet zal lukken de problemen op te lossen. Tot nu toe loopt het oplossen van bestaande
                     casus niet voorspoedig en zijn verreweg de meeste ouders nog niet in de buurt van
                     een oplossing. Hoe wordt met dit voorstel het oplossen van bestaande problematiek
                     bespoedigd? Worden de maatregelen uit dit voorstel reeds in de praktijk toegepast,
                     ook als dat momenteel strikt genomen nog tegen de regels is?
                  
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het wetsvoorstel mogelijkheden biedt om
                     tot redelijker uitkomsten te komen, en om tot meer overlegmogelijkheden te komen.
                     Het betreft vooral maatregelen die de Belastingdienst meer mogelijkheden bieden. In
                     hoeverre wordt het voor belanghebbenden eenvoudiger en overzichtelijker met dit wetsvoorstel?
                     Het risico van meer opties, meer momenten van contact, en meer brieven kan ook ervoor
                     zorgen dat paradoxaal het gehele proces complexer wordt, waardoor ontmoediging kan
                     ontstaan. Hoe wordt dit voorkomen?
                  
Naast bovenstaande hebben de leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en
                     opmerkingen, die hierna aan de orde komen.
                  
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben
                  vragen en opmerkingen.
               
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie vragen van elke toeslag hoe vaak er nu teruggevorderd
                  wordt, en wat voor bedragen dit zijn. Kan een inschatting gemaakt worden met hoeveel
                  dit wetsvoorstel het aantal terugvorderingen of de omvang van de terugvorderingen
                  terugbrengt?
               
De leden van de PVV-fractie vragen de regering aan te geven of de Belastingdienst/Toeslagen
                  over voldoende capaciteit, kennis en kunde beschikt om de voorgestelde maatregelen
                  in de praktijk zonder te grote risico’s en problemen uit te voeren, en zonder dat
                  andere taken zoals fraudebestrijding in het gedrang komen. Welke opties heeft de regering
                  onderzocht om de effectiviteit en de uitvoerbaarheid van de Belastingdienst/toeslagen
                  te verbeteren?
               
De leden van de CDA-fractie merken op het van het grootste belang te vinden dat er
                  maatregelen genomen worden om de handhaving van de toeslagen rechtvaardiger te maken.
                  Zij hebben nog wel twijfels of de door de regering gekozen maatregelen efficiënt en
                  verstandig zijn vormgegeven.
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Raad van State benadrukt dat de verhouding
                     tussen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inkomensafhankelijke
                     regelingen (Awir) door de voorgestelde wijzigingen complexer wordt. Verschillende
                     elementen van de in de Awir voorgestelde bepalingen vertonen overlap met de Awb. Heeft
                     de regering de mogelijkheden onderzocht om de onderhavige inhoudelijke wijzigingen
                     zodanig te structureren dat er een grotere juridische eenvoud bereikt werd? Wat zijn
                     hierbij de overwegingen geweest?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering specifieke strategische of
                     operationele maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de toename aan zorgvuldigheid
                     niet leidt tot een afname aan – minstens zo urgente – snelheid.
                  
De leden van de SP-fractie merken op ambivalent te zijn over de voorgestelde maatregelen
                     in de wet. Enerzijds zijn de leden van de SP-fractie blij dat er meer ruimte komt
                     voor de menselijke maat, maar zij zijn wel benieuwd of het de Belastingdienst/Toeslagen
                     gaat lukken, gezien het recente verleden. Welke garanties kan de regering daarop geven?
                     Anderzijds zijn de leden van de SP-fractie teleurgesteld over het wetsvoorstel. Het
                     gaat door op de weg van exorbitante en disproportionele verplichte gegevensdeling
                     door kinderopvanginstellingen met de Belastingdienst/Toeslagen. De leden van de SP-fractie
                     wachten al bijna twee maanden op de antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp (vragen
                     van de leden Kwint en Leijten aan de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     en van Financiën – Toeslagen en Douane, over de verplichte dataverstrekking van kinderopvangorganisaties
                     aan de Belastingdienst; ingezonden 13 augustus 2020; 2020Z14708).
                  
Ook zijn de leden van de SP-fractie zeer teleurgesteld dat het recht op kinderopvangtoeslag
                     voor echtparen waarbij een partner ongeneeslijk, of zelfs al terminaal, ziek is of
                     waarbij een van de partners levenslang dagbesteding nodig heeft, niet geregeld wordt.
                     Op deze zaken komen zij verderop in dit verslag uitgebreid terug.
                  
De leden van de fractie van 50PLUS delen de opmerking van de regering dat zij er «geen
                     misverstand over laat bestaan dat met het voorliggende wetsvoorstel de complexiteit
                     van het stelsel als zodanig niet volledig wordt weggenomen». De leden van de fractie
                     van 50PLUS zijn van mening dat het voorliggende wetsvoorstel de complexiteit van het
                     stelsel helemaal niet wegneemt en dat daartoe ook geen poging wordt ondernomen. In
                     de perceptie van de leden van de fractie van 50PLUS wordt misschien de «klantbeleving»
                     of de «dienstverlening» verbeterd en worden bepaalde complexiteiten aan het oog van
                     de burger onttrokken, maar aan de complexiteit als zodanig wordt feitelijk niets gedaan.
                     Zij vinden het onterecht dat de regering zichzelf in dit verband complimenteert met
                     echte complexiteitsreductie.
                  
De leden van de fractie van 50PLUS lezen dat de Belastingdienst Toeslagen extra budgettaire
                     middelen heeft gekregen om de dienstverlening aan toeslaggerechtigden te verbeteren
                     en dat er tal van maatregelen uit de wet «hardheidsaanpassing Awir» in werking zijn
                     getreden. Zij merken daarbij op dat aanvullende budgetten en aanvullende bepalingen
                     volgens hen nooit leiden tot afname van complexiteit, maar juist tot het tegenovergestelde.
                  
De leden van de fractie van 50PLUS merken op dat naar hun mening het volgende citaat
                     uit de memorie van toelichting bewijst dat de aangekondigde «complexiteitsreductie»
                     als gevolg van de voorliggende maatregelen, in de praktijk neerkomt op een nieuwe
                     laag van controles en werkzaamheden: «Door het opnemen van een aantal bepalingen in de Algemene wet inkomensafhakelijke
                        regelingen (Awir), die in deze memorie van toelichting nader worden toegelicht, wordt
                        expliciet gemaakt dat de Belastingdienst/Toeslagen meer zorgvuldig en proactief dient
                        te handelen overeenkomstig de normen die volgen uit de algemene beginselen van behoorlijk
                        bestuur indien de betreffende omstandigheden daartoe noodzaken. Onderdeel van de voorgestelde
                        wetswijzigingen betreft onder meer een aantal aanpassingen van de informatieverplichtingen.
                        Door ook meer informatie van derden te ontvangen, kan de Belastingdienst/Toeslagen
                        voorkomen dat er bij de toekenning van voorschotten of tegemoetkomingen onbedoelde
                        fouten worden overgenomen en kan sneller aan de bel worden getrokken als eerder ontvangen
                        informatie niet blijkt te kloppen.»
De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat echte complexiteitsreductie, zowel voor
                     burgers en bedrijven als voor de uitvoeringsdiensten, optreedt wanneer er veel minder
                     bepalingen en veel minder regelingen als geheel onderdeel uitmaken van het fiscale
                     stelsel. Een dergelijke aanpak brengt ook besparingen met zich mee in plaats van een
                     noodzaak tot «extra budgettaire middelen».
                  
Voor een interessante beleidsroute die leidt tot daadwerkelijke complexiteitsreductie
                     zonder grote maatschappelijke schokken en binnen aanvaardbare parameters wijzen de
                     leden van de fractie van 50PLUS naar het doorgerekende 50PLUS-plan voor een grote
                     individuele korting evenals naar het recent gepresenteerde plan van D66 voor een grote
                     huishoudkorting. In beide voorstellen wordt een groot aantal bestaande instrumenten
                     vervangen door een of enkele instrumenten.
                  
2. Verbetering van de uitvoerbaarheid toeslagen
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ver het staat met de door de Minister van Financiën
                  aangekondigde reorganisatie van de Belastingdienst.
               
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het staat met de voortgang van de praktische
                  rechtsbescherming. Tevens vragen zij wat het beoogde tijdpad is van de cultuurverandering
                  bij de Belastingdienst/Toeslagen. De leden van de fractie van D66 vragen of het aanstellen
                  van een persoonlijk behandelaar een concept is dat ook in de toekomstige reguliere
                  organisatie kan worden gebruikt of voor het nieuwe stelsel. Tevens vragen zij of het
                  een concept is dat kan worden gebruikt bij de Belastingdienst voor fiscale zaken.
               
De leden van de SP-fractie erkennen dat er een flinke noodzaak is om de uitvoerbaarheid
                     van toeslagen te verbeteren. Bij vaststellen van de problematiek omtrent toeslagen
                     is het helder dat de toeslagenaffaire een grote rol heeft gespeeld, maar dat neemt
                     niet weg dat al jaren bekend is dat toeslagen een grote bron van schulden zijn voor
                     mensen. Waarom heeft de regering niet eerder besloten tot verbetering? Kan zij hier
                     een bespiegeling op geven?
                  
De leden van de SP-fractie vragen zich af bij het lezen van dit wetsvoorstel of het
                     nu precies gaat om verbetering van de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst/Toeslagen
                     of voor de mensen die toeslagen nodig hebben. Wat vindt de regering van de balans
                     van dit wetsvoorstel? Zijn de aanvragers van toeslagen echt geholpen bij de maatregelen,
                     of hebben we hier te maken met een voorstel dat vooral de uitvoering moet helpen aan
                     de kant van de Belastingdienst/Toeslagen?
                  
Hoewel de regering betoogt dat het wetsvoorstel gaat om drie pijlers voor mensen die
                     toeslagen nodig hebben, merken de leden van de SP-fractie op dat een groot gedeelte
                     gaat over gegevensdeling, die in hun opvatting vooral ten goede moet komen aan de
                     uitvoerder: Belastingdienst/Toeslagen.
                  
De leden van de PvdA-fractie merken op dat zij op zichzelf de drie pijlers achter
                  dit wetsvoorstel snappen. Met betrekking tot de eerste pijler, het versterken van
                  de menselijke maat in het stelsel, achten zij persoonlijk contact tevens van groot
                  belang. Hoe wordt ervoor gezorgd dat mensen een fysiek loket in de buurt hebben waar
                  zij terecht kunnen bij onduidelijkheden of conflict? Is de Belastingtelefoon inmiddels
                  op orde en ook in staat te helpen? Kunnen ook gevallen die op dit moment nog niet
                  geïdentificeerd zijn, maar ongetwijfeld zullen komen, aanspraak maken op persoonlijke
                  begeleiding?
               
De leden van de fractie van 50PLUS erkennen dat de voorgestelde wet waarschijnlijk
                  per saldo zal leiden tot een verbetering van de «klantervaring» van burgers. Zij merken
                  op dat het noodzakelijk is, omdat de regering blijft kiezen voor het handhaven van
                  een discriminerend belasting- en toeslagenstelsel dat inmiddels van alle kanten wordt
                  bekritiseerd en waarvoor meerdere interessante alternatieven voorhanden zijn, om dan
                  tenminste iets te doen aan de klantervaring en de menselijke maat. Naar de mening
                  van de leden van de fractie van 50PLUS wordt dit minimale ook enigszins bereikt dankzij
                  de voorliggende maatregelen. Wanneer de uitvoeringspraktijk echter niet vanuit de
                  burger wordt beschouwd, maar vanuit de uitvoeringsdienst, dan is de fractie van 50PLUS
                  er allerminst van overtuigd dat er per saldo sprake zal zijn van een «verbetering
                  van de uitvoerbaarheid». Integendeel, zo merken zij op. Dat deel van het werk dat
                  «onder water» wordt gedaan, neemt immers toe, evenals de kosten. De leden van de fractie
                  van 50PLUS nodigen de regering van harte uit om te trachten dit standpunt te weerleggen.
               
De leden van de fractie van 50PLUS zijn van mening dat er in dit verband veel te grote
                  woorden worden gebruikt door de regering, maar zij zullen de verbeteringen voor de
                  burger en het versterken van de menselijke maat uiteraard wel steunen. Zij ervaren
                  het echter als buitengewoon teleurstellend dat het uitgeven van geld, het introduceren
                  van nieuwe bepalingen en het aannemen van méér ambtenaren wordt verkocht als «complexiteitsreductie»
                  en als «verbetering van uitvoerbaarheid». Het is symptoombestrijding en dat is op
                  lange termijn zo niet vol te houden.
               
2.1 Versterking van de menselijke maat en verbetering van de praktische rechtsbescherming
               
De leden van de PVV-fractie constateren dat het voorstel erop is gericht om bij de
                  uitvoering van de toeslagen de menselijke maat terug te brengen en te komen tot meer
                  maatwerk. Kan de regering aangeven in een hoeverre een (juridische afgedwongen) cultuuromslag
                  bij de Belastingdienst/Toeslagen op korte termijn haalbaar is? De leden van de PVV-fractie
                  merken op dat het verankeren van maatwerk in regelgeving meerdere procedurele stappen
                  vereist alvorens een besluit kan worden genomen. Kan de regering nader toelichten
                  in hoeverre dit gevolgen heeft op de effectiviteit en de snelheid van het nemen van
                  een besluit bij de Belastingdienst/Toeslagen?
               
De leden van de fractie van D66 lezen dat meer wordt gehandeld in overeenstemming
                  met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en vragen zich af of dit eerder
                  dan niet gebeurde. Tevens vragen zij of het beoogde maatwerk ertoe gaat leiden dat
                  mensen langer op hun betalingen moeten wachten.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier de medewerkers van de Belastingdienst
                  zelf betrokken zijn in de accentverschuiving naar een meer menselijke maat, omdat
                  gebrek aan dergelijke betrokkenheid de operationele effectiviteit in de weg zou kunnen
                  staan. Daarnaast vragen zij naar de samenhang tussen een grotere discretionaire ruimte
                  voor de inspecteurs enerzijds en de ingezette cultuurverandering in de organisatie
                  anderzijds.
               
De leden van de SP-fractie waarderen de poging om de menselijke maat en de praktische
                     rechtsbescherming terug te brengen bij de uitvoering van Belastingdienst/Toeslagen.
                     Zij missen wel een analyse waar en waarom het niet goed zit met de menselijke maat.
                     Zij missen een analyse over de automatisering die heeft plaats gevonden en waarbij
                     de persoonlijke toets ontbreekt. Gaat de Belastingdienst/Toeslagen het automatisch
                     versturen van brieven stoppen of ernstig beperken?
                  
De leden van de SP-fractie stellen vast dat er soms geautomatiseerd brieven worden
                     gestuurd, die mensen echt de stuipen op het lijf jaagt. Is er een analyse gemaakt
                     van automatische processen en het toezenden van brieven? Op welke wijze kan hier meer
                     menselijke maat worden toegepast?
                  
De leden van de SP-fractie missen ook de analyse waar de praktische rechtsbescherming
                     niet of te beperkt aan mensen wordt geboden. Zij wijzen de regering erop dat, als
                     de Belastingdienst/Toeslagen stelt dat iemand iets fout heeft gedaan en dat er iets
                     terugbetaald moet worden, het voor mensen zeer ingewikkeld kan zijn om te bezien welk
                     recht op verweer zij hebben. Waarom is deze analyse niet gemaakt of, als die er wel
                     is, waarom is die niet meegestuurd met dit wetsvoorstel?
                  
De leden van de SP-fractie merken op dat we in het verleden hebben gezien dat de Belastingdienst/Toeslagen
                     niet alleen veel te korte reactietermijnen hanteerde, maar ook dat er besloten werd
                     om mensen de kwalificatie opzet/grove schuld te geven omdat het opleggen van een verwijt
                     of verzuimboete te arbeidsintensief was. Hoe kan de regering de leden van de SP-fractie
                     ervan overtuigen dat dit soort overtreding van behoorlijk bestuur en het afnemen van
                     rechtsbescherming in de toekomst niet opnieuw ontstaat?
                  
2.1.1 Proportioneel vaststellen
               
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat er nu een wettelijke basis komt die bepaalt
                     dat niet meer de gehele toeslag wordt teruggevorderd als niet de gehele eigen bijdrage
                     is betaald of als er een andere kleine onvolkomenheid is. Zij vragen de regering wat
                     de oorsprong is van het disproportioneel terugvorderen, nog voordat de Belastingdienst
                     is gaan procederen en de Raad van State de Belastingdienst voorafgaand aan de uitspraak
                     van 23 oktober 2019 gelijk gaf. De tekst van de wet noopt immers niet tot disproportioneel
                     terugvorderen, eerder het tegenovergestelde. Volgde de disproportionele terugvordering
                     uit de wetsgeschiedenis of was dit het gevolg van het handhavingsbeleid van de Belastingdienst?
                  
De leden van de CDA begrijpen ook niet zo goed het taalkundige belang van de wetsaanpassing.
                     Nu staat er in de wet dat een ouder een aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in
                     de door hem of zijn partner te betalen kosten. De leden van de CDA-fractie lezen daarin
                     dat ouders recht hebben op een vergoeding van een percentage van de kosten van de
                     kinderopvang. De dwingendheid van een alles-of-nietsbepaling komt in deze tekst eigenlijk
                     niet naar voren. De regering stelt voor om deze tekst te wijzigen zodat een ouder
                     een aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner betaalde
                     kosten. De leden van de CDA-fractie lezen in deze tekst juist een beperking, namelijk
                     dat een ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag als de kosten niet betaald zijn.
                     Taalkundig lijkt dit juist veel meer op een alles-of-nietsbepaling dan de bestaande
                     tekst. De terminologie van betaalde kosten lijkt bovendien niet aan te sluiten bij
                     de toeslagen die als voorschot worden uitbetaald. Het voorschot kinderopvangtoeslag
                     wordt immers maandelijks uitbetaald, vaak nog voordat de ouder de rekening van de
                     kinderopvang betaalt. Maar op grond van de voorgestelde wetstekst is er dan nog geen
                     aanspraak op kinderopvangtoeslag. Hetzelfde geldt voor ouders die een betalingsregeling
                     hebben bij de kinderopvanginstelling. Die ouders hebben immers nog niet betaald, dus
                     lijkt de voorgestelde wetstekst te impliceren dat ze dan ook nog geen aanspraak op
                     kinderopvangtoeslag hebben.
                  
Het komt de leden van de CDA-fractie dan ook voor dat de voorgestelde wetstekst juist
                     minder goed aansluit bij de bedoeling van de regering dan de huidige wetstekst. Graag
                     verzoeken zij de regering de noodzaak tot aanpassing van de wetstekst nader toe te
                     lichten.
                  
De leden van de CDA-fractie zien twee mogelijkheden om proportioneel terug te vorderen.
                     De makkelijkste is om het deel van de eigen bijdrage dat niet betaald is, terug te
                     vorderen. Dus als een ouder in enig jaar 100 euro te weinig eigen bijdrage heeft betaald,
                     dan wordt 100 euro kinderopvangtoeslag teruggevorderd in plaats van de totaal ontvangen
                     kinderopvangtoeslag in dat jaar. Heeft een ouder in enig jaar 1.000 euro te weinig
                     eigen bijdrage betaald, dan wordt er 1.000 euro kinderopvangtoeslag teruggevorderd.
                     Als de niet betaalde eigen bijdrage hoger is dan de ontvangen kinderopvangtoeslag,
                     wordt dus alle ontvangen kinderopvangtoeslag teruggevorderd.
                  
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering middels de wetswijziging kiest
                     voor een terugvordering naar rato van de kosten die de ouder aan de kinderopvanginstelling
                     heeft betaald. Daarvoor wordt eerst gekeken naar het percentage aan kinderopvangtoeslag
                     waar de ouder recht op heeft. En vervolgens wordt dat percentage van het niet betaalde
                     bedrag aan eigen bijdrage teruggevorderd. In de memorie van toelichting geeft de regering
                     het voorbeeld van een rekening kinderopvang van 10.000 euro met een recht op 80% kinderopvangtoeslag
                     en 1.000 euro eigen bijdrage die niet betaald is. De terugvordering bedraagt dan 800 euro.
                     De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de voor- en de nadelen van beide
                     methoden zijn en waarom de regering voor de tweede methode gekozen heeft.
                  
De leden van de CDA-fractie merken daarbij nog de volgende zaken op. Allereerst lijkt
                     het erop dat het disproportioneel terugvorderen ontstaan is vanuit de gedachte van
                     het wetgevende ministerie dat kinderopvang niet gratis mag zijn. Bij beide methoden
                     van proportioneel terugvorderen is dat echter ook niet het geval. De ouder betaalt
                     in de eerste methode evenveel eigen bijdrage alleen een deel daarvan wordt betaald
                     aan de Belastingdienst in plaats van aan de kinderopvanginstelling. In de door de
                     regering gekozen methode betaalt de ouder bijna het gehele bedrag van de bedoelde
                     eigen bijdrage.
                  
Ten tweede is het voor het maatwerk van groot belang wat er gebeurt met het openstaande
                     bedrag van de rekening bij de kinderopvanginstelling. Als de ouder wel de gehele eigen
                     bijdrage betaald, maar 1.000 euro wordt in een later jaar betaald, dan heeft die ouder
                     per saldo een veel hogere eigen bijdrage betaald dan wanneer de ouder de rekening
                     op tijd had betaald. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie niet de bedoeling. Een
                     ouder die betalingsproblemen heeft wordt dan zwaarder behandeld dan een ouder zonder
                     betalingsproblemen. Natuurlijk kan de Belastingdienst ook niet jaren gaan monitoren
                     of een rekening betaald wordt. Maar kan de regering aangeven wat een rechtvaardige
                     oplossing hiervoor zou kunnen zijn?
                  
Ten derde merken de leden van de CDA-fractie bij het berekenen van de proportionele
                     terugvordering op dat er ook rekening mee gehouden moet worden dat het restant van
                     de rekening nooit wordt terugbetaald. Dat kan zijn uit coulance van de opvanginstelling,
                     maar ook vanwege fraude. De rapportage Onderzoek signalen kinderopvangtoeslag van
                     het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat het beeld achter dat de kinderopvangmarkt
                     creatiever is dan wat beleid en uitvoering van tevoren konden bedenken. Waar een subsidie
                     te ontvangen is, ontstaan er contractvormen in een markt om zoveel mogelijk subsidie
                     binnen te halen. Het aanbieden van «gratis kinderopvang» door opvanginstellingen en
                     het omvormen van informele opvang naar opa en oma als officiële gastouder zijn daar
                     voorbeelden van. In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie de regering ook kritisch
                     te kijken naar de methode van proportioneel terugvorderen. Bij de door deze leden
                     als eerste geschetste methode maakt het niet uit hoeveel de ouder betaalt: de eigen
                     bijdrage is gelijk, maar deze wordt of geheel aan de opvanginstelling betaald of deels
                     aan de Belastingdienst in de vorm van de terugvordering. In de door de regering gekozen
                     methode loont het om de rekening te hoog vast te stellen en vervolgens een gedeelte
                     kwijt te schelden. De ouder houdt dan het percentage van de eigen bijdrage over het
                     niet betaalde bedrag over. Bij ouders met een laag inkomen is dit effect beperkt,
                     maar bij ouders met een hoger inkomen gaat het al snel over duizenden euro’s. Aangezien
                     het verleden heeft uitgewezen dat de praktijk creatief is in het vinden van voordelige
                     contractvormen, zien de leden van de CDA-fractie dit als een serieus risico. Kan de
                     regering een reactie geven op deze drie overwegingen?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het door de regering gegeven
                  voorbeeld ook nog wat het gevolg is als de ouder per ongeluk een te laag inkomen heeft
                  opgegeven en dus te hoge voorschotten heeft ontvangen. Stel dat de ouder uit het voorbeeld
                  80% aan voorschotten heeft ontvangen, weer 1.000 euro nog niet betaald heeft, maar
                  achteraf recht blijkt te hebben op 70% aan kinderopvangtoeslag: hoe pakt de terugvordering
                  in dat geval dan uit?
               
De leden van de fractie van D66 vragen de regering om te monitoren hoe vaak in de
                  praktijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om proportioneel vast te stellen
                  en de Kamer hier goed over te informeren. De leden van de fractie van D66 lezen dat
                  er verschillende gronden zijn op basis waarvan een nihilstelling kan worden afgegeven.
                  Zij vragen op basis van welke andere niet-voldane voorwaarden deze nihilstelling kan
                  worden afgegeven. Heeft de regering heeft overwogen ook deze voorwaarden aan te passen?
                  Zo ja, waarom; zo nee, waarom niet?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er naast een proportionele vaststelling
                     van de terugvorderingssom aanleiding is om bestaande betalingstermijnen ten aanzien
                     van terugvorderingen te herzien. In welke mate komen ouders naar verwachting binnen
                     het meer proportionele systeem alsnog in de problemen wegens te scherpe betalingstermijnen
                     en wat zijn de overwegingen van de regering om hier al dan niet ook een menselijkere
                     maat te hanteren?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of onderzocht is en of de regering ruimte
                     ziet om geen terugvordering van toeslagen te vragen op het moment dat mensen alsnog
                     in staat blijken om hun volledige bijdrage aan de kinderopvang te betalen. In het
                     genoemde voorbeeld op pagina’s vijf en zes van de memorie van toelichting zou dit
                     immers kunnen leiden tot een ex post restschuld van 1.000 euro in plaats van 1.800 euro,
                     waarbij de hoogte van de uiteindelijk toegekende toeslag blijvend correspondeert met
                     het uiteindelijk betaalde bedrag. Ziet de regering dit als een uitvoerbaar onderdeel
                     van een menselijker toeslagensysteem? Wat zijn hierbij haar overwegingen?
                  
De leden van de SP-fractie vinden het jammer dat de regering stelt dat pas met de
                     uitspraken van de Raad van State van oktober 2019 de noodzaak is ontstaan tot het
                     proportioneel vaststellen van terugbetalingen of nihil-stellingen. Erkent de regering
                     dat er reeds veel eerder, bijvoorbeeld in 2017, uitspraken van de Raad van State zijn
                     gaan aansturen op het invullen van de menselijke maat en de proportionaliteit?
                  
De leden van de SP-fractie zijn er blij mee dat het «alles of niets» karakter vervalt
                     met dit wetsvoorstel. Toch vragen zij de regering waar de wetgever destijds, bij het
                     vaststellen van de Wet Kinderopvang, voorzien en beargumenteerd heeft dat er een «alles
                     of niets» karakter in de wet zit. Is zij het met de leden van de SP-fractie eens dat
                     dit een juridische invulling van de wet is? Kan de regering hier een bespiegeling
                     op geven?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom codificatie nodig is, en wat deze codificatie
                     voor verschil betekent ten opzichte van de huidige jurisprudentie. Voorts vragen zij
                     welke gevolgen dit heeft voor zaken die zijn ontstaan onder de oude regelgeving, en
                     of codificatie voor oudere zaken niet juist averechts werkt. Kan worden voorzien in
                     terugwerkende kracht, zodat er geen twijfel bestaat over proportioneel vaststellen?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen of het beginsel van proportioneel vaststellen
                     ook kan gelden voor de zorg- en huurtoeslag. Immers, ook bij deze toeslagen kunnen
                     zich gevallen voordoen waarbij grote bedragen als gevolg van een gebeurtenis in het
                     leven moeten worden terugbetaald.
                  
2.1.2 Matigen van een terugvordering en rente berekening bij terugvordering
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ten aanzien van de voorgestelde
                     discretionaire bevoegdheid aan de Belastingdienst/Toeslagen nader kan omschrijven
                     wat wordt verstaan onder «bijzondere omstandigheden in een specifieke situatie».
                  
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het klopt dat alleen op verzoek
                     van de belanghebbende de terugvordering proportioneel wordt vastgesteld in verband
                     met bijzondere omstandigheden? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de opmerking van de
                     RvS dat het hebben van deze bevoegdheid ook verplicht om altijd een proportionele
                     afweging te maken? Hoe worden belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid om
                     een proportionele vaststelling te verzoeken in geval van bijzondere omstandigheden?
                  
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering een nadere toelichting te geven
                     in hoeverre zij verwacht dat matiging van de terugvordering op initiatief vanuit de
                     zijde van de Belastingdienst/Toeslagen plaats vindt.
                  
Kan de regering voorts aangeven welke waarborgen er zijn die voorkomen dat er willekeur
                     ontstaat bij matiging van de terugvordering?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen waar bij aansprakelijkheid van een derde aan gedacht
                  kan worden. Gaat het dan om het terugvorderen van kinderopvangtoeslag bij de kinderopvanginstelling?
               
De leden van de fractie van D66 lezen dat de matiging van een terugvordering er niet
                  toe mag leiden dat deze invloed heeft op een eventuele aansprakelijkheid van een derde.
                  Wat wordt bedoeld met aansprakelijkheid? Wordt wellicht aanspraak of vordering bedoeld?
                  De leden van de fractie van D66 vragen hoe dat precies wordt voorkomen. Zij constateren
                  namelijk dat de matiging er wel toe leidt dat er minder geld wordt ingevorderd, wat
                  beschikbaar wordt voor de aansprakelijkheid van een derde. Zij vragen tevens hoe een
                  derde wordt betrokken in frauduleuze praktijken inzake de matiging van een terugvordering.
                  Voorts vragen de leden van de fractie van D66 of door deze maatregel derden met een
                  aansprakelijkheid slechter af zijn.
               
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang van matiging van terugvordering
                  in bijzondere omstandigheden. Een lijst van omstandigheden zal naar aanleiding van
                  ervaring opgesteld worden, zo is eerder reeds gecodificeerd binnen het Verzamelbesluit
                  Toeslagen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de organisatorische wijze
                  waarop deze lijst aangevuld, geborgd en gedeeld wordt binnen de dienst. Op welke manier
                  wordt hier structuur aan gegeven?
               
2.1.3. Introductie doelmatigheidsgrens
               
De leden van de VVD-fractie steunen het introduceren van een doelmatigheidsgrens in
                  de toeslagen. Zij vragen waarop het bedrag van 47 euro gebaseerd is. Wat zijn de kosten
                  en de effecten (bijvoorbeeld in minder terugvorderingen) als deze doelmatigheidsgrens
                  10 of 50 euro hoger wordt vastgesteld?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of er nu geen enkele doelmatigheidsgrens voor het
                  terugvorderen van toeslagen geldt. Worden toeslaggerechtigden op eenzelfde manier
                  geïnformeerd als belastingplichtigen in de inkomstenbelasting over een aanslag met
                  een terug te betalen bedrag onder de doelmatigheidsgrens?
               
De leden van de fractie van D66 vragen waarop de doelmatigheidsgrens in de inkomstenbelasting
                  is gebaseerd. Tevens vragen zij of het toepassen van de doelmatigheidsgrens ook leidt
                  tot een grotere besparing van uitvoeringslasten ten opzichte van de budgettaire derving.
               
2.1.4. Naar voren brengen van een zienswijze door belanghebbende
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat dat alle kinderopvangorganisaties vanaf 1 januari
                  2021 verplicht zijn relevante gegevens te maandelijks te delen met de Belastingdienst/Toeslagen,
                  zodat indien nodig de Belastingdienst/Toeslagen contact kan opnemen met de betreffende
                  burgers om de zijn gegevens met betrekking tot de toeslag eventueel aan te passen
                  om zo hoge terugvorderingen te voorkomen. Is de regering bereidt deze werkwijze te
                  monitoren om te bezien of deze werkwijze doelmatig is en de Kamer hierover periodiek
                  te informeren?
               
De leden van de PVV-fractie vragen de regering nader toe te lichten of het naar voren
                  brengen van de zienswijze door belanghebbende al dan niet reeds uit de Algemene wet
                  bestuursrecht dan wel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voortvloeit?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een belanghebbende
                     mag reageren op een vast te stellen beschikking. Betekent dit dat de belanghebbende
                     contact kan opnemen naar aanleiding van de definitieve vaststelling, waarna de Belastingdienst
                     mogelijk een gewijzigde beschikking stuurt? Is deze mogelijkheid bedoeld als informeel
                     alternatief voor het in bezwaar gaan tegen de beschikking? Wat betekent dit naar voren
                     brengen van de zienswijze voor de bezwaartermijn? Op welke wijze wordt de belanghebbende
                     gewezen op de mogelijkheid van het naar voren brengen van zijn zienswijze?
                  
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de Belastingdienst vier keer per jaar
                     de inkomensgegevens gaat vergelijken met de door de burger opgegeven inkomensgegevens
                     en dat de burger, als daar aanleiding toe bestaat, op verschillen wordt geattendeerd.
                     Hoe vaak vergelijkt de Belastingdienst momenteel de inkomensgegevens? Op welk moment
                     attendeert de Belastingdienst niet alleen de burger, maar worden de inkomensgegevens
                     van de burger ook daadwerkelijk aangepast, zowel nu als na inwerkingtreding van onderhavig
                     wetsvoorstel? Worden burgers alleen geattendeerd bij aanzienlijke verschillen tussen
                     de bekende en ingevulde inkomensgegevens? Gaat de Belastingdienst alleen attenderen
                     bij een te laag opgegeven inkomen of ook bij een te hoog opgegeven inkomen? Want sommige
                     ouders vullen expres een iets hoger inkomen in om terugbetalingen te voorkomen. De
                     leden van de CDA-fractie merken hierbij ook op dat toeslaggerechtigden aan het eind
                     van het jaar bijvoorbeeld een mogelijke winstuitkering kunnen krijgen. Dan is het
                     wel zo praktisch om dat bij het schatten van het jaarinkomen al mee te nemen, maar
                     in de actuele inkomensgegevens is dat nog niet zichtbaar.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen wat de juridische status is van de zienswijze
                     van de ouder. Tevens vragen zij wat de plicht is van de Belastingdienst/Toeslagen
                     is inzake de zienswijze. Is dat gemotiveerd afwijken, in overweging nemen, en hoe
                     wordt dit dan overwogen? Wat is de status van de zienswijze wanneer de belastingplichtige
                     in beroep gaat, heeft het juridische waarde bij de rechter?
                  
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de mogelijkheid van het naar voren brengen
                     van een zienswijze door een belanghebbende er in de praktijk uit zien. Gaat het om
                     een afspraak bij de balie, een telefoongesprek, via de e-mail? Of zijn er meerdere
                     opties mogelijk?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang en de urgentie van de-escalatie
                  door meer correspondentieruimte tussen de burger en de Belastingdienst voorafgaand
                  aan de definitieve schikking. Zij lezen dat de regering zich er bewust van is dat
                  dit enerzijds extra uitvoeringslasten en invorderingsrisico’s met zich meebrengt,
                  en anderzijds (doordat bezwaar en beroep voorkomen wordt) er een positief effect op
                  de capaciteit van de Belastingdienst is. Kan de regering een preciezer beeld schetsen
                  van de omvang van de verwachte risico’s en positieve effecten van deze de-escalatie
                  voor de Belastingdienst? Hebben voorgestelde wijzigingen naar verwachting een netto-positief
                  effect op de capaciteit van de Belastingdienst? Hoe beziet de regering in dat verband
                  de kritische kanttekening van de Raad van State op dit punt, die in het licht van
                  snelheid juist wijst op mogelijke capaciteitsrisico’s?
               
De leden van de SP-fractie vinden dit gedeelte in de memorie van toelichting te weinig
                     concreet. Wat bedoelt de regering met de zinsnede dat «de mogelijkheden om in gesprek
                     te gaan met de belanghebbende worden verruimd». Is kunnen reageren op een beschikking
                     voor een toekenning echt een verruiming in de ogen van de regering? Kan de regering
                     toelichten waarom dit nieuw is, waarom de huidige wet dit niet toelaat? De leden van
                     de SP-fractie stellen dat dit niet volgt uit de wet, maar vooral uit de gegroeide
                     praktijk van automatische beschikkingen en automatische toekenningen. In dit geautomatiseerde
                     proces – wat afhankelijk is van bij de Belastingdienst/Toeslagen beschikbare gegevens
                     – vervalt het kunnen inbrengen van belangrijke feiten en omstandigheden door de toeslagaanvrager.
                     De leden van de SP-fractie vinden het goed dat deze «verruiming» er komt, maar constateren
                     dat er bij de uitvoeringstoets wel is opgemerkt dat dit kwetsbaar is voor de uitvoering.
                     Kan de regering hier op ingaan?
                  
De leden van de SP-fractie vragen wanneer er gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid
                     om voor de toekenning in gesprek te gaan. In welke situaties is dit gesprek voorzien?
                     In welke situaties niet?
                  
De leden van de SP-fractie wijzen het opvragen van informatie bij derden en het vier
                     keer per jaar een automatische scan op basis van gegevens af, als dit leidt tot het
                     buitenspel zetten van degene die toeslag ontvangt. De leden van de SP-fractie vragen
                     zich af hoe proportioneel het is dat er ieder kwartaal een scan wordt gemaakt en er
                     maandelijks gegevens vereist worden van de kinderopvangorganisatie. Hoe voorkomt de
                     Belastingdienst/Toeslagen dat verschillende programma’s gegevens koppelen en interpreteren
                     die uiteindelijk geen relatie met elkaar hebben? Kan de regering aangeven met welke
                     technieken ieder kwartaal wordt gewerkt voor meer dan 600.000 gezinnen?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen of het contact opnemen met een belanghebbende
                  standaard wordt, of dat dit afhankelijk blijft van een goed oplettende of welwillende
                  behandelaar. Voorts vragen zij welke status eventueel overleg in deze fase heeft.
                  Worden bijvoorbeeld termijn opgeschoven, wordt overleg geadministreerd, en kan dit
                  leiden tot automatisch bezwaar? Via welke kanalen kan overleg plaatsvinden? Wanneer
                  wordt tot overleg overgegaan? Zijn toezeggingen van de behandelaar in deze fase bindend?
               
2.1.5. Aanvullende waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen
               
De leden van de CDA-fractie missen een belangrijke maatregel in onderhavig wetsvoorstel,
                     namelijk dat toeslaggerechtigden vier weken krijgen om te voldoen aan een informatieverplichting
                     in plaats van twee weken, en zeker bij een al afgelopen toeslagjaar. Deze leden hebben
                     hier eerder reeds schriftelijk om gevraagd toen in de zomervakantie bleek dat de Belastingdienst
                     nog steeds van toeslaggerechtigden vroeg om strikt binnen twee weken bewijsstukken
                     aan te leveren. Dat is al een heel korte termijn, maar zeker in de vakantieperioden
                     wordt die termijn problematisch. De leden van de CDA-fractie zouden graag wettelijk
                     vastgelegd zien dat een burger altijd vier weken de tijd heeft voor het leveren van
                     informatie. Is de regering daartoe bereid?
                  
Zij merken daarbij op dat het andersom immers ook vaak genoeg voorkomt dat toeslaggerechtigden
                     op de Belastingdienst moeten wachten, bij de afhandeling van het bezwaar soms zelfs
                     jaren. Kan de regering aangeven wat in een dergelijk geval van te lange bezwaarbehandeling
                     de rechten zijn van de toeslaggerechtigde?
                  
Daarnaast merken de leden van de CDA-fractie op dat ook geldt dat de toeslaggerechtigde
                     soms ook zit te wachten op informatie van de Belastingdienst, bijvoorbeeld over wat
                     er allemaal in het dossier van de toeslaggerechtigde is opgenomen. Kan de regering
                     aangeven op welke wijze burgers nu hun dossier bij de Belastingdienst kunnen inzien?
                  
De leden van de fractie van D66 vragen of de regering een inschatting kan geven in
                     hoeveel gevallen, of in welk aandeel van de gevallen, de Belastingdienst naar verwachting
                     zal kiezen voor een langere aanmaningstermijn. Zij vragen hoe ervoor wordt gezorgd
                     dat de communicatie, bijvoorbeeld in een brief met aanmaning, in begrijpelijk Nederlands
                     is opgeschreven? Betekent «een redelijkerwijs te vergen inspanning» en het «tijdig
                     en volledig informeren van de burger» ook dat de communicatie van de overheid goed
                     te begrijpen en leesbaar moet zijn? De leden van de fractie van D66 vragen of het
                     speciale schrijfteam, met onder andere adviseurs van Stichting Lezen en Schrijven,
                     dat nu wordt ingezet bij de hersteloperatie toeslagen ook van toegevoegde waarde is
                     voor de bredere communicatie van de Belastingdienst.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen wat nu concreet verandert door de aanvullende
                     waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen. Zij
                     lezen dat een beschikking die wordt vastgesteld na het niet nakomen van informatieverplichtingen
                     bepaalde doelen kan dienen. Welke doelen zijn dit, naast het terugvorderen van toeslagen?
                  
De leden van de fractie van D66 vragen wat een redelijkerwijs te vergen inspanning
                     omvat.
                  
De leden van de SP-fractie vinden dat dit gedeelte van de memorie van toelichting
                     allesbehalve uitstraalt dat de werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen in de toekomst
                     een menselijke maat zal hanteren. Er wordt gesproken over de minimale aanmaningstermijn
                     bij het leveren van informatie van twee weken. Vindt de regering dat echt een reële
                     termijn? Is hier sprake van een menselijke maat? Heeft de regering enig idee hoeveel
                     stress een informatie-uitvraag op kan leveren en hoe mensen in de tijd praktisch in
                     de knoop kunnen komen met een termijn van twee weken? Is de regering bereid om te
                     allen tijde een termijn van minimaal zes weken te hanteren als het gaat om een verzoek
                     tot het verstrekken van informatie door een aanvrager van een toeslag? Erkent de regering
                     dat het vragen om «maatwerk» in de termijn altijd zal moeten komen van degene die
                     de aanmaning ontvangt?
                  
De leden van de SP-fractie willen de regering erop wijzen dat de Belastingdienst/Toeslagen
                     in het verleden informatie heeft gevraagd aan mensen zonder aan te geven wat er nodig
                     was of miste. Erkent de regering dat dit beter moet en, zo ja, hoe gaat dit aangepast
                     worden? Want, het kúnnen aanleveren van de juiste gegevens is toch juist iets wat
                     vanuit behoorlijk bestuur mogelijk moet zijn? Voorts merken de leden van de SP-fractie
                     op dat veel informatie in het verleden verkeerd terecht kwam en geoordeeld werd dat
                     de betreffende persoon informatie «niet opgestuurd» zou hebben. Is al geregeld dat
                     dit in de toekomst niet meer kan voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
                  
De leden van de PvdA-fractie constateren dat een veelvoorkomend probleem met de informatieverplichting
                  van belanghebbenden was dat er te hoge eisen werden gesteld aan bewijsvoering. Het
                  ontbreken van een handtekening, een dagtekening of het ontbreken van een formulier
                  in een reeks (bijvoorbeeld slechts elf maandelijkse facturen in plaats van twaalf)
                  was al voldoende om bewijs te weigeren. In hoeverre kan worden gezorgd dat bewijs
                  afdoende is als de juiste informatie redelijkerwijze naar boven is gekomen?
               
2.1.6. Aanvullende waarborg bij verzuimboete wegens niet nakomen informatieverplichting
               
De leden van de fractie van D66 vragen naar de budgettaire impact wanneer de eis om
                  een eigen bijdrage te betalen wordt afgeschaft. Is het afschaffen van deze eis overwogen
                  en wat waren de overwegingen waren dit niet te doen?
               
De leden van de SP-fractie merken op dat vele mensen in de toeslagenaffaire liever
                     een verzuimboete hadden gekregen voor het «niet aanleveren» van opgevraagde informatie,
                     dan de kwalificatie «opzet/grove schuld» (OGS). Het is een schandvlek voor de rechtsstaat
                     dat de Belastingdienst/Toeslagen mensen via deze kwalificatie tot fraudeur (en crimineel)
                     hebben gemaakt. Erkent de regering dit? Wat is de analyse hoe dit heeft kunnen gebeuren?
                     Waarom is hierover nog geen enkel excuus gemaakt? Waarom is meegegaan in de gedachte
                     van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen dat bij OGS de normale rechtsbescherming
                     zou zijn geboden aan mensen? De leden van de SP-fractie zijn nog altijd ontstemd dat
                     het opleggen van OGS in eerste aanleg van het maken van de «herstelregeling» totaal
                     gebagatelliseerd is en dat enkel het aandringen van de Kamer tot een mate van compensatie
                     heeft kunnen leiden. Erkent de regering dat het opleggen van OGS om te voorkomen dat
                     er gekozen moest worden voor het opleggen van een bewerkelijke verzuimboete een mate
                     van vooringenomenheid tot gevolg heeft gehad? Kan de regering haar antwoord toelichten?
                  
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de rechtsbescherming bij het opleggen
                     van een verzuimboete geregeld is. Krijgt degene te weten waarom de verzuimboete is
                     opgelegd? Krijgt degene die een verzuimboete krijgt opgelegd te weten wát hij of zij
                     fout of niet heeft aangeleverd? Kan de regering er zorg voor dragen dat eenieder die
                     een verzuimboete krijgt, weet welke bezwaar- en beroepsmogelijkheden daartegen bestaan
                     en wanneer deze kunnen worden gebruikt? Krijgen mensen ook de mogelijkheid om de stukken
                     in te zien die als basis dienden om de verzuimboete op te leggen?
                  
2.1.7. Verplichting tot informatieverstrekking voor derden
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat, wat betreft de verplichting tot informatieverstrekking
                  voor derden, wordt voorgesteld om administratieplichtigen en verhuurders te verplichten
                  desgevraagd informatie aan de Belastingdienst/Toeslagen aan te leveren die van belang
                  is voor de uitvoering van toeslagen. Op welke manier wordt geborgd dat alleen die
                  informatie gevraagd wordt die nodig is bij het vaststellen van toeslagen? De Belastingdienst/Toeslagen
                  heeft de afgelopen periode te maken gehad met het bijhouden van informatie die niet
                  relevant was. Op welke manier wordt geborgd dat de uitvraag informatie past in de
                  privacywetgeving? En wat betekent deze uitvraag voor de administratieve lasten van
                  administratieplichtigen en verhuurders? In de memorie van toelichting lezen de leden
                  van de VVD-fractie dat het voor rekening van het bedrijfsleven komt. Wat doet deze
                  maatregel in de stapeling? Deelt de regering de opvatting dat een stapeling van kleine
                  bedragen uiteindelijk voor een ondernemer kan oplopen tot een fors bedrag?
               
De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd over dit onderdeel van het wetsvoorstel.
                     Zij constateren dat de Belastingdienst nog niemand inzage heeft gegeven in de zwarte
                     lijsten, dat er nog veel openstaande Kamervragen over project 1043 met allerlei data
                     van personen zijn en dat de Belastingdienst ondertussen lagere regelgeving regelt
                     waarmee zij naar believen data kan opvragen.
                  
De leden van de CDA-fractie zien hierin geen enkele afbakening en zijn dus niet van
                     nut en noodzaak van zo’n brede wetsbepaling overtuigd. Zij zouden zich kunnen voorstellen
                     dat zeer specifieke gegevens opgevraagd kunnen worden (zoals de urenstaten bij de
                     kinderopvang), maar dan moet ook voorzien worden in een wijze waarop ouders kunnen
                     controleren of de over hen aangeleverde data juist is. Zij verzoeken de regering dit
                     onderdeel van het wetsvoorstel te heroverwegen.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen hoe vaak de Belastingdienst naar verwachting
                  informatie zal opvragen bij administratieplichtigen, zoals kinderopvangcentra en gastouderbureaus,
                  en verhuurders.
               
De leden van de fractie van D66 vragen te bevestigen dat slechts enkel die informatie
                  door derden wordt opgevraagd en gedeeld, die nodig is voor het toezicht van de Belastingdienst/Toeslagen.
                  Zij vragen tevens hoe wordt voorkomen dat oneigenlijke informatie wordt opgevraagd
                  of gedeeld. Daarnaast vragen zij hoe wordt gecontroleerd dat deze informatie betrouwbaar
                  is. Tot slot vragen de leden van de fractie van D66 hoe vaak wordt verwacht dat informatie
                  spontaan door een derde wordt gedeeld met de Belastingdienst/Toeslagen.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe geborgd gaat worden dat de uitgebreidere
                  grondslag voor informatieopvraging van de Belastingdienst enkel tot dienst heeft dat
                  de burger geholpen wordt doordat fouten in aanvragen van toeslagen voorkomen worden,
                  en niet leidt tot uitgebreidere bevoegdheden om de fraudecontrole op burgers enkel
                  uit te breiden en te intensiveren. Hoe gaat dit, met andere woorden, de lasten van
                  de burger verlichten en zonder dat dit het controleregime op haar handelen verzwaart?
               
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de rechtvaardiging om derden te
                     verplichten tot het delen van gegevens van klanten van hen. Wanneer de rederering
                     is dat dit nodig is voor fraude-opsporing, dan vragen de leden van de SP-fractie in
                     hoeverre het proportioneel is om de gegevens van alle toeslaggerechtigden te laten
                     delen? Als het doel is om fouten in de aanvraag te voorkomen, dan vragen de leden
                     van de SP-fractie waarom dit de geëigende weg is. In eerdere Kamervragen van de leden
                     Kwint en Leijten (beiden SP) aan de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     en van Financiën – Toeslagen en Douane, over de verplichte dataverstrekking van kinderopvangorganisaties
                     aan de Belastingdienst (ingezonden 13 augustus 2020; 2020Z14708) is gevraagd naar de proportionaliteit van het maandelijks delen van kinderopvanggegevens
                     met de Belastingdienst/Toeslagen. Waarom zijn die vragen na twee maanden nog niet
                     beantwoord (op 8 september 2020 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     een uitstelbericht gezonden)?
                  
De leden van de SP-fractie constateren dat de verdragsrechtelijke vragen die zij stellen
                     over het verplicht delen kennelijk ingewikkeld zijn en nooit eerder betrokken zijn
                     bij de maatregel. Zij vinden met de kennis van nu – na de verkregen inzichten van
                     databeheer van Belastingdienst/Toeslagen, maar voornamelijk over het toepassen van
                     risicoselectie en risicomodellen door die dienst – dat het voorledig doorslaat om
                     omwille van «efficiëntie» dan wel «fraude-opsporing» een foute afslag te nemen. Er
                     wordt ongericht een enorme set aan data verzameld over kinderen en hun ouders en vervolgens
                     in modellen verwerkt waarvan vriend en vijand zeggen dat ze vooringenomen kunnen zijn.
                     Dit is niet subsidiair en daarom vinden de leden van de SP-fractie dat we deze ingeslagen
                     weg moeten verlaten.
                  
De leden van de SP-fractie zien dat de Autoriteit Persoonsgegevens ook wijst op de
                     inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen, de Grondwet en diverse verdragen.
                     Zij vragen om de noodzaak beter toe te lichten en de leden van de SP-fractie zien
                     geen enkele poging daartoe in de memorie van toelichting. Er wordt verwezen naar de
                     pagina’s zes en elf, maar de leden van de SP-fractie kunnen het daar niet vinden.
                  
De leden van de SP-fractie constateren dat de aanname bij het verder toepassen van
                     de voorgestelde werkwijze rond derden-verstrekking is dat de Belastingdienst op dat
                     punt nu adequaat functioneert. Die aanname is onrealistisch, zo merken de leden van
                     de SP-fractie op, nu hen uit het veld concrete signalen bereiken dat de Belastingdienst
                     bij derden-onderzoeken weigert haar verzoek passend te motiveren en vrij snel gaat
                     dreigen met strafrechtelijke maatregelen als er niet wordt meegewerkt. Is dit wat
                     bedoeld wordt met de frase: «Met dit voorstel kunnen daarnaast derden worden verplicht
                     spontaan informatie te leveren»?
                  
Daarbij, zo merken de leden van de SP-fractie voorts op, wordt momenteel door middel
                     van een standaardfolder aan betrokken derden partijen een geheimhoudingsverplichting
                     voorgehouden, waaraan echter de juridische basis juridisch, aldus deskundigen1 ontbreekt. Kan de regering toelichten waarom geheimhouding nodig zou zijn als het
                     doel is om het de burger makkelijk te maken? Ligt dan niet veeleer voor de hand dat
                     een afschrift van de informatievoorziening ook aan de burger wordt gestuurd? Of is
                     de feitelijkheid dat niet zozeer gemak, maar fraudecontrole de hoofddoelstelling is.
                     Graag ontvangen de leden van de SP-fractie duidelijkheid over de afwegingen die hierbij
                     zijn gemaakt.
                  
De leden van de SP-fractie vragen de regering inzicht te geven in het functioneren
                     van het proces rond informatieverstrekking rond derden en de derden-onderzoeken die
                     door de Belastingdienst worden uitgevoerd. Hoeveel onderzoeken betreft het op jaarbasis,
                     hoeveel klachten zijn er hierover bij de dienst, respectievelijk haar functionaris
                     voor de gegevensbescherming, ingediend en wat zijn de resultaten van reviews en formele
                     audits rond de administratieve organisatie en controle van dit proces. Is aannemelijk
                     dat het uitbouwen en benutten van die administratieve processen voor een veel breder
                     bereik aansluit op de capaciteiten van de dienst?
                  
De leden van de SP-fractie wijzen er ten principale op dat door het gebruikmaken van
                     algemene maatregelen van bestuur een delegatiestructuur ontstaat die onbepaald is
                     en neerkomt op een blanco cheque voor de overheid. Die figuur maakt de reikwijdte
                     van de informatieverplichting onbeperkt en onbegrensd, hetgeen een inbreuk is op de
                     grondrechten van de burgers. Daarbij wordt heel specifiek ook gevraagd naar feitelijk
                     uitgevoerde financiële transacties als onderdeel van een grote controlesystematiek.
                     De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij het ermee eens is dat daarmee
                     sprake is surveillancemaatregelen die verregaand ingrijpen in de levenssfeer van de
                     burgers. Wetenschappelijk onderzoek en recente uitspraken van het Hof van Justitie
                     wijzen erop dat overwegingen van efficiëntie of optimalisering onvoldoende basis vormen
                     hiervoor.2 Wil de regering nader ingaan op de proportionaliteitsdiscussie en de grondrechten
                     die hier aan de orde zijn?
                  
De leden van de SP-fractie vinden dit gedeelte van het wetsvoorstel om de eerder omschreven
                     argumenten disproportioneel en in strijd met Europese verdrag van de Rechten van de
                     Mens en vinden dat dit uit de wet moet worden gehaald. Het advies van de Autoriteit
                     Persoonsgegevens lijkt ook die richting uit te wijzen. Is de regering daartoe bereid?
                     Zo niet, dan zullen de leden van de SP-fractie daartoe een voorstel doen, zo merken
                     zij op.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen wat spontane informatieverstrekking door een derde
                  aan de Belastingdienst in de praktijk inhoudt. Kan dit gebeuren zonder medeweten van
                  de belanghebbende? Hoe versterkt dit de rechts- en bewijspositie van belanghebbenden?
                  Hoe wordt voorkomen dat belanghebbenden speelbal worden van iets waar zij geen invloed
                  op hebben?
               
2.1.8. Een uitgebreidere motivering in een boeterapport en het geven van een zienswijze
                  bij oplegging vergrijpboete
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat bedoeld wordt met een uitgebreidere
                  motivering. Wat voor motivering dient er te worden opgenomen bij boetes van een lager
                  bedrag dan de genoemde grens van 340 euro?
               
De leden van de fractie van D66 vragen om een voorbeeld van hoe een uitgebreidere
                  motivering in een dergelijk boeterapport eruit kan zien. De leden van de fractie van
                  D66 vagen of het boeterapport ook onderdeel wordt van de stukken die de rechter te
                  zien krijgt wanneer er sprake is van beroep.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om te bevestigen dat bij een
                  bericht over een mogelijke vergrijpboete de desbetreffende belanghebbende expliciet
                  en helder gewezen wordt op de verschillende mogelijkheden die er zijn tot het inwinnen
                  van rechtsbijstand. Hoe zal hier invulling aan gegeven worden?
               
De leden van de SP-fractie merken op dat zij over de korte toelichting ook kort zijn:
                  wat bedoelt de regering met «een redelijke termijn»? Hoe wordt gewaarborgd dat een
                  persoon die een vergrijpboete opgelegd krijgt, weet waarom? Krijgen mensen inzage
                  in de op de vergrijpboete betrekking hebbende stukken?
               
2.1.9. Kwijtschelding op termijn
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar het te verwachten tijdpad rond het kwijtschelden
                  van schulden.
               
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het inrichten
                     van een proces voor kwijtschelden momenteel te grote complexiteitsgevolgen en te grote
                     risico’s op procesverstoringen voor de uitvoering met zich brengt. Kan de regering
                     nader toelichten welke complexiteitsgevolgen en procesverstoringen een belemmering
                     vormen?
                  
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om aan te geven of zij heeft onderzocht
                     of de maatregel van matiging van schulden ingezet kan worden om in de praktijk feitelijk
                     de door de regering gewenste kwijtschelding te realiseren.
                  
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat er een mogelijkheid gecreëerd
                  wordt om in de toekomst toeslagschulden kunnen worden kwijtgescholden. Zij begrijpen
                  echter niet zo goed waarom dit de komende jaren onuitvoerbaar is voor de Belastingdienst.
                  Momenteel gebeurt het toch ook al dat incidenteel toeslagschulden worden kwijtgescholden?
               
De leden van de fractie van D66 vragen om een nadere toelichting waarom het kwijtschelden
                  van schulden de komende jaren onuitvoerbaar is. Wat voor onderzoek is er gedaan? Is
                  er bijvoorbeeld een uitvoeringstoets uitgevoerd? Per wanneer zal de voorgestelde kwijtscheldingsmogelijkheid
                  wel in werking kunnen treden? Is dat naar verwachting binnen drie jaar, vijf jaar
                  of tien jaar? Brengt de mogelijkheid om schulden kwijt te schelden juist ook niet
                  voordelen voor de uitvoering en de handhaving met zich mee? Om hoeveel ouders gaat
                  het op wie het kwijtschelden betrekking heeft?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke stappen er de komende tijd gezet worden
                  om kwijtschelding op termijn mogelijk te maken en vragen. En zal de Kamer hierover
                  periodiek geïnformeerd worden?
               
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld dat kwijtschelding alleen op termijn
                     kan. Wat is de inhoudelijke reden dat het nu niet kan? De leden begrijpen uit de uitvoeringstoets
                     dat het voor 2023 niet kan, maar begrijpen niet waarom. Welke complexiteitsrisico’s
                     zijn er precies? Kan de regering dit duidelijker uiteenzetten? Welke processen lopen
                     in de soep als er kwijtschelding mogelijk wordt gemaakt?
                  
De leden van de SP-fractie willen dit graag goed weten en begrijpen omdat zij in de
                     dagelijkse praktijk zien dat het feit dat de Belastingdienst/Toeslagen als schuldeiser
                     niet of nauwelijks meewerkt of mee wil werken aan het saneren van schulden als mensen
                     een schuldhulpverleningstraject (dan wel minnelijk, dan wel wettelijk) in gaan. Doordat
                     de Belastingdienst/Toeslagen hieraan niet wil meewerken, komen mensen ook niet van
                     andere schuldeisers af en kunnen zij niet werken aan een schuldenvrije toekomst. De
                     leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat de wethouder van Dordrecht zegt
                     dat «de Belastingdienst de sloopkogel van kwetsbaar Nederland is». Kan de regering
                     daarop reageren? Waarom stelt de Belastingdienst (en Belastingdienst/Toeslagen) zich
                     tot op heden zo hardvochtig op?
                  
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een uiterste inspanning te doen om
                     toch kwijtschelding mogelijk te maken. Wellicht kan het op een wijze van discretionaire
                     bevoegdheid? De leden vragen de regering hier uitgebreid op in te gaan.
                  
2.2 Het voorkomen van schrijnende situaties door toeslagpartnerschap
               
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven welke overwegingen
                  voor de regering van doorslaggevende betekenis zijn geweest om nogmaals een afwijkend
                  partnerbegrip te introduceren in de inkomensafhankelijke regelingen ten opzichte van
                  het partnerbegrip in de inkomstenbelasting. Heeft de regering in dit kader onderzocht
                  of een afwijkend partnerbegrip niet mogelijk ook schrijnende situaties kan opleveren?
               
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer het onderzoek naar het partnerbegrip
                     in het fiscale domein, toeslagenstelsel en de sociale zekerheid zal worden gestart.
                     Wil de regering zich ervoor inspannen dit onderzoek af te ronden voor de kabinetsformatie,
                     zodat een nieuw kabinet hier rekening mee kan houden bij het vormen van nieuw beleid?
                  
De leden van de fractie van D66 lezen dat onbekendheid van burgers met mogelijkheden
                     in bestaand beleid kunnen leiden tot (blijvende) schrijnende situaties. Deze leden
                     vragen daarom wat de regering wil doen om ervoor te zorgen dat burgers hier meer mee
                     bekend raken. Deze leden vragen of bij uitvoeringsorganisaties van de overheid, gezien
                     de toename in de complexiteit voor de burger door minder samenhang en minder transparantie
                     over de toepassing van het partnerbegrip in verschillende regelingen, ook meer begrip
                     ontstaat als mensen onbedoeld fouten maken ten aanzien van het partnerbegrip.
                  
De leden van de fractie van D66 merken op dat de Raad van State heeft aangegeven dat
                     niets is geregeld voor situaties waarbij gedurende het jaar personen ophouden toeslagpartner
                     te zijn. Deze leden vragen daarom waarom niet ook niet deze mensen in aanmerking komen
                     slechts een deel van het jaar toeslagpartner te zijn.
                  
2.2.1 Schrijnende situaties door toeslagenpartnerschap
               
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat schrijnende situaties door toeslagpartnerschap
                     moeten worden voorkomen. Door omstandigheden als de geboorte van een kind of de opname
                     van een van beide in het verpleeghuis zullen naar verwachting niet langer leiden tot
                     zorgelijke en schrijnende situaties rond toeslagenpartnerschap. De leden van de VVD-fractie
                     willen benadrukken dat sommige andere levensgebeurtenissen ook gevolgen kunnen hebben
                     voor de toeslagen. Zij doelen op onder andere afgestudeerden die halverwege het jaar
                     een baan krijgen. Niet of te laat hun zorg-/huurtoeslag opzeggen en een jaar later
                     worden geconfronteerd met het moeten terugbetalen van (een deel van) de ontvangen
                     toeslagen. Herkent de regering voorgenoemde situatie? Erkent zij dat ook voor dit
                     soort situaties een oplossing moet komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de regering
                     bijvoorbeeld pas afgestudeerden een brief sturen met de gevolgen van een baan voor
                     eventuele toeslagen?
                  
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de voorgestelde wijzigingen in het
                     partnerbegrip overeenkomen met het gehanteerde partnerbegrip in het pensioenstelsel.
                     Komt dit overeen met elkaar? Zo ja, dan ontvangen de leden van de VVD-fractie graag
                     een toelichting. Zo nee, waarom niet? Wat zegt dit over de duidelijkheid en wat vraagt
                     een verschil in begrip van het doenvermogen van de Nederlander?
                  
De leden van de CDA-fractie zijn zeer blij dat de regering eindelijk een oplossing
                     biedt voor gehuwde partners, waarvan er een wordt opgenomen in een verzorgings- of
                     verpleeghuis.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen welke situatie wordt opgelost met de bepaling dat
                     niet alleen een onderlinge zakelijke huurovereenkomst, maar ook een zakelijke huurovereenkomst
                     van twee personen met een derde, de mogelijkheid geeft tot een uitzondering van het
                     partnerbegrip. Is het bij de huurtoeslag niet nogal gebruikelijk dat twee personen
                     met een derde een zakelijke huurovereenkomst afsluiten? Dat is immers de gelegenheid
                     waarvoor de huurtoeslag wordt toegekend?
                  
De leden van de CDA-fractie vinden het een grote verbetering dat het partnerschap
                     voor de toeslagen niet langer met terugwerkende kracht gaat ontstaan. Geldt dit voor
                     alle toeslagen?
                  
De leden van de SP-fractie vinden dit hoofdstuk een flagrante schending van toezeggingen
                     aan de Kamer en vinden dat de regering dit moet rechtzetten. Zij zetten hieronder
                     uiteen waarom.
                  
De leden van de SP-fractie zijn ontstemd over het feit dat dit gedeelte van de wet
                     pas per 2022 in kan gaan, zo blijkt uit de uitvoeringstoets, maar dat dit niet gemeld
                     wordt in de memorie van toelichting. Waarom is daarvoor gekozen? Is het mogelijk om
                     een uitzondering te maken voor het jaar 2021, omdat mensen echt wachten op het moment
                     dat ze wel recht op kinderopvangtoeslag krijgen. De leden van de SP-fractie willen
                     graag een overgangsregeling. Kan de regering daarop ingaan?
                  
De leden van de SP-fractie missen in dit wetsartikel dat ook voor werkende mensen
                     met partner met een dwarslaesie, spierziekte en psychische aandoening ook recht op
                     kinderopvangtoeslag komt. En dat is in november 2019 wel toegezegd door de toenmalige
                     Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid3. Hoe gaat de regering dit herstellen?
                  
Voorts wijzen de leden van de SP-fractie erop dat in de situatie dat een partner ongeneeslijk
                     ziek is en niet meer werkt, ook het recht op kinderopvangtoeslag kan vervallen. De
                     toenmalige Staatssecretaris van SZW verwees deze mensen naar de gemeente voor een
                     sociaal medische indicatie (smi), maar daarvan is het niet zeker of die die ook verschaft.
                     Er zou onderzoek worden gedaan naar het toekennen van smi’s, is dat inmiddels gereed?
                     Er is gezegd «het kan niet de bedoeling zijn», wat is die uitspraak waard geweest?
                  
De leden van de SP-fractie vinden het echt stuitend dat in de wet enkel opname in
                     het verpleeg- of verzorgingshuis is opgenomen. Er is toegezegd dat het zou gaan om
                     mensen met een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz). De leden wijzen erop dat
                     op 5 november 2019 tijdens het mondelinge vragenuur op deze wijze is geredeneerd.
                     Dit zou betekenen dat ook partners die thuis wonen met een indicatie voor dagbesteding
                     via de Wlz ook als «afwezig» zouden moeten worden bestempeld. Tot nu toe redeneert
                     de Belastingdienst/Toeslagen dat het hebben van dagbesteding geen werk is en daardoor
                     komt de partner van iemand met een Wlz indicatie dus thuis te zitten. De leden van
                     de SP-fractie vinden het onverklaarbaar dat als de Staatssecretaris van Sociale Zaken
                     iets toezegt dit dan niet in de wet terecht komt.
                  
2.2.2 Onverzekerdheid partner
               
De leden van de fractie van D66 vragen wat de mogelijkheden zijn om de zorgtoeslag
                  direct uit te betalen aan de zorgverzekeraar in plaats van aan de zorgverzekerde.
               
3. Uitvoerings- en handhavingsaspecten
               
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Belastingdienst signaleert dat diverse
                  maatregelen zeer ingrijpend zijn en dat risico bestaat op procesverstoringen en incidenteel
                  de nodige inzet van extra fte’s vergt. Welke stappen kan de regering nemen om de door
                  de Belastingdienst gesignaleerde gevolgen van de maatregelen zo veel mogelijk te mitigeren?
               
De leden van de CDA-fractie vragen naar de reden van de structurele uitvoeringskosten
                     voor de maatregel om geen kleine terugvorderingen meer te innen.
                  
In de uitvoeringstoets signaleert de Belastingdienst dat een partner na ontslag uit
                     een verpleeghuis niet altijd in staat is voor de kinderen te zorgen. De leden van
                     de CDA-fractie vragen of dit betekent dat de partner dan na ontslag alsnog de kinderopvangtoeslag
                     kwijtraakt of dat er maatwerk mogelijk is in dergelijke situaties.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze voordelen voor de uitvoering,
                     zoals de mogelijkheid dat bezwaar en beroep in een bepaalde mate wordt voorkomen door
                     eerder in dialoog te gaan met burgers, wordt meegenomen in het overzicht van uitvoeringskosten.
                  
De leden van de fractie van D66 constateren dat deze voorgestelde aanpassingen veel
                     vragen van de Belastingdienst wat betreft uitvoerbaarheid. Wat is de verandercapaciteit
                     is van de Belastingdienst wanneer op termijn wordt overgegaan naar een nieuw stelsel?
                     In welke mate zullen beleidskeuzes worden beïnvloed door de uitvoeringsbeperkingen
                     bij de Belastingdienst en kan daar nu al meer inzicht in worden gegeven? Kan ook worden
                     ingegaan op de vraag hoe een nieuw stelsel juist kan bijdragen aan een betere uitvoerbaarheid?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie uiten hun zorgen over de kanttekeningen die de
                     Raad van State plaatst bij de intensiveringen die voor de Belastingdienst zelf begroot
                     zijn als gevolg van de inzet op een menselijke maat. Zij wijzen erop dat er niet enkel
                     sprake is van een afruil tussen meer risico’s enerzijds en de beoogde voordelen anderzijds,
                     maar dat het van groot belang is dat de regering zelf de juiste randvoorwaarden voor
                     de Belastingdienst schept om de onderhavige wijzigingen operationeel door te kunnen
                     voeren. Zij vragen de regering daarom te reflecteren op de kritische houding van de
                     Raad van State op dit punt en het begrootte bedrag aan intensiveringen voor de Belastingdienst
                     zelf explicieter te onderbouwen, gegeven die kritische houding.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de mate waarin een mogelijke
                     toename van complexiteit van rechtszaken de capaciteitswinst die door de Belastingdienst
                     zelf behaald wordt door een afnemend aantal zaken tenietdoet.
                  
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op het feit dat de kosten van de
                  codificatie zo hoog zijn. Voorts vragen de leden een toelichting waarom de kosten
                  op de begroting van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) terecht komen?
                  De leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat beloofd was dat deze organisatie
                  er zou zijn voor het compenseren en herstellen van gedupeerden in de toeslagenaffaire.
                  Waarom kiest de regering ervoor om deze toch al zwaar belaste uitvoeringsorganisatie
                  ook deze taak in de schoenen te schuiven? Kan de regering aangeven waarom UHT en niet
                  het onderdeel Toeslagen deze kosten voor rekening neemt?
               
4. Gevolgen voor de regeldruk
               
–
5. Budgettaire aspecten
               
De leden van de CDA-fractie vragen welk deel van de kosten voor de aanpassingen in
                  het partnerbegrip komt door het niet meer met terugwerkende kracht aanmerken van partners.
                  Kan de regering daarbij aangeven hoe groot de budgettaire effecten zijn voor de verschillende
                  toeslagen apart?
               
De leden van de fractie van 50PLUS vragen vanaf welk moment de door de regering in
                  memorie van toelichting genoemde «complexiteitsreductie» ook tot kostenbesparingen
                  voor de uitvoering leidt. Kan de burger rekenen op besparingen in de vorm van tijd
                  en inspanning en kan dit gekwantificeerd worden?
               
6. Gevolgen voor het Europese recht, staatssteun en grondrechten
               
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering van mening is dat er geen Europeesrechtelijke
                  aspecten zijn aan het verplicht delen van data met de Belastingdienst door derden?
                  Kan de regering hierop een toelichting geven?
               
De leden van de SP-fractie zijn hogelijk verbaasd dat er geen gevolgen zijn voor het
                     EU-recht aangaande het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, voornamelijk op
                     de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en privacy.
                  
De leden van de SP-fractie vragen de regering om het onderdeel van de wet dat ziet
                     op de verplichte gegevensdeling voor te leggen aan privacy-juristen, ook gezien het
                     harde oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens.
                  
7. Doenvermogen
               
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat de regering in dit wetsvoorstel uitvoerig
                  ingaat op de gevolgen van deze maatregelen voor het doenvermogen en dat de oplossingsrichtingen
                  zijn voorgelegd aan sociaal-maatschappelijke organisaties die hier veel kennis over
                  hebben. Zij vragen of deze sociaal-maatschappelijke organisaties nog verbeterpunten
                  hebben aangedragen die niet zijn overgenomen. De leden van de fractie van D66 constateren
                  daarbij overigens wel dat er ter consultatie van de wetgeving niet direct met de burgers
                  gesproken. Waarom is niet ook met ouders en toeslaggerechtigden zelf in gesprek gegaan?
                  De leden van de fractie van D66 vinden het belangrijk dat het burgerperspectief in
                  ogenschouw wordt genomen en vragen of er niet plan van aanpak moet komen voor alle
                  uitvoeringsorganisaties van het Rijk
               
De leden van de SP-fractie hebben goede nota genomen van de opmerkingen van de Adviescollege
                     Toetsing Regeldruk dat er niet met de burgers is gesproken over dit wetsvoorstel.
                     Wat zijn de overwegingen geweest van de regering om dat bij dit voorstel niet te doen?
                     Wat wordt er nu precies verwacht van burgers en bedrijven bij dit wetsvoorstel?
                  
Kan de regering uitleggen wat precies bedoeld wordt met de formulering: «Met dit wetsvoorstel
                     kunnen daarnaast derden worden verplicht om spontaan gegevens te leveren». Wordt gedoeld
                     op het naar eigen inzicht vrijwillig kunnen aanleveren van gegevens, als een soort
                     informatie of tiplijn? Of wordt bedoeld dat op regelmatige tijdstippen de volledige
                     betalingsgegevens van opvangverleners en betrokkenen in de kindertoeslagketen spontaan
                     – dus zonder voorafgaand daartoe strekkend specifiek informatieverzoek van de overheid
                     – worden aangeleverd?
                  
De leden van de SP-fractie vragen wat de regering voorstelt dat een burger moet doen
                     als hij zijn kinderopvangorganisatie opdracht wil geven om, onder zijn Europese grondrechten,
                     geen ongeoorloofde derden-verstrekking te doen aan de belastingdienst. De nu bekende
                     signalen zijn dat de kinderopvangorganisaties onder verwijzing naar de lagere regelgeving
                     nul op het rekest geven. Waarom is niet voorzien in een opt-out voor burgers die hun grondrechten wensen te behouden? Hoe verwacht de regering praktisch
                     gezien dat kinderopvangorganisaties de burger informeren?
                  
8. Verwerking van persoonsgegevens
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de gegevensbeschermingseffectbeoordeling
                  aan de Kamer kan doen toekomen die voor deze wet wordt uitgevoerd.
               
De leden van de SP-fractie merken op dat, doordat de regering de toelichting op de
                  noodzaak van het delen van persoonsgegevens op een grote schaal verwerkt in de artikelsgewijze
                  toelichting, het onbevredigend is. Voor het overige wordt verwezen naar de eerdere
                  vragen onder 2.1.7, 6. en 7.
               
9. Artikel 3.1 Comptabiliteitswet
               
–
10. Advies en consultatie
               
–
11. Evaluatieparagraaf
               
–
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
               
Artikel II
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in de toelichting aangeeft
                  dat verduidelijkt wordt dat de ouder de kosten voor kinderopvang daadwerkelijk betaald
                  moet hebben om aanspraak te kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Zij vragen de regering
                  waarom dat verduidelijkt moest worden. Er bestaat toch helemaal geen twijfel over
                  dat ouders die geen kosten gemaakt hebben voor kinderopvang geen recht hebben op kinderopvangtoeslag?
                  De leden van de CDA-fractie merken ook hier op dat de formulering van de regering
                  ook zo gelezen zou kunnen worden dat de alles-of-nietsbenadering juist wordt ingevoerd;
                  want het lijkt alsof er staat dat ouders eerst de gehele kosten van kinderopvang moeten
                  betalen en dat vervolgens een aanspraak op kinderopvangtoeslag ontstaat.
               
Verder geeft de regering aan dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag
                  kan vaststellen naar rato van de kosten die de ouder daadwerkelijk heeft betaald.
                  De leden van de CDA-fractie vragen de regering vanwege de hier gebruikte formulering
                  of sprake is van een kan-bepaling. Is het aan de inspecteur om te bepalen of er naar
                  rato of geheel wordt teruggevorderd?
               
Artikel VI, onderdeel J
               
De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk dat de regering de maatregel dat
                  administratieplichtigen gevraagd kunnen worden om informatie aan te leveren bij de
                  artikelsgewijze toelichting zo uitgebreid wordt toegelicht. De leden van de SP-fractie
                  hadden de toelichting in het algemene gedeelte van de memorie van toelichting meer
                  op zijn plaats gevonden. En wel om de reden dat uit de toelichting blijkt dat het
                  hier uitdrukkelijk gaat om een manier om fraude op te sporen. En de leden van de SP-fractie
                  vinden de uitvraag van informatie disproportioneel omdat er andere manieren zijn om
                  tot informatie over de opvanguren van kinderen te komen teneinde te onderzoeken of
                  de kinderopvangtoeslag rechtmatig verstrekt is.
               
De regering voert aan dat uit onderzoeken naar het «doenvermogen» van mensen is gebleken
                  dat de regeling ingewikkeld is. Dat erkennen de leden van de SP-fractie. De vraag
                  is of het daarom gerechtvaardigd is dat de Belastingdienst/Toeslagen op grote schaal
                  informatie kan opvragen van mensen die van kinderopvang gebruik maken. Het antwoord
                  luidt ontkennend. Gerichte uitvraag van informatie hoort bij twijfel bij de toeslaggerechtigde
                  te gebeuren. Dat dit in het verleden fout ging, lag vaak niet aan degene die informatie
                  aanleverde, maar juist aan de verwerking bij de Belastingdienst/Toeslagen. Erkent
                  de regering dit? Kan zij het antwoord toelichten?
               
De leden van de SP-fractie vragen zich af of de regering heeft afgewogen dat het verwerken
                  van gegevens in algoritmes risico’s meebrengt? Kan zij het antwoord toelichten?
               
De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak er een verzoek om het (verplicht) leveren
                  van informatie door derden heeft geleid tot een succesvolle afronding van een fraudezaak.
                  Hoe wordt er omgesprongen met de Algemene verordening gegevensbescherming in zo een
                  gegevens uitvraag?
               
De leden van de SP-fractie vragen welke risico’s de regering ziet dat er op basis
                  van foutief aangeleverde informatie door derden besluiten worden genomen aangaande
                  het recht op kinderopvangtoeslag. Op welke wijze gaat de Belastingdienst/Toeslagen
                  in zo een situatie de rechtsbescherming van de toeslagaanvrager waarborgen? Zal zij
                  te allen tijde de geleverde informatie waarop zij haar bevindingen baseert zal openbaren
                  aan de toeslaggerechtigde? De leden van de SP-fractie horen graag een uitgebreide
                  toelichting op deze vragen.
               
Tot slot vinden de leden van de SP-fractie dat de regering drogredenen aanvoert voor
                  deze grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen en het eerbiedigen van
                  hun privacy. De regering zegt dat, ómdat het doenvermogen laag is én omdat het de
                  menselijke maat zou dienen, voortaan derden gevraagd zal worden om gegevens. Wat als
                  iemand tegen de kinderopvangorganisatie zegt dat gegevens niet gedeeld mogen worden?
                  Wie heeft dan het recht op de persoonsgegevens?
               
BIJLAGE Uitvoeringstoetsen
               
–
BIJLAGE Advies ATR
               
–
BIJLAGE Advies AP
               
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij zowel de Autoriteit Persoonsgegevens
                  als de Kamer niet uitlegt waarom het noodzakelijk is de gegevensdeling te verplichten.
                  Waarom legt de regering naast zich neer dat dit een inbreuk is op de persoonlijke
                  levenssfeer, de Grondwet en verdragen?
               
BIJLAGE Advies RvS
               
–
OVERIG
               
De leden van de VVD-fractie menen dat, als we echt toe willen naar een menselijk systeem,
                  we dan voortdurend het toeslagenstelsel zullen moeten verbeteren. Zij vragen dus ook
                  welke verbeteringen buiten dit wetsvoorstel de regering voornemens is door te voeren.
                  Zij vragen ook op welke manier deze vereenvoudiging tegemoet komt aan de vraag van
                  het lid Lodders (VVD) om de rechten van de belastingbetalers te versterken (Aanhangsel
                  van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2682). Graag ontvangen zij van de regering een uitgebreide toelichting op dit punt.
               
De leden van de VVD-fractie zijn een voorstander van de voorgestelde vereenvoudiging.
                  De leden vragen tegelijkertijd of er voor uitvoeringsorganisaties voldoende mogelijkheden
                  overblijven om mensen die willens en wetens frauderen aan te pakken. Kan de regering
                  hier een toelichting op geven?
               
De leden van de VVD-fractie vragen in algemene zin op alle onderdelen van het Belastingplan
                  2021 afzonderlijk een overzicht van de gevolgen van het Belastingplan voor de verschillende
                  uitvoeringsorganisaties: welke taken krijgen deze organisaties erbij? Op basis van
                  welke beoordeling is duidelijk geworden dat dit zonder gevolgen een extra taak kan
                  zijn voor de betreffende uitvoeringsorganisatie? Hebben de uitvoeringsorganisaties
                  meegekeken naar het ontwerp en de specifieke uitvoering van de regeling? Zo ja, waar
                  blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan reageren op de vragen en de
                  opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB).
               
NOTA VAN WIJZIGING
               
1. Algemeen
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota van wijziging op onderhavig
                  wetsvoorstel. Deze leden achten het positief dat er een oplossing is gevonden voor
                  het probleem dat een van beide partners een vrijheidsbenemende straf uitzit. Het is
                  zeer onwenselijk dat een ouder met een partner die naar de gevangenis moet, stopt
                  met werken dan wel schulden opbouwt, omdat de ouder de gehele kosten van de kinderopvang
                  zelf moet dragen.
               
1.1 Uitzondering arbeidseis
               
De leden van de CDA-fractie begrijpen, gezien het doel van de versoepeling van de
                     arbeidseis, niet waarom gekozen is voor een termijn van een jaar. Dat betekent dat
                     een ouder met een partner die veroordeeld is tot een jaar gevangenisstraf gedurende
                     de periode van die straf alle kosten van de kinderopvang nog steeds zelf moet betalen.
                     De regering geeft aan dat omdat de partner die in detentie zit geen arbeid verricht,
                     hij of zij wettelijk verondersteld wordt voor het kind te kunnen zorgen, maar dat
                     een ouder die gedetineerd is daar niet toe in staat is.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom dit alleen het geval zou zijn
                     als de ouder of de partner veroordeeld is tot een straf van meer dan een jaar. Ook
                     de partner die veroordeeld is tot een gevangenisstraf van een jaar of korter kan nog
                     steeds niet vanuit de gevangenis de zorg voor de kinderen op zich nemen. Bij een zeer
                     korte gevangenisstraf kan de andere ouder nog verlofuren inzetten en is het effect
                     op het jaarlijkse recht op kinderopvangtoeslag mogelijk beperkt. Is de regering bereid
                     om de grens te verlagen tot langer dan een maand, of hooguit twee maanden? Heeft de
                     regering ook overwogen om een onderscheid te maken tussen detentie in een zeer open
                     instelling waar overdag nog gewerkt kan worden en de gewone detentie waarbij niet
                     gewerkt kan worden?
                  
De motivering dat de grens van een jaar aansluit bij de reeds bestaande uitzondering
                     voor de huurtoeslag achten de leden van de CDA-fractie niet overtuigend. De uitzondering
                     in de huurtoeslag is immers bepalend voor de hoogte van het inkomen, maar bij de kinderopvangtoeslag
                     gaat het niet om de hoogte van het inkomen, maar om de arbeidseis.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen waarom niet alle voorgestelde aanpassingen
                     van het rapport «toeslagpartners tegen wil en dank» (een alleenstaande ouder die (tijdelijk)
                     inwoont bij familie of vrienden, een van de partners die in een verpleeghuis of instelling
                     is opgenomen, een van de partners die in het buitenland woont) zijn opgenomen in dit
                     wetsvoorstel. De leden van de fractie van D66 vragen hoe de regelgeving uitwerkt wanneer
                     een van de toeslagpartners chronisch ziek is. Zij vragen waarom pas bij een jaar in
                     detentie de toeslagpartner buiten beschouwing wordt gelaten, terwijl deze wet juist
                     ook regelt dat partners als toeslagpartners worden aangemerkt voor een deel van het
                     jaar. Anders gezegd: waarom geldt de regelgeving niet voor partners waarvan een van
                     de partners voor elf maanden in detentie zit? Werkt dan ook niet de regelgeving hard
                     uit?
                  
De leden van de fractie van D66 vragen wat de stand van zaken is van de Verzamelwet
                     kinderopvang.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen naar voorbeelden waarbij terugvordering onredelijk,
                     onbillijk of onevenredig wordt geacht.
                  
De leden van de SP-fractie zien dat er een uitzondering op de arbeidseis wordt opgenomen
                  in de wet kinderopvang, artikel 1.6. Zij vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot
                  het oorspronkelijke voorstel dat juist in de Awir wijzigt dat opname in een verpleeghuis
                  betekent dat iemand niet meer als partner wordt aangemerkt?
               
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er een «Verzamelwet Kinderopvang» zal worden
                     ingediend, waarbij zal worden ingegaan op de situatie van iemand met een partner die
                     een Wlz-indicatie voor 24-uurs zorg. De leden van de SP-fractie vragen de regering
                     om een heldere wet. Waar wordt wat nu precies gewijzigd om te regelen dat een «afwezige»
                     partner niet meetelt in de beoordeling om recht op kinderopvangtoeslag te krijgen?
                  
Voorts hebben de leden van de SP-fractie bedenkingen bij de aanvulling om mensen met
                     een partner in de gevangenis toe te voegen op het punt van minimaal een jaar. Waarom
                     wordt daarvoor gekozen? De leden van de SP-fractie wijzen erop dat als iemand werk
                     verliest er nog drie maanden recht op kinderopvangtoeslag bestaat. Volgens de SP-leden
                     zou het logisch zijn als behoud van het recht op kinderopvangtoeslag geldt in situaties
                     dat de partner voor langer dan drie maanden in detentie zit.
                  
De leden van de SP-fractie zien dat de regering redeneert dat de bedoeling van de
                     kinderopvangtoeslag is dat een ouder werk en de zorg voor kinderen kan combineren.
                     Zij vinden het daarom onverklaarbaar dat de regering toch niet kiest om dit te laten
                     gelden voor alle mensen met een partner die door omstandigheden niet kan werken. De
                     leden van de SP-fractie roepen de regering op tot het herstellen van de genoemde omissies.
                  
1.2 Kosten van invordering
               
De leden van de SP-fractie steunen het voorstel dat ouders zowel de kosten van invordering
                  en de rente bij te late betaling (1.3) te repareren in dit wetsvoorstel. Toch willen
                  zij van de regering weten waarom niet eerder in beeld is gekomen dat ook deze zaken
                  geregeld dienden te worden in de wet. Kan de regering een reconstructie geven van
                  de opbouw van de UHT en het onderzoeken welke wijzigingen in de wet nodig waren? Hierbij
                  zien de leden van de SP-fractie graag het startpunt van voorbereiding binnen de Belastingdienst
                  en op het Ministerie van Financiën.
               
1.3 Herziening beschikking rente bij te late betaling
               
–
1.4 Precedentwerking
               
De leden van de SP-fractie wijzen de beperking die de regering rond de hersteloperatie
                  legt, op grond van uniek en uitzonderlijk, af. De leden hebben de indruk dat de «uitzonderlijke
                  omstandigheden» die zijn opgetreden in de toeslagenaffaire niet zo uitzonderlijk zijn.
                  Kan de regering aangeven of bij het bekend worden van soortgelijke vooringenomenheid
                  bij onderzoeken naar systeemfraude (al dan niet CAF), zowel binnen Toeslagen als daarbuiten,
                  opnieuw een herstelorganisatie moet worden opgebouwd, of dat de regering voorziet
                  dat dan teruggevallen wordt op de regeling die is getroffen voor de gedupeerden van
                  de kinderopvangtoeslag?
               
Budgettaire gevolgen
               
–
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
               
De leden van de SP-fractie verzoeken om in te gaan op de afwegingen rond mogelijke
                  schending van het EVRM en grondrechten van burgers die onder de voorgestelde wet ingericht
                  wordt, alsook op de vraag of het bedrijfsleven niet ook het recht zou moeten hebben
                  de medewerking aan de wet op dezelfde gronden te weigeren. Is denkbaar dat bij gebleken
                  onrechtmatige datalevering een bedrijf een boete krijgt onder de Algemene verordening
                  gegevensbescherming wegens ongeoorloofde dataverstrekking?
               
Uitvoeringskosten Belastingdienst
               
–
II. Onderdeelsgewijs
               
Onderdeel A
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in het tiende en elfde lid
                  een aparte aanspraak opneemt voor ouders van wie een van beide een vrijheidsbenemende
                  straf uitzit. Zij vragen de regering vanwege deze aparte aanspraak expliciet te bevestigen
                  dat er alleen recht op kinderopvangtoeslag bestaat wanneer de partner die geen vrijheidsbenemende
                  straf uitzit aan de arbeidseis voldoet.
               
Tevens vragen deze leden waarom de regering voor deze wettelijke vormgeving van de
                  uitzondering is gekozen. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een bepaling dat
                  een ouder dan wel de partner die is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of
                  maatregel gedurende de periode van die straf of maatregel niet hoeft de voldoen aan
                  de arbeidseis of bijvoorbeeld geacht wordt te hebben voldaan aan de arbeidseis?
               
BIJLAGE Advies RvS
               
–
OVERIGE
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat met deze nota van wijziging voor een van
                  de schrijnende gevallen binnen de toeslagen die door de Belastingdienst geconstateerd
                  zijn, een oplossing is gezocht. Zij zijn de Staatssecretaris van Financiën erkentelijk
                  dat zij ook heeft gekeken naar de andere cases op de lijst van schrijnende gevallen
                  rondom toeslagen die door de Belastingdienst zijn bijgehouden (reactie op de motie
                  van de leden Omtzigt en Van Weyenberg over oplossingen voor de casussen in het werkdocument
                  van de Belastingdienst; brief van 5 oktober 2020; 2020Z17976). De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang dat de uitwerking van wetgeving
                  in de praktijk wordt gemonitord en zij vragen de Staatssecretaris of de Belastingdienst
                  dat zou willen blijven doen, zodat ook bij nieuwe signalen over knelpunten naar een
                  oplossing kan worden gezocht.
               
De leden van de CDA-fractie leden hebben nog enkele vragen bij de geschetste oplossingen.
Het valt hen op dat voor een heel aantal knelpunten met de kennis van nu ook geen
                     wetswijziging nodig bleek te zijn, maar alleen een beleidswijziging waarin meer ruimte
                     is voor de menselijke maat. Kan de regering aangeven of de geschetste niet-wettelijke
                     oplossingen ook met terugwerkende kracht gelden voor de schrijnende gevallen?
                  
Met betrekking tot casus nummer vier vragen de leden van de CDA-fractie naar de situatie
                     dat echtgenoten aantoonbaar niet samenwonen, omdat zij in een ander land wonen. Bijvoorbeeld
                     omdat de ene echtgenoot zou gaan immigreren, maar waarbij dat toch niet doorgaat.
                     Vaak leidt dit tot beëindiging van het huwelijk, maar daar kunnen jaren overheen gaan.
                     Bestaat er in dit geval recht op zorgtoeslag, huurtoeslag of kinderopvangtoeslag en
                     waar is dat van afhankelijk?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot de update bij casus nummer acht
                     of er met de invoering van artikel 13b Awir iets veranderd is in het oplossen van
                     dit schrijnende geval. Of is artikel 13b Awir alleen de vertaling van artikel 3:4
                     Awb, zoals deze leden begrepen hadden uit de memorie van toelichting op de Wet hardheidsaanpassing
                     Awir?
                  
Casus nummer twaalf gaat over beurspromovendi. De leden van de CDA-fractie zijn blij
                     dat de beurspromovendus van de Belastingdienst uitsluitsel kan krijgen, maar als uitsluitsel
                     betekent dat de beurspromovendus geen recht heeft op kinderopvangtoeslag is deze nog
                     steeds niet geholpen. Het ontgaat de leden van de CDA-fractie ook geheel wat de logica
                     is dat beurspromovendi geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, terwijl zowel studenten
                     als promovendi die in dienst zijn wel recht hebben op kinderopvangtoeslag. Als de
                     beurspromovendus naar het oordeel van de Belastingdienst geen dienstbetrekking heeft,
                     waar is dan wel sprake van? Een vrijwilligersvergoeding? Deelt de regering de mening
                     van de leden van de CDA-fractie dat een beurspromovendus met kinderen hierdoor belemmerd
                     wordt om te promoveren, omdat zonder kinderopvangtoeslag de kans groot is dat hij
                     of zij de werkzaamheden moet staken?
                  
Met betrekking tot het antwoord op casus nummer 13 vragen de leden van de CDA-fractie
                     welke verlofuren er niet onder het arbeidscontract vallen en bij nummer 14 willen
                     deze leden graag weten in welke gevallen achteraf blijkt dat iemand niet aan de doelgroepenstatus
                     voldeed. Is dat bijvoorbeeld als iemand een inburgeringstraject volgt, maar de inburgeringstoets
                     niet haalt?
                  
Voor de uitzonderingen in de huurtoeslag wordt de termijn verlengd waarin de toeslaggerechtigde
                     beroep kan doen op deze uitzonderingen. In casus nummer 15 wordt vermeld dat de Nationale
                     ombudsman geadviseerd heeft om belanghebbenden in de definitieve beschikking te wijzen
                     op deze uitzonderingen. Heeft de regering dit advies overgenomen?
                  
Met betrekking tot de huurtoeslag bij recreatiewoningen, dit is casus nummer 17, vragen
                     de leden van de CDA-fractie welke lijn duidelijk is geworden uit de jurisprudentie
                     van de Raad van State en of dit gelijk is aan de hypotheekrenteaftrek.
                  
Kan de regering voorts een nadere toelichting geven bij casus nummer 21? Waarom wordt
                     in geval van beëindiging medebewoning het inkomen van de vertrekkende bewoner bij
                     het inkomen van de zittende bewoner opgeteld?
                  
De leden van de CDA-fractie merken tot slot op dat de leden de oplossing bij casus
                     25 niet voldoende lijkt. Want in hoeveel gevallen is er nu sprake van verschoonbaarheid?
                     Juridisch gezien is dat heel beperkt. De leden van de CDA-fractie wijzen daarbij op
                     de praktijk dat mensen te laat bezwaar maken, juist omdat ze contact hebben opgenomen
                     met de Belastingdienst. Mensen bellen eerst met de BelastingTelefoon, maar krijgen
                     lang niemand te pakken. Mogelijk krijgen ze te maken met onjuiste antwoorden of met
                     belafspraken die voor vertraging zorgen of niet nagekomen worden. Toeslaggerechtigden
                     zijn vaak niet op de hoogte dat je pro forma bezwaar kunt maken om de termijn van
                     zes weken zeker te stellen. Is er ruimte voor overschrijding van de termijn indien
                     mensen in gesprek zijn met de Belastingdienst of kan de Belastingdienst mensen in
                     deze situatie wijzen op het pro forma bezwaar? Kan de regering aangeven wat in de
                     casus bedoeld wordt met «vaktechnische escalatietermijnen gebruiken voor borging»?
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.