Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Tielen over het bericht dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de bestuurlijke afspraken over laaggeletterdheid heeft opgezegd
Vragen van de leden Kwint (SP) en Tielen (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de bestuurlijke afspraken over laaggeletterdheid heeft opgezegd (ingezonden 18 september 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
9 oktober 2020).
Vraag 1
Kunt u het budget voor de aanpak van laaggeletterdheid onderbouwen in het licht van
de toename van het aantal laaggeletterden?1 Is het budget voldoende om laaggeletterdheid effectief aan te pakken? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 1
Naast het structurele budget voor volwasseneneducatie dat gemeenten ontvangen (€ 62,2
miljoen per jaar) investeert het Kabinet de komende 5 jaar met het programma «Tel
mee met Taal» bijna € 125 miljoen in aanvullende maatregelen voor de aanpak van laaggeletterdheid
bij volwassenen en leesbevordering en taalstimulering bij kinderen. In mijn Kamerbrief
over de vervolgaanpak van laaggeletterdheid heb ik aangegeven hoe deze middelen de
komende jaren worden ingezet.2 Volgend jaar maakt het Kabinet bovendien als onderdeel van het steun,- en herstelpakket
om sterker uit de Coronacrisis te komen eenmalig € 6 miljoen extra vrij voor het verbeteren
van de basisvaardigheden van laaggeletterde werknemers.3 De resultaten van al deze investeringen en activiteiten worden de komende jaren geëvalueerd.
In 2023 verschijnt bovendien een update van het internationaal vergelijkende PIAAC
onderzoek naar de geletterdheid van volwassenen in Nederland. Daarmee krijgen we een
betrouwbare indicatie van de mate waarin de geletterdheid in ons land zich heeft ontwikkeld
sinds de vorige meting in 2012/2013.
Vraag 2
In hoeverre hebben de bestuurlijke afspraken bijgedragen aan het terugdringen van
laaggeletterdheid?
Antwoord 2
De bestuurlijke afspraken zijn in september 2019 gesloten en hebben betrekking op
de periode 2020–2024. Gezien het feit dat de afspraken pas kort geleden zijn gemaakt,
is het nog te vroeg om te beoordelen wat de resultaten zijn geweest. Ik ben er echter
van overtuigd dat de afspraken een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het realiseren
van mijn ambitie om de komende jaren méér cursisten te bereiken en beter zicht te
krijgen op de kwaliteit en effectiviteit van het cursusaanbod. Daarom ben ik, ter
uitvoering van de motie Tielen-Kwint, in gesprek met gemeenten om tot nieuwe afspraken
te komen.4 Daarbij blijft mijn streven om de voortgang van de uitvoering van de gemaakte afspraken
te monitoren en uw Kamer hierover periodiek te informeren.
Vraag 3
Kunt u wat dieper ingaan op de door u genoemde «beperkte gevolgen» van het opzeggen
van de bestuurlijke afspraken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Omdat de bestuurlijke afspraken pas kort geleden zijn opgezegd, en ik op korte termijn
met gemeenten tot nieuwe afspraken hoop te komen, zijn de gevolgen van het opzeggen
van de afspraken door de VNG op korte termijn nog beperkt. Ik zou het echter een gemiste
kans vinden als we de komende jaren geen stappen zouden kunnen zetten op het gebied
van monitoring, kwaliteitsbevordering en het vergroten van het bereik, vooral onder
laaggeletterden met Nederlands als eerste taal. De bestuurlijke afspraken vormden
een goede basis om hier resultaat op te boeken. Daarom hoop ik op korte termijn tot
nieuwe afspraken te komen.
Vraag 4
Hoe verhouden zich de VNG-uitspraken over een «toenemende bureaucratie» zich met antwoorden
op vragen van de leden van de VVD- en SP-fractie uit het schriftelijk overleg «Meerjarenplan
Alfabetisering» dat u zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij bestaande kaders?5
Antwoord 4
Bij de uitwerking van de bestuurlijke afspraken heb ik inderdaad zoveel mogelijk aansluiting
gezocht bij bestaande kaders, zoals het Inspectiekader, Blik op Werk, het certificeringssysteem
voor de taalhuizen en instrumenten die worden gebruikt door bijvoorbeeld vrijwilligersorganisaties.
De OESO heeft in dit verband een vergelijking gemaakt van 11 verschillende kaders
die nu in gebruik zijn in Nederland. Deze kaders verschillen onderling flink. De wens
van uw Kamer om tot nieuwe landelijke kwaliteitsnormen te komen, verhoudt zich soms
moeilijk tot de grote diversiteit aan cursusaanbieders en de grote diversiteit tussen
bestaande kwaliteitssystemen. Landelijke kwaliteitsnormen betekenen namelijk, ook
als deze zijn gebaseerd op bestaande systemen, dat een zekere mate van harmonisering
nodig is om bestaande kaders onderling vergelijkbaar te maken, en om een minimale
kwaliteitsstandaard te garanderen. Dit heeft ontegenzeggelijk gevolgen voor de werkwijze
van sommige gemeenten en cursusaanbieders. Ik kan me indenken dat sommige gemeenten
dit ervaren als onnodige bureaucratie. Conform de oproep die Uw Kamer heeft gedaan
met de motie Tielen-Kwint is mijn inzet om samen met gemeenten nogmaals goed te kijken
welke instrumenten en welke aanpak het best werkbaar zijn, en hoe toenemende bureaucratie
zoveel mogelijk kan worden vermeden.
Vraag 5
Wat betekent het opzeggen van de bestuurlijke afspraken voor de voortgang van een
kwaliteitslabel?
Antwoord 5
Gemeenten hebben aangeven dat het kwaliteitslabel zoals dat door de OESO was voorgesteld
in de uitvoering voor problemen zou zorgen, bijvoorbeeld omdat sommige cursusaanbieders
al werken met een ander label of omdat een kwaliteitslabel voor sommige vrijwilligersorganisaties
een te hoge administratieve belasting zou vormen. Daarom is mijn inzet om samen met
gemeenten nogmaals goed te kijken welk instrument en welke aanpak het best werkbaar
is. Of dat een kwaliteitslabel,- of keurmerk is, of ook op een andere manier vorm
kan krijgen, hoop ik voor het eind van het jaar aan uw Kamer te kunnen laten weten.
Vraag 6
Wat betekent het opzeggen van de bestuurlijke afspraken voor de toetsing van regionale
plannen?
Antwoord 6
In de bestuurlijke afspraken ben ik met gemeenten overeengekomen dat elke regio een
regionaal programma oplevert. De inhoud van de programma’s zou onderling gedeeld worden,
en de uitvoering van de plannen zou worden gemonitord, zodat regio’s van elkaar kunnen
leren. Ik zou het een gemiste kans vinden als gemeenten geen regionaal programma zouden
opstellen. Daarom hoop ik dat gemeenten hun regionale plannen zoals afgesproken dit
jaar opleveren, zodat een onafhankelijk bureau deze kan vergelijken en de uitvoering
kan helpen monitoren. Stichting Lezen en Schrijven ondersteunt gemeenten hierbij.
Van de 35 WEB-regio’s heeft ongeveer een kwart inmiddels het regionale (concept) plan
ingediend.
Vraag 7
Wat betekent het opzeggen van de bestuurlijke afspraken voor de rol van digitalisering
binnen de regionale plannen?
Antwoord 7
In de bestuurlijke afspraken ben ik met gemeenten overeengekomen dat zij in in hun
regionale programma’s aandacht besteden aan alle basisvaardigheden, inclusief digitale
vaardigheden. Afhankelijk van de regionale uitdagingen en behoeften van doelgroepen,
kunnen gemeenten beleid maken op het verbeteren van digitale vaardigheden, en hun
regionale plannen daarop toespitsen. Het opzeggen van de bestuurlijke afspraken zou
geen impact moeten hebben op deze specifieke regionale aanpak op digitale vaardigheden
bij gemeenten.
Vraag 8
Wat is, volgens u, de meerwaarde van bestuurlijke afspraken wanneer u zelf aangeeft
dat er niet of nauwelijks gevolgen zijn bij het opzeggen ervan?
Antwoord 8
Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Vraag 9
Klopt het dat er begin september een bijeenkomst is tussen de VNG en het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de bestuurlijke afspraken laaggeletterdheid?
Wat zijn hier de voornaamste uitkomsten van?
Antwoord 9
Op 23 september jl. heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers
van de 35 WEB-regio’s en medewerkers van de ministeries die het programma Tel mee
met Taal uitvoeren (OCW, SZW, VWS en BZK). Tijdens deze bijeenkomst bleek brede bereidheid
onder gemeenten om samen met het Rijk te onderzoeken hoe op een voor gemeenten en
cursusaanbieders minder belastende wijze uitvoering gegeven kan worden aan de bestuurlijke
afspraken. Ik streef ernaar om uw Kamer voor het eind van het jaar nader te kunnen
informeren over de concrete vervolgstappen en afspraken met gemeenten, waarmee ik
uitvoering zal geven aan de motie Tielen-Kwint.6
Vraag 10
Wat is de huidige stand van zaken bij de uitwerking van het Leesoffensief?
Antwoord 10
U ontvangt deze maand van mij een aparte brief over de stand van zaken bij de uitwerking
van het Leesoffensief.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.