Lijst van vragen : 35570-XIX Verslag houdende een lijst van vragen inzake vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2021g
2020D39578 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van
                  een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. De vragen zijn op 8 oktober
                  2020 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
               
De voorzitter van de commissie, Renkema
De griffier van de commissie, Nava
Nr.
Vraag
                         
                         
1
Waarop is het bedrag van vier miljard euro verplichtingen in één miljard uitgaven
                              in 2021 op gebaseerd?
                           
2
Waarom is ervoor gekozen om de verplichtingen en uitgaven in 2021 en daarna gelijkelijk
                              over de drie beleidsartikelen te verdelen, een investering in de infrastructuur zal
                              toch naar verwachting een fors grotere omvang hebben dan investeringen in kennis en
                              innovatie? Hoe zit dat in de jaren daarna?
                           
3
Zijn de niet-beleidsartikelen 4,5 miljoen euro allemaal apparaatskosten? Kan een begroting
                              gegeven worden van de apparaatskosten?
                           
4
Hoe wordt voorkomen dat de inzet van de middelen versnipperd wordt ingezet?
5
Welke indicatoren worden gekoppeld aan de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds
                              (NGF)?
                           
6
Hoe worden de resultaten en effecten van het NGF gemonitord?
7
Hoe is artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet toegepast bij de begrotingsstaat van
                              het NGF?
                           
8
Wanneer is de 1e suppletoire begrotingswijziging van het NGF te verwachten?
9
Waarom heeft u ervoor gekozen om uzelf en de Minister van Financiën te laten kiezen
                              of een uitgave uit het NGF direct uit het fonds vloeit of via een andere begroting
                              loopt, en daarmee of de Tweede Kamer aan de achterkant wel of geen budgetrecht heeft?
                           
10
Heeft u overwogen om opvolging te geven aan de suggestie van de Algemene Rekenkamer
                              om voor aankomend begrotingsjaar verschillende projecten in technische zin onder te
                              brengen bij verschillende begrotingsartikelen onder reguliere begrotingen, om zo tijd
                              te kopen om de oprichting van het NGF via een instellingswet vorm te geven, teneinde
                              de inhoudelijke parameters van het fonds wettelijk te borgen?
                           
11
Waarom beroept u zich op het argument van snelheid om deze begroting als niet-departementale
                              begroting vorm te geven, terwijl u zo'n anderhalf jaar de tijd heeft gehad om voorbereidingen
                              te treffen om de inhoudelijke aspecten van het fonds wettelijk via een instellingswet
                              te borgen?
                           
12
Is het in juridische zin mogelijk deze niet-departementale begroting als zodanig te
                              amenderen dat er geregeld wordt dat uitgaven uit het NGF enkel via andere begrotingen
                              kunnen lopen, zodat dit niet geldt voor slechts een deel maar alle van de uit het
                              fonds voortvloeiende gelden?
                           
13
Wat is de juridische geldigheid van de borging van de begroting van het NGF in de
                              Comptabiliteitswet nu er, hoewel deze borging met terugwerkende kracht geldt, uiteindelijk
                              op dezelfde dag over deze amendering van de Comptabiliteitswet en de niet-departementale
                              begroting van het NGF gestemd wordt?
                           
14
Wat is de juridische geldigheid van een stem over het NGF op het moment dat er op
                              de dag van de stemmingen over de begrotingen eerst over de niet-departementale begroting
                              van het NGF gestemd wordt alvorens overgegaan wordt op de stemming over de begroting
                              van het Ministerie van Financiën, omdat in zo'n geval op het moment dat er over de
                              begroting van het NGF gestemd wordt nog geen wettelijke borging van deze begroting
                              is in de Comptabiliteitswet?
                           
15
Wat is uw appreciatie van de kritiek van de Raad van State en Algemene Rekenkamer
                              dat het hoogst ongebruikelijk is om een begroting te gebruiken om de Comptabiliteitswet
                              te amenderen?
                           
16
Heeft u overwogen om de Comptabiliteitswet niet via een begroting maar via een andere
                              route te wijzigen, omdat dit meer gebruikelijk zou zijn, en wat zijn hierbij de overwegingen
                              geweest?
                           
17
Heeft u naar mogelijkheden gezocht om de inhoudelijke parameters van het NGF wettelijk
                              te borgen?
                           
18
Op welke manier is de totaalomvang van 20 miljard euro aan investeringen nu juridisch
                              geborgd en zijn er mogelijkheden om deze 20 miljard euro wel juridisch te borgen op
                              een manier zoals dat nu niet is gedaan?
                           
19
Waarom is de benoeming van de beoordelingsadviescommissie via de Leidraad instellen
                              externe commissies gegaan, en niet via de Kaderwet?
                           
20
Zijn er adviseurs geweest waar u mee gesproken heeft die geadviseerd hebben het bruto
                              binnenlands product (bbp) niet als uitgangspunt te nemen?
                           
21
Zijn er ambtelijke stukken die kritisch zijn op de centrale rol van het bbp in het
                              fonds en kan hier inzage in gegeven worden?
                           
22
Is er een bepaalde standaard of richtlijn waaraan de maatschappelijke kosten-batenanalyse
                              (MKBA) binnen de impactanalyse van het fonds zal moeten voldoen?
                           
23
Kunt u uitsluiten dat de MKBA's die gedaan worden borgen dat geen van de, via het
                              fonds gedane investeringen, een substantiële negatieve bijdrage leveren aan (1) het
                              mitigeren van klimaatverandering; (2) het adapteren van klimaatverandering; (3) het
                              duurzaam gebruik van water en waterbronnen; (4) de transitie naar een circulaire economie,
                              het voorkomen van afval en stimulering recycling; (5) het voorkomen, controleren en
                              terugdringen van schadelijke emissies, of daarvoor een duidelijk reductiepad hebben
                              (zoals bij waterstof); en (6) het beschermen van de biodiversiteit en natuur?
                           
24
Klopt het dat projecten die in het verleden aan de MKBA-toets voldaan hebben (zoals
                              A27 Amelisweerd, A4-Delfland) opnieuw zouden voldoen aan de MKBA-toets die binnen
                              de impactanalyse van het NGF gehanteerd wordt?
                           
25
Wat is de tijdshorizon van het bbp waarop gestuurd wordt? Is dat het bbp over 5 jaar?
                              Over 10 jaar? Over 20 jaar? Wat zijn hierbij de overwegingen geweest?
                           
26
Waarom heeft u niet geëxpliciteerd over welke tijdshorizon uw sturing op bbp-groei
                              leidend is (dat wil zeggen, bbp-groei over 10 jaar? 3 jaar? etc.)?
                           
27
Krijgt de beoordelingsadviescommissie een explicitering van de tijdshorizon van het
                              bbp waarop gestuurd dient te worden, omdat het bij de selectie van projecten immers
                              uitmaakt of het leidende doel is bij te dragen aan de groei van het bbp over 5, 10,
                              of 20 jaar?
                           
28
Op welke manier zal de beoordelingsadviescommissie de Kamer informeren over de kwalitatieve
                              criteria die zij zal gebruiken om een schatting te maken van het positieve bbp-effect
                              bij projecten?
                           
29
Wat is de discretionaire ruimte van de beoordelingsadviescommissie om zelf een tijdshorizon
                              vast te stellen voor de groei van het bbp waarop gestuurd wordt (dat wil zeggen, of
                              het doel is maximaal bij te dragen aan bbp-groei over 3 jaar, 5 jaar, of 15 jaar,
                              etc.)? Waarom is voor die opzet gekozen?
                           
30
Welke rol gaat het Centraal Planbureau (CPB) vis-á-vis de beoordelingsadviescommissie
                              spelen in de schatting van het bbp-effect van investeringen?
                           
31
Zal onderzoek naar biomedische toepassingen beoordeeld worden op het verwachte bbp-effect
                              of op effecten die beter weergeven wat het totale gezondheidseffect is, bijvoorbeeld
                              gemeten in quality-adjusted life years (QALY's)?
                           
32
Hoe zal voorkomen worden dat onderzoek in de gezondheidssfeer zich zal richten op
                              wat de hoogste financiële winsten oplevert in plaats van de hoogste gezondheidswinst,
                              omdat dat eerste immers in lijn is met een maximering van het bbp-effect en het tweede
                              niet?
                           
33
Is er een samenhang tussen de funding van de NGF-gelden en de gelden waar Nederland
                              aanspraak op kan maken vanuit het Revenue Regulation Fund (RRF)?
                           
34
Waarom neemt u in het NGF geen voorbeeld aan het Europese Herstelfonds om actief uitgaven
                              te oormerken gericht op investeringen die gericht zijn op vermindering van broeikasgasemissies?
                           
35
Hoe wordt geborgd dat investeringen in aanmerking kunnen komen die een oplossing bieden
                              aan urgente duurzaamheidsopgaven in de leefomgeving, zoals het beperken van klimaatverandering,
                              het grondstoffenvraagstuk, het herstel van biodiversiteit en andere opgaven die van
                              belang zijn voor een gezonde, veilige, toegankelijke en duurzame leefomgeving?
                           
36
Ziet u dat het CPB wel degelijk een inhoudelijke rol kan krijgen in de beoordeling
                              van projecten, in tegenstelling tot wat u tot nu toe gesuggereerd heeft, omdat het
                              draagvlak voor de financiering van projecten in de beoordelingsadviescommissie en
                              politiek gezien lager zal zijn op het moment dat het CPB deze als niet doeltreffend/doelmatig
                              beschouwd?
                           
37
Hoe gaat geborgd worden dat het CPB in haar analyse van doelmatigheid van voorstellen
                              niet ook een inhoudelijke afweging maakt? Doelmatigheid en efficiëntie zijn toch immers
                              onlosmakelijk verbonden met de inhoud?
                           
38
Hoe zal de beoordelingsadviescommissie enkel met als indicator het bbp-effect een
                              afweging moeten maken tussen het advies fundamenteel onderzoek in de biomedische hoek
                              en fundamenteel onderzoek in de hoek van biodiversiteit te financieren, op het moment
                              dat de onzekerheidsmarges zo groot zijn dat er in wezen niks substantieels te zeggen
                              is over het verwachte bbp-effect?
                           
39
Wordt er bij de toekenning van de projecten rekening gehouden met regionale spreiding?
                              Zo ja, op welke manier en hoe wordt dit inzichtelijk gemaakt? Op welke wijze zullen
                              regio’s actief worden betrokken bij de vormgeving van het NGF?
                           
40
Hoe zal er worden voorkomen dat alleen kapitaalintensieve (infrastructuur) projecten
                              het budget uitnutten, waardoor andere projecten (uit de categorieën kennisontwikkeling
                              en R&D/innovatie) geen aanspraak meer kunnen maken op het NGF?
                           
41
Op welke wijze zal binnen het NGF ruimte geboden worden om ook de ontwikkeling van
                              nieuwe energieoplossingen te financieren?
                           
42
Hoe verhoudt de gelijke budgetverdeling tussen kennisontwikkeling, R&D/innovatie en
                              Infrastructuur zich met het criterium van «duurzaam versterken van het verdienvermogen»?
                              Zullen projecten op basis van de budgetverdeling worden geselecteerd of zullen andere
                              criteria de doorslag geven?
                           
43
Komen groene waterstofinitiatieven zoals die in Noord-Nederland (bijvoorbeeld GZI-next
                              in Emmen en Djewels in Delfzijl) in aanmerking voor het NGF en de toekenning van middelen
                              in 2021, wanneer zij voldoen aan de gestelde voorwaarden?
                           
44
Op welke termijn is de verwachting dat ook veldpartijen een direct voorstel tot middelen
                              uit het NGF kunnen doen?
                           
45
Welke nadere criteria kunnen aan plannen worden gesteld in het geval dat de beoordelingscommissie
                              niet (direct) kan vaststellen wat het effect is op de groei van het bbp?
                           
46
Welke gronden zijn er vastgesteld op basis waarvan u projecten met een positief advies
                              van de beoordelingscommissie toch af kan keuren?
                           
47
Wanneer een departementsbegroting middelen overgeheveld krijgt voor het maken van
                              investeringen, geldt hiervoor dan ook de 100% eindejaarsmarge?
                           
48
In hoeverre is het mogelijk op ook investeringen in de woningmarkt onder het fonds
                              te laten vallen, gezien de samenhang in artikel 3 tussen mobiliteit en wonen?
                           
49
In hoeverre is de verwachting dat met de middelen in artikel 2 Research & Development
                              (R&D) en innovatie de doelstelling om 2,5% van het bbp te investeren in R&D en innovatie
                              wordt behaalt?
                           
50
Worden bijdragen aan decentrale overheden uit het NGF aangemerkt als specifieke uitkeringen?
51
Is het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR 2016 «Klimaatbeleid
                              voor de lange termijn») betrokken bij de opstelling van het NGF, aangezien de WRR
                              adviseerde een investeringsbank op te richten, gericht op maatschappelijke vraagstukken
                              met een verre tijdshorizon, die zich met «geduldig kapitaal» moeten richten op substantiële
                              financiering van klimaatprojecten die commercieel nog onvoldoende interessant zijn,
                              maar die op langere termijn wel essentiële maatschappelijke waarde genereren? Welke
                              lessen zijn getrokken uit de Duitse Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW) die de WRR
                              als voorbeeld aanhaalt?
                           
52
Hoe gaat u garanderen dat de monitorings- en evaluatiesystematiek, waarbij de projecteigenaren
                              per projectfase de voortgang en geboekte successen demonstreren alvorens over te gaan
                              naar de volgende fase, goed verloopt? Hoe gaat u voorkomen dat deze systematiek leidt
                              tot onvoltooide, infrastructurele projecten in het landschap?
                           
53
Hoe ziet u de rol van structurele uitgaven in het blijvend verduurzamen van de economie,
                              gezien het feit dat uitgaven uit het NGF niet-regulier en niet-structureel dienen
                              te zijn, maar afgebakende investeringsprojecten? Wat is het verschil in bijdrage met
                              niet-structurele bijdragen? Bent u zich ervan bewust dat juist structurele uitgaven
                              nodig zijn om de economie blijvend te verduurzamen?
                           
54
Hoe ziet u de rol van structurele uitgaven in het blijvend verduurzamen van de economie,
                              gezien het feit dat uitgaven uit het NGF niet-regulier en niet-structureel dienen
                              te zijn, maar afgebakende investeringsprojecten? Wat is het verschil in bijdrage met
                              niet-structurele bijdragen? Bent u zich ervan bewust dat juist structurele uitgaven
                              nodig zijn om de economie blijvend te verduurzamen?
                           
55
Op welke manier kunnen beide disciplines gericht op dit kennismodel aanspraak maken
                              op investeringen uit het NGF, gezien het feit dat het de WRR zegt: «De mitigatie van
                              klimaatverandering en de aanpassing aan onvermijdelijke effecten vergen een scala
                              aan technische en maatschappelijke innovaties. Dat vraagt niet alleen om investeringen,
                              maar ook om een bijpassend kennismodel, waarin het belang van inter- en transdisciplinaire
                              kennis wordt benadrukt en de betrokkenheid van verschillende belanghebbenden wordt
                              versterkt. (WRR, 2016)»?
                           
56
Waarom heeft u bij de uitwerking van «groene voorwaarden» geen voorbeeld genomen aan
                              het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) gericht op groen
                              herstel, waarin een beoordelingskader is opgenomen, met aandacht voor een bijdrage
                              aan brede welvaart, zodat maatregelen bijdragen aan economische structuurversterking,
                              transitie naar duurzame leefomgeving en sociale rechtvaardigheid?
                           
57
Op welke manier wordt rekening gehouden met investeringen die bijdragen aan sociale
                              rechtvaardigheid, zodat rekening gehouden wordt met de invloed op latere generaties
                              en op mensen elders in de wereld?
                           
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.