Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 582 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 8 oktober 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
ALGEMEEN
1
•
Voorgestelde wijzigingen
2
–
Harmonisering bekostiging en studiefinanciering hbo-masters
2
–
Premasters
3
–
Inschrijven voor tentamens na reguliere inschrijf-periode
4
–
Eisen toelating tot wo-lerarenopleidingen
5
–
Vooropleidingseisen associate degree
5
–
Uniformering wettelijke incompatibiliteiten leden college van bestuur
5
–
Verhoging leeftijdsgrens aanvraag levenlanglerenkrediet
5
–
Toezicht inspectie van het onderwijs op rechtspersonen of natuurlijke personen buiten
het onderwijsbestel
6
•
Regeldruk
6
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Variawet hoger onderwijs en
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Deze leden zijn van mening dat het goed is dat verschillende beleidsmatige wijzigingen
die eerder toegezegd zijn aan de Kamer met deze wetswijziging gerealiseerd worden.
Waaronder de uitvoering van de motie van de leden Rog en Van Meenen1 waarin wordt opgeroepen de uiterste leeftijdsgrens voor het aanvragen van het levenlanglerenkrediet
te verhogen en mee op te laten lopen met de hoogte van de pensioengerechtigde leeftijd
(AOW-leeftijd). De leden hebben nog een tweetal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Variawet
hoger onderwijs. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel, waarbij een aantal wijzigingen van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (WHW), de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) en de Wet
studiefinanciering 2000 (WSF 2000) worden voorgesteld. Derhalve hebben deze leden
enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse van de voorliggende wet en wetswijzigingen
kennisgenomen. Kan de regering een licht schijnen op de mogelijke kosten voor onderwijsinstellingen
die voortvloeien uit deze wet en de voorgestelde wijzigingen? Als er kosten uit voortvloeien,
zullen die worden betaald door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
zo vragen zij.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel.
Voorgestelde wijzigingen
Harmonisering bekostiging en studiefinanciering hbo-masters
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel het kost om de bekostigingsmogelijkheden
van hbo2-masters te harmoniseren met die van wo3-masters en waaruit dit wordt betaald. Zal dit betaald worden uit de steeds uitdijende
bekostiging van studentenaantallen door OCW4, dat vrijwel jaarlijks aangevuld wordt door Financiën, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten wat de studielast
is van een duale opleiding en waarom het instellingsbestuur de jaarlijkse studielast
van een deeltijdopleiding bepaalt en niet van een duale opleiding.
De leden van de D66-fractie verwelkomen de voorgestelde harmonisering van de bekostiging
van hogescholen en universiteiten ten aanzien van masteropleidingen op het gebied
van de bekostiging van de studielast van de opleiding. Deze leden vragen de regering
om een overzicht op welke aspecten de regels voor hbo-masters en wo-masters nog meer
van elkaar verschillen, alsmede de verschillen in de regels voor hogescholen en universiteiten
bij het starten of in stand houden van masters.
De leden constateren dat er hogescholen zijn die wo-opleidingen aanbieden. Zo biedt
bijvoorbeeld Breda University of Applied Sciences een wo-bachelor en wo-master in
«Leisure Studies» aan en de Hanze Hogeschool een wo-master «Sustainable Energy System
Management». Deze leden vragen de regering aan welke eisen de opleiding omtrent het
verzorgen van wetenschappelijk onderzoek moeten voldoen om de wo-opleiding aan te
bieden. Klopt het dat hogescholen voor het verzorgen van wo-opleidingen geen onderzoeksbekostiging
ontvangen? Zo ja, kan de regering dat nader motiveren? Welke aanpassingen in wet-
en regelgeving zijn nodig om hogescholen die een wo-opleiding aanbieden ook te bekostigen
voor het wetenschappelijk onderzoek dat nodig is voor de instandhouding van een geaccrediteerde
wo-opleiding?
De leden lezen dat het aanbod van hbo-masters onder meer onderscheidend dient te zijn
van het bestaande masteraanbod. Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe dat
criterium uitgewerkt is. Als bijvoorbeeld een hogeschool in een stad een hbo-master
bestuurskunde wil aanbieden, terwijl in dezelfde stad een universiteit een wo-master
bestuurskunde aanbiedt, dient de hbo-master dan onderscheidend te zijn van andere
hbo-masteropleidingen bestuurskunde of ook onderscheidend ten opzichte van de wo-master
bestuurskunde, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn voorzichtig positief over de voorgestelde
wettelijke regeling waarmee de bekostigingsmogelijkheden van hbo-masters geharmoniseerd
worden met die van wo-master. Echter, de leden lezen in de inbreng van de Hanzehogeschool
Groningen voor de internetconsultatie van voorliggend wetsvoorstel dat in de praktijk
er minder sprake is van harmonisering dan gesuggereerd wordt.5
De leden lezen in de memorie van toelichting dat deregering naast masteropleidingen
in het wetenschappelijk onderwijs, in vervolg ook masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs
kan aanwijzen waarvan de studielast 120 punten bedraagt en waarvan de studielast 90
studiepunten bedraagt indien het een gezamenlijke masteropleiding, een joint degree,
betreft die wordt verzorgd met een buitenlandse instelling.6
Voorts lezen de leden in de inbreng van de Hanzehogeschool Groningen dat op dit moment
van de 105 masters die aangeboden worden met 90 studiepunten, slechts 23 opleidingen
de status joint degree hebben. De overige 82 opleidingen betreffen een single degree.
Met dit voorstel wordt dus aan het leeuwendeel van de masters van 90 studiepunten
geen recht gedaan en blijft passende bekostiging achterwege, zo stelt de Hanzehogeschool
Groningen. Indien voorliggend wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen de 82 opleidingen
in het hbo met een studielast van 90 studiepunten, niet zijnde een joint degree, financiële
voorzieningen moeten treffen voor de ondersteuning van studenten voor de duur van
30 studiepunten. Ook de Hogeschool van Amsterdam stelt in haar inbreng dat hierdoor
een groot deel van de bestaande hbo-masteropleidingen met 90 studiepunten uitgesloten
wordt van bekostiging.7
Deze leden vragen of de regering het met de leden eens is dat de positie van deze
82 opleidingen zal verslechteren door de voorgestelde wijzigingen in artikel 7.51a.
Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen de genoemde leden een reactie van de regering.
Premasters
De leden van de VVD-fractie lezen dat met deze wet ervoor zal worden gezorgd dat de
instelling dient te bekijken of iemand redelijkerwijs binnen een redelijke termijn
zijn deficiënties kan wegwerken. Wat is een redelijke termijn? Waarom wordt die redelijke
termijn niet gemaximeerd op één jaar? De leden vragen hoe vaak het jaarlijks voorkomt
dat studenten zich aanmelden voor een premaster zonder geschikte bachelor. Met hoeveel
studenten zal naar verwachting deze instroom stijgen met ingang van deze wet?
De leden lezen dat aan niet-EER8-studenten minimaal het instellingscollegegeld voor een premaster van 60 studiepunten
of meer wordt gevraagd. De leden zijn het daarmee eens, maar willen wel voorkomen
dat hierdoor een lucratieve inkomstenbron mogelijk wordt voor instellingen om zoveel
mogelijk niet-EER-studenten te laten aanmelden voor een premastertraject. Hoe waarborgt
de regering dat premastertrajecten voor niet-EER-studenten niet een extra inkomstenbron
worden voor instellingen? Is een oplossing bijvoorbeeld een maximum te zetten om het
aantal niet-EER-studenten die deel mogen nemen aan een dergelijk traject, bijvoorbeeld
maximaal 20 procent per jaar? Kan de regering eveneens een overzicht geven van aantal
niet-EER-studenten die de afgelopen drie jaar een premastertraject hebben gevolgd
aan een Nederlandse universiteit of hogeschool en wat hun aandeel is in vergelijking
met EER-studenten, zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie vragen de regering te verhelderen of een opleiding de
plicht heeft om een student – die binnen een redelijke termijn deficiënties kan wegwerken
– een premaster of een persoonlijk traject aan te bieden, of kan de opleiding besluiten
geen premasters aan te bieden, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn voor een goede doorstroom, maar begrijpen
dat een premaster niet wordt bekostigd door de overheid. Heeft de regering ook overwogen
om het bekostigingssysteem aan te passen zodat instellingen wel in aanmerking komen
voor bekostiging van de premaster. Zo nee, waarom niet? Ook willen de leden graag
weten of er een indicatie gegeven kan worden voor de instellingscollegegelden van
niet-EER studenten.
De leden van de PvdA-fractie hebben met enthousiasme gelezen over het feit dat de
regering voornemens is de doorstroom tussen mbo9, hbo en wo te vergroten door het aanbieden van schakelprogramma’s oftewel premasters
om daarmee de kansengelijkheid te verbeteren. Kan de regering een duidelijke toelichting
bieden over of en zo ja hoe deze wet de facto de toegang tot premasters verruimt,
zo vragen zij.
Inschrijven voor tentamens na reguliere inschrijf-periode
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering een maximum van 20 euro instelt
die aan studenten gevraagd mag worden voor het inschrijven voor tentamens na reguliere
inschrijfperiode. Waarop is dat bedrag gebaseerd, zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten welke termijn zij redelijk
acht voor de inschrijftermijn voor het tentamen. Deze leden vragen tevens of de regering
kan toelichten op welke wijze een opleiding of instellingen de medezeggenschap dient
te betrekken bij een besluit voor het rekenen van kosten voor een late tentameninschrijving.
Tot slot vragen deze leden de regering toe te lichten waarom de wet als uitgangspunt
hanteert dat een student die ingeschreven staat voor een vak niet automatisch ingeschreven
is voor het tentamen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een aanvulling
wordt mogelijk gemaakt op de reeds bestaande – gratis – mogelijkheid tot inschrijven
voor een tentamen. Met voornoemd wetsvoorstel wordt de mogelijkheid om, als de instelling
studenten de mogelijkheid biedt om zich na het verstrijken van de inschrijfperiode
voor een tentamen alsnog in te schrijven voor dat tentamen, daarvoor bij de student
een redelijk bedrag aan administratiekosten in rekening te brengen wettelijk vastgelegd.
Met de studentenvakbonden is overeengekomen dat van de student enkel een redelijke
vergoeding van de reële kosten mag worden gevraagd, met een maximum van 20 euro per
te late inschrijving voor een tentamen.10
De inschrijfkosten worden per ministeriële regeling geregeld, en de leden willen graag
de toezegging dat de studentenorganisaties ook in de toekomst betrokken worden, mochten
er (forse) wijzigingen van dit bedrag worden voorgesteld. De leden vragen waarom deze
redenering niet wordt omgedraaid: studenten die een opleiding of een vak volgen, zijn
automatisch aangemeld bij de bijbehorende tentamens en melden zich af als ze niet
(kunnen) deelnemen. Hoe vaak komt het voor dat een student zich wel heeft ingeschreven
voor een vak maar niet wenst deel te nemen aan een tentamen, zo vragen deze leden.
Is deze optie besproken met de universiteiten en studentenvakbonden? Zo nee, waarom
niet? Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering.
Eisen toelating tot wo-lerarenopleidingen
De leden van de GroenLinks-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat het
bij de voorstellen met betrekking tot «eisen toelating tot wo-lerarenopleidingen»
gaat om een technische aanpassing van de wet. Klopt dat, of zijn er verwachte effecten
van deze wetswijziging, zo vragen zij.
Vooropleidingseisen associate degree
De leden van de CDA-fractie vragen hoe vaak het voor komt dat een ad11-afgestudeerde rechtstreeks doorstroomt naar een universitaire bacheloropleiding.
Om welke opleidingen gaat dit veelal, zo vragen zij.
Uniformering wettelijke incompatibiliteiten leden college van bestuur
De leden van de SGP-fractie constateren dat inzake de Open Universiteit eerder is
opgemerkt dat ook andere regelingen dan die van de incompatibiliteiten afwijken. Het
betrof destijds de regeling van de opleidingscommissie in relatie tot medezeggenschap.
Heeft de regering de regeling van de Open Universiteit generiek bezien op de aanwezigheid
van eventuele andere tegenstrijdigheden, zo vragen zij.
Verhoging leeftijdsgrens aanvraag levenlanglerenkrediet
De leden van de VVD-fractie lezen dat de leeftijdsgrens voor het aanvragen van het
levenlanglerenkrediet met ingang van het studiejaar 2020–2021 56 jaar wordt. Tot hoeveel
meer of minder aanvragen zal dit leiden? Wat zijn hier de kosten van? Daarnaast vragen
de leden waarom de regering er niet voor kiest om tegelijk het levenlanglerenkrediet
open te stellen voor bbl12-opleidingen en Derde Leerweg.
Toezicht inspectie van het onderwijs op rechtspersonen of natuurlijke personen buiten
het onderwijsbestel
De leden van de VVD-fractie lezen dat de toezichtsbevoegdheden van de onderwijsinspectie
ten aanzien van die instellingen buiten het bestel onvoldoende helder zijn geregeld.
Zo heeft zij geen stevig instrument in handen en kan de regering geen bestuurlijke
boete opleggen. Met de voorgestelde wijziging wordt geregeld dat het toezicht van
de onderwijsinspectie zowel betrekking kan hebben op rechtspersonen of natuurlijke
personen binnen als buiten het onderwijsbestel. Kan er worden verduidelijkt wat voor
stevig instrument de onderwijsinspectie in handen krijgt met de voorgestelde wijziging?
Daarnaast vragen de leden waarom de regering er niet tegelijkertijd voor kiest om
de procedure binnen het wetsvoorstel te verkorten, zodat ze recht doet aan de aangenomen
motie van het lid Wiersma13, die expliciet vroeg om een verscherping van de verplichting het maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen.
Regeldruk
De leden van de VVD-fractie vragen wie er voor de kosten opdraait bij het vervangen
van het getuigschrift. Is dat de aanvrager of de instelling, zo vragen zij.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.