Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 579 Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 7 oktober 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN
2
1.
Doel en aanleiding
3
2.
Uitgaven voor de SDE++ en tarieven voor de ODE
4
2.1
Verband uitgaven SDE++ en inkomsten uit het wetsvoorstel
4
2.2
Begrotingsreserve duurzame energie- en klimaattransitie
5
2.3
Voorgestelde tarieven
5
2.4
Lastenverdeling huishoudens en bedrijven
7
3.
Moties Lodders en Essers
8
4.
Europese aspecten
10
5.
Regeldruk, uitvoering en uitvoeringskosten
11
OVERIG
11
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor aanpassing
van de ODE-tarieven voor 2021 en 2022. Hierbij achten de leden van de CDA-fractie
het met name van belang dat er een goede balans is tussen de lasten voor huishoudens
en het bedrijfsleven, maar ook dat er ondanks de hogere ODE-belasting nog voldoende
ruimte voor het bedrijfsleven overblijft om te investeren in vergroening en dat hiervoor
ook voldoende stimulering bestaat. Deze leden hebben wel enkele vragen bij deze wet.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling
van tarieven voor de jaren 2021 en 2022. Deze heffing is een belangrijk onderdeel
van de uitwerking van afspraken uit het Klimaatakkoord. Het bekostigen van subsidies
voor technieken die CO2-uitstoot reduceren door middel van de ODE stimuleert hernieuwbare energie.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben het voorliggende wetsvoorstel gelezen en
hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend voorstel. Zij plaatsen
hierbij de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven
voor de jaren 2021 en 2022. De leden van de PvdA-fractie steunen dat de wijziging
in de lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven meer richting bedrijven gaat.
Bedrijven gaan 2/3 betalen, huishoudens 1/3. De leden van de PvdA-fractie vinden de
richting van deze beweging wenselijk. Bedrijven zijn immers ook verantwoordelijk voor
meer vervuilend gedrag. Hoe verhoudt deze verhouding zich tot de daadwerkelijke vervuilende
uitstoot?
De energietransitie stelt het land voor grote uitdagingen, die ook financiële investeringen
vergen, die voor een deel via de ODE betaald worden. Voor de leden van de PvdA-fractie
is van groot belang dat voor mensen met een normaal energieverbruik de energierekening
behapbaar blijft. Zij vragen de regering jaarlijks met het Belastingplan te rapporteren
over de ontwikkeling van de energierekening voor huishoudens. Voorts vragen zij naar
de reden waarom de tarieven ODE in de hoogste schijf elektriciteit ongewijzigd blijven.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel
voor aanpassing van de ODE-tarieven voor 2021 en 2022.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende wetsvoorstel.
Deze leden hebben daarover enkele vragen.
1. Doel en aanleiding
De leden van de VVD-fractie vragen waarom en wanneer de regering kan voorstellen de
tarieven voor 2022 alsnog te wijzigen. Welke zekerheid biedt bedrijven het mogelijk
kunnen verhogen van de tarieven voor 2022? Waarom wordt dit niet pas gedaan bij het
Belastingplan 2022?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de ODE-tarieven voor de komende jaren. Kunnen
de verwachte tarieven tot 2025 gegeven worden?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de macro-opbrengsten van de ODE voor de afgelopen
10 jaar en de komende jaren. Kunnen deze gegeven worden? Kunnen de opbrengsten gesplitst
worden naar bijdrage door huishoudens en bijdragen door bedrijven?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de SDE+(+)-uitgaven voor de afgelopen jaren
en de komende jaren. Kunnen deze op macroniveau gegeven worden?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de (begrotings)reserve. Wat is de totale reserve
en hoeveel wordt daarvan nu al gebruikt? Hoeveel blijft er over in de reserve? Hoeveel
moet er overblijven? Wat voor mogelijkheden zijn er om de reserve gedeeltelijk in
te zetten voor een lager ODE-tarief?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de energierekening voor mensen met gemiddeld
gebruik. Welk deel van de energierekening bestaat uit energiebelasting, welk deel
uit ODE-heffing, welk deel uit btw en welk deel uit «private kosten»? Kan dit vergeleken
worden met de energierekening bij gemiddeld gebruik voor de afgelopen jaren en de
komende jaren?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel uiting geeft aan de afspraak
in het regeerakkoord dat de stijging van de belasting op de energierekening de komende
jaren «beperkt» zal zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de positie van het mkb, en hoe zij zoveel
mogelijk ontzien kunnen worden.
De leden van de fractie van D66 vragen wat de effecten van de progressieve tariefstructuur
zijn op de effectiviteit van de ODE. Zij vragen of het in de huidige tijdsgeest niet
logischer is om een progressieve tariefstructuur te hanteren. Wat zouden de effecten
van een dergelijke tariefstructuur zijn? Voorts vragen deze leden of de daling van
energieprijzen tot vernieuwde inzichten leidt over de mogelijke belasting op energie
en de huidige tariefstructuur.
De leden van de fractie van D66 vragen de regering te reageren op de Commissievoorzitter
Von der Leyen, die heeft gesteld dat de Europese klimaatdoelstelling naar 55% moet.
De leden van de SP-fractie merken op dat, ondanks de verschuiving van een 50/50-verhouding
naar een verdeling van een derde door huishoudens en twee derde door bedrijven, zowel
de huishoudens als het mkb onredelijk hard worden geraakt door deze heffing. Zij vinden
het onbegrijpelijk dat door dit systeem de huishoudens en het mkb betalen voor de
verduurzaming van de meest vervuilende industrie. Zij zien hierop graag een inhoudelijke
reactie.
Verder merken de leden van de SP-fractie op dat het doel van de ODE, dat met de opbrengsten
via de SDE-regeling het aandeel duurzame energie moet vergroten, te veel achterblijft.
Het is dus niet alleen een heffing die niet eerlijk is, zij blijkt ook niet effectief.
Zij vragen waarom aan dit systeem wordt vastgehouden en niet wordt gezocht naar een
meer effectieve en rechtvaardige manier om het aandeel schone energie fors te verhogen.
Deze leden zien hierop graag een duidelijke visie.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren een verdere verhoging van
de ODE-tarieven om de SDE++ en de schuif van huishoudens naar bedrijven te bekostigen.
Zij erkennen de noodzaak van deze voorstellen. Daarnaast komen er voor getroffen sectoren
nog meer gerichte maatregelen om hun handelingsperspectief te verbeteren, bijvoorbeeld
gerichte steun aan duurzame voorlopers in onder meer de glastuinbouw ter compensatie.
Toch is het merkwaardig dat – hoewel de verhoging van de derde schijf deels al neerslaat
bij grootverbruikers – de vierde schijf zo ontzien wordt. Hier zitten immers de groot-grootverbruikers.
Deze leden vragen de regering of er is nagedacht over een verschuiving van schijf
3 naar 4 (voor wat betreft ODE-elektriciteit) om deze tarieven iets gelijker te krijgen
en meer evenwicht te krijgen in welke bedrijven getroffen worden door de verhoging
van de ODE. De berichten dat het mkb uiteindelijk in verhouding meer betaalt voor
het klimaat dan de zware industrie zijn wat dat betreft verontrustend. Hoe ziet de
regering deze zorgen?
2. Uitgaven voor de SDE++ en tarieven voor de ODE
2.1 Verband uitgaven SDE++ en inkomsten uit het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de opbrengsten van de verhoging van de ODE-tarieven
worden ingezet om de kasuitgaven voor de SDE++ te financieren. De SDE++ wordt naast
het stimuleren van hernieuwbare energieopties ook ingezet voor het stimuleren van
CO2-reducerende technieken. Dit is mede van belang om industriële partijen die worden
geraakt door de CO2-heffing voor de industrie ruimte te geven om te investeren in CO2-reducerende opties. Kan de regering inzicht geven in de (verwachte) opbrengsten van
de ODE van 2019–2022 verdeeld over de verschillende sectoren zoals ook opgenomen in
het wetsvoorstel Wet Fiscale Maatregelen Klimaatakkoord (Kamerstuk 35 304) in tabel 3? Kan de regering ook inzicht geven in het relatieve en absolute (verwachte)
gebruik van de deze verschillende sectoren van de SDE++-regeling?
De leden van de CDA-fractie ontvangen voorts graag een overzicht van de tarieven voor
de ODE in verband met de SDE++ en haar voorgangers de SDE+ en SDE de afgelopen 10
jaar.
Verder zouden deze leden ook graag een overzicht ontvangen van de jaarlijkse inkomsten
uit de ODE en zijn voorganger over de afgelopen tien jaar, inclusief 2021 en 2022.
Ook verzoeken zij om een overzicht van de kasuitgaven per jaar over die hele periode
en dus een onderbouwing van deze tariefsverhoging.
Kan de regering verder aangeven wat de totale belastingdruk op gas en elektriciteit
is op basis van de Energiebelasting, ODE en btw daarover over die periode?
De leden van de SP-fractie hebben meermaals verduidelijking gevraagd over de daadwerkelijke
bijdrage aan de ODE door de grootste uitstoters. Zij vragen opnieuw hoeveel de top
20 van bedrijven met de hoogste CO2-uitstoot aan de ODE bijdraagt. Wanneer het bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft,
kunnen zij ook akkoord gaan met een geanonimiseerd totaalbedrag van deze top.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de nieuwe regeling SDE++ budgettair
wordt gedekt door de ODE. Hoe anticipeert de regering op de mogelijkheid dat ODE-opbrengsten
tegenvallen als bedrijvigheid en energie-uitstoot afneemt in onzekere economische
tijden als deze? Zou dit betekenen dat er simpelweg minder middelen beschikbaar zijn
voor de SDE++ of wordt de budgetneutraliteit op een of andere manier losgelaten?
2.2 Begrotingsreserve duurzame energie- en klimaattransitie
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering het
belangrijk acht de ODE-heffing te continueren, ondanks het bestaan van de begrotingsreserve
duurzame energie- en klimaattransitie. De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de
komende jaren middelen nodig zijn om de energietransitie te bekostigen. Maar zij vragen
of de regering kan toelichten hoe zij wil bewerkstellingen dat alle middelen uit de
ODE en de begrotingsreserve op korte termijn ook daadwerkelijk ingezet gaan worden
en hoe zij wil stimuleren dat de subsidies door het bedrijfsleven worden gebruikt
om te energietransitie effectief vorm te geven.
De leden van de fractie van D66 vragen of er vaak sprake is van vertraging of uitval
van projecten, hoe vaak dit is en wat de oorzaken hiervan zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld over het feit dat 680 miljoen euro
uit de begrotingsreserve duurzame energie is overgeheveld naar de algemene middelen.
De belofte dat de middelen die voortkomen uit de ODE altijd aan duurzame energie zullen
worden besteed, blijkt weinig meer waard te zijn. Waarom is hiervoor gekozen? Waarom
is niet duidelijker en uitgebreider gemotiveerd waarom dit volgens de regering absoluut
noodzakelijk was? Hoe kan het vertrouwen van de burger worden teruggewonnen op dit
punt?
De leden van de SP-fractie vragen een overzicht van de omvang van de begrotingsreserve
duurzame energie sinds 2011. Uit de begrotingen blijkt dat er jaarlijks substantiële
bedragen worden gestort; zij zien graag een duidelijk overzicht van de ontwikkeling
van het totaal. Gezien de verwacht grote omvang van deze reserve, vragen zij waarom
voor de kleinverbruikers geen verlaging van het tarief wordt voorzien. Verder vragen
zij om meer inzicht in welke uitgaven vanuit de begrotingsreserve worden voorzien
de komende jaren.
De leden van de SGP-fractie vragen naar een overzicht van de (verwachte) stand van
de begroting duurzame energie sinds 2013 en tot 2030, inclusief stortingen en onttrekkingen.
2.3 Voorgestelde tarieven
De leden van de VVD-fractie vragen naar een uitsplitsing van de verschillende schijven.
Kunnen de schijven uitgesplitst worden naar mkb en grootbedrijf en naar huishoudens
en bedrijven? Deze leden vragen voorts naar een budgettaire sleutel van de tarieven.
Hoeveel levert het op of kost het om alle tarieven met 1 cent te verhogen of te verlagen?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe een verhoging of verlaging doorwerkt
in een uiteindelijke energierekening bij gemiddeld gebruik. Hoe werkt een verhoging
van 1 cent in de verschillende tarieven in een energierekening van een huishouden
of een bedrijf met gemiddeld gebruik?
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat voor elektriciteit in 2021 de eerste drie
verbruiksschijven met bijna 10% per schijf stijgen, terwijl het tarief in de vierde
schijf in 2021 gelijk blijft aan 2020. In 2022 stijgt het tarief van de vierde schijf
wel significant ten opzichte van het huidige tarief. Tegelijkertijd lezen deze leden
ook dat de regering volgend jaar kan voorstellen de tarieven voor het jaar 2022 nog
te wijzigen. Welke rechtvaardiging is er voor het verhogen van de eerste drie tariefschijven
en het gelijk blijven van de vierde tariefschijf voor elektriciteit in 2021?
De leden van de fractie van D66 vragen waarom de ODE niet progressief is vormgegeven
om de degressiviteit van de energiebelasting tegen te gaan.
De leden van de fractie van D66 vragen wat de effecten zijn van de tariefverschillen
tussen elektriciteit en aardgas. Kan worden bevestigd dat elektrificatie meer wordt
gestimuleerd wanneer het verschil in tarief tussen aardgas en elektriciteit kleiner
is?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de notitie van Milieudefensie1 gelezen over de verdeling van de ODE-opbrengsten tussen zware industrie en het mkb.
Deze verdeling is scheef als gevolg van het lage tarief in schijf 4. Deze leden zijn
van mening dat de vervuiler moet betalen en dat deze verhouding eerlijker moet. Is
de regering bereid de ODE-tarieven in deze richting aan te passen waardoor het mkb
niet meer opdraait voor de SDE++-financiering? Deze leden zien graag dat de toegezegde
reactie op de Milieudefensie-notitie voor de behandeling van dit wetsvoorstel naar
de Kamer wordt gestuurd. Kan de regering hiervoor zorgen?
De leden van de SP-fractie zien tot hun verbijstering dat de tarieven voor de kleinverbruikers
stijgen, waar die voor de grootste uitstoters gelijk blijft. Hoe verhoudt deze tariefbepaling
zich tot het principe «de vervuiler betaalt»? Hoe wordt op deze wijze uitvoering gegeven
aan de motie-Beckerman c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 351), die oproept tot een eerlijke verdeling van lusten en lasten?
De leden van de SP-fractie stellen vast dat er totaal geen werk wordt gemaakt om tot
een eerlijk en ook effectief beleid te komen, gezien deze tariefstelling. Zij vragen
om een onderbouwde reactie en toelichting. Ook eisen zij dat de Kamerbreed gesteunde
motie-Beckerman c.s. wordt uitgevoerd zoals de motie beoogd heeft.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de echte grootverbruikers nog steeds een
te verwaarlozen bedrag betalen. Immers, ook de voorgestelde «verhoging» voor 2022
van een percentueel te verwaarlozen tarief is nog steeds een te verwaarlozen tarief.
Waarom wordt niet een progressief tarief ingevoerd, om de grootste uitstoters echt
hun eerlijke aandeel te laten leveren? De leden van de SP-fractie roepen op met een
tarief voor de hoogste schijf te komen dat daadwerkelijk uitgaat van het principe
«de vervuiler betaalt». Zij vragen te onderzoeken welk tarief vastgesteld dient te
worden om dit principe praktijk te laten worden. Zij vragen om een concrete en inhoudelijke
reactie op dit verzoek.
Verder vragen de leden van de SP-fractie hoe de regeling van 25 miljoen euro per jaar
in 2021 en 2022 ter compensatie van energiekosten wordt vormgegeven. Aan wie komt
dit ten goede en welke afwegingen liggen hieraan ten grondslag?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering wil voorkomen dat door de forse
stijging van de ODE-heffing bedrijven, zoals glastuinbouwbedrijven, niet overgaan
van gas naar elektriciteit of zelfs weer terug gaan van elektriciteit naar gas.
De glastuinbouw moet volgens het Klimaatakkoord een reductie van 3,5 megaton CO2 leveren, met elektrificatie als een belangrijk onderdeel om deze opgave waar te maken,
zo constateren de leden van de SGP-fractie. Hoe is dat te rijmen met de voorgestelde
verhoging van de ODE-heffing op stroom?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de tarieven in de derde en vierde schijf
(elektriciteit) niet meer in overeenstemming met elkaar gebracht worden.
2.4 Lastenverdeling huishoudens en bedrijven
De leden van de CDA-fractie achten het positief dat het totaal aan energiebelastingen
voor huishoudens bij gelijk verbruik in 2021 niet stijgt ten opzichte van 2020. Kan
de regering meer inzicht geven in de geleidelijke stijging van de energiebelastingen
in de komende vijf jaar voor huishoudens bij gelijk verbruik? De leden van de CDA-fractie
lezen verder dat de voorgestelde tariefstijging leidt tot een bijdrage van de sector
industrie in 2021 van 390 miljoen euro en van 395 miljoen euro in 2022. In de begroting
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat lezen deze leden dat de totaal
verwachte opbrengst van de ODE in 2021 2,65 miljard euro is en in 2022 2,69 miljard euro.
Kan de regering voor deze jaren aangeven welk gedeelte van dit totaalbedrag ziet op
aardgas, welk gedeelte op het verlaagd aardgastarief voor de glastuinbouw en welk
gedeelte op elektriciteit en een verdeling hiervan laten zien over de vier schijven?
Kan de regering in dit overzicht eveneens laten zien wat het aandeel van de verschillende
sectoren is?
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de marginale lastendruk van de energiebelasting
en ODE is voor kleine bedrijven ten opzichte van grote bedrijven.
De leden van de SP-fractie wijzen op de informatie uit het Wob-verzoek, gedaan door
Milieudefensie2, waaruit blijkt dat het mkb en zelfs onderwijsinstellingen en ziekenhuizen 80% van
de ODE opbrengen, die vervolgens vooral ten goede komt van grote vervuilende bedrijven.
Deze leden vragen hoe volgehouden kan worden dat dit eerlijk beleid is. Zij vragen
verder hoe deze scheve verhouding op eerlijke wijze aangepast kan worden, zodat wordt
voldaan aan de wens van de Kamer. Deze nam immers de motie-Beckerman c.s. aan, die
verzoekt om de belofte na te komen en huishoudens en het mkb niet op te laten draaien
voor de kosten van de transitie in de industrie (Kamerstuk 32 813, nr. 351). Deze leden stellen vast dat deze motie nog steeds niet is uitgevoerd. Op welke
wijze gaat dit op zodanige wijze gebeuren dat de huishoudens en mkb niet meer opdraaien
voor de kosten van de transitie in de industrie, wat nu wel degelijk het geval is.
Zij verwijzen hierbij ook naar de Kamervragen die deze leden hebben ingediend, waarop
geen inhoudelijke reactie op de gestelde vragen is gegeven3. De leden van de SP-fractie doen het nadrukkelijke verzoek nu wel inhoudelijk op
deze zorgen te reageren.
De leden van de SP-fractie vragen een verduidelijking van de vaststelling dat door
de «voorgestelde tariefstelling de sector industrie in 2021 circa 390 miljoen euro
en in 2022 circa 395 miljoen euro bijdraagt aan de opbrengst van de ODE. Bij het Klimaatakkoord
is afgesproken dat de bijdrage van de sector industrie oploopt naar 550 miljoen euro
in 2030». Deze leden vragen deze bedragen uit te splitsen per subsector van de industriesector.
Verder benadrukken de leden van de SP-fractie dat de «fors» hogere tariefstijging
voor de grootverbruikers vorig jaar nog steeds neerkomt op een tarief dat bijna nul
is. Zeker gezien de tarieven voor de kleinverbruikers en het mkb begrijpen zij niet
hoe aan deze tarieven vastgehouden wordt. Graag zien zij een onderbouwing van de uitspraak
dat dit «fors» zou zijn.
De leden van de SGP-fractie vragen om een geactualiseerd overzicht, waarin de effecten
van de voorgestelde verhoging per bedrijfstype vermeld staan. En kan de regering meer
inzicht geven in de verwachte lastenontwikkeling op langere termijn?
3. Moties Lodders en Essers
De leden van de VVD-fractie lezen over de significante financiële gevolgen voor onder
andere de papierindustrie, de voedselverwerkende industrie, de chemie en de glastuinbouw
en de afremmende gevolgen voor de energietransitie die de ODE-aanpassing kan hebben
op sommige sectoren. Voor de leden van de VVD-fractie is het van belang dat bedrijven
worden gestimuleerd in de energietransitie. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer
de aanvullende regelingen voor een tegemoetkoming energiekosten gereed zijn. Hoe wordt
dit uitgewerkt? Wanneer wordt deze regeling van kracht? Kan dit preciezer worden aangegeven
dan «de komende periode»? De leden vragen waarom er in eerste instantie aanvullende
middelen beschikbaar komen voor twee jaar. Kan de regering bevestigen dat er twee
keer 25 miljoen euro beschikbaar komt? Hoe is gekomen tot deze twee keer 25 miljoen?
Hoe wordt geborgd dat de twee keer 25 miljoen een significante en reële lastenverlichting
oplevert voor de verschillende sectoren? Hoe wordt geborgd dat de verschillende hiervoor
genoemde sectoren evenredig worden meegenomen bij de verdeling van de aanvullende
middelen?
De leden van de VVD-fractie vragen of er in de beschikbare middelen ook een stimulans
zit voor de ondernemer om verder te verduurzamen. Welke eisen worden er gesteld aan
de aanvullende middelen? Hoe worden de eisen zo vormgegeven dat de bedrijven wel het
totale bedrag aan aanvullende middelen kunnen innen? Hoe wordt de regeling zo vormgegeven
dat juist de sectoren die het hardst zijn geraakt door de ODE-tariefstijging de meeste
aanspraak maken op de aanvullende middelen? Hoe wordt bijvoorbeeld rekening gehouden
met de verschillende financiële gevolgen van de tariefstijging voor glastuinbouwbedrijven
in de derde en vierde schijf ODE? Hoe wordt omgegaan met projecten of investeringen
die langer dan twee jaar duren? Kunnen ook deze ondernemers aanspraak maken op de
beschikbare aanvullende middelen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering per benoemde sector (de papierindustrie,
de voedselverwerkende industrie, de chemie en de glastuinbouw) kan aangeven hoeveel
ODE er in 2019, 2020, 2021 en 2022 moet worden afgedragen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke opties verkend worden binnen het interdepartementaal
beleidsonderzoek (IBO). Worden bijvoorbeeld ook opties verkend om de ODE en de energiebelasting
samen te voegen of om de SDE+-uitgaven te financieren uit algemene middelen? Zo nee,
waarom niet en is de regering dan bereid om deze opties mee te nemen? Worden er ook
opties verkend om de stijging van de ODE te beperken? Zo nee, waarom niet en is de
regering bereid om dit mee te nemen?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de evaluatie van de energiebelasting. Wanneer
is deze evaluatie klaar? Welke opties worden meegenomen? Worden bijvoorbeeld ook opties
verkend om de ODE en de energiebelasting samen te voegen of om de SDE+-uitgaven te
financieren uit algemene middelen? Zo nee, waarom niet en is de regering dan bereid
om deze opties mee te nemen in de evaluatie? Worden er ook opties verkend om de stijging
van de energiebelasting te beperken? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om dit mee
te nemen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat specifieke subsectoren
en bedrijven significant worden geraakt door de verhoging van het tarief. Genoemde
subsectoren zijn de glastuinbouw, de papierindustrie, de voedselverwerkende industrie
en de chemiebedrijven. Kan de regering aangeven hoeveel deze meest getroffen sectoren
per sector van 2019–2022 jaarlijks aan ODE afdragen en aan energiebelasting als geheel?
Kan de regering een uitgebreider overzicht geven voor welke specifieke subsectoren
en bedrijven de financiële gevolgen van de verhoging van de ODE nog meer significant
is? Worden bijvoorbeeld subsectoren zoals de keramieksector ook getroffen?
De leden van de CDA-fractie zijn blij te lezen dat in navolging van de moties-Lodders
en -Essers middelen worden vrijgemaakt voor de komende twee jaar die beschikbaar worden
gesteld om de genoemde sectoren tegemoet te komen in de energiekosten. Deze leden
hechten aan een nauwgezette uitvoering van de motie-Lodders inzake glastuinbouw, omdat
door de verhoogde ODE-tarieven ondernemers in de glastuinbouw worden getroffen die
zich op wens van de regering hebben gericht op elektrificatie. Kan de regering aangeven
aan welke specifiek gerichte maatregelen gedacht kan worden om de getroffen sectoren
te ondersteunen? Worden de middelen de komende twee jaar alleen voor de vier specifiek
genoemde sectoren gebruikt, of ook voor andere significant getroffen subsectoren en
specifieke bedrijven? Als deze overige subsectoren en bedrijven niet tegemoet worden
gekomen, wat betekent dit dan voor hun handelingsperspectieven en voortbestaan als
zij komende jaren te maken hebben met stijgende lasten?
Ook vragen de leden van de CDA-fractie de regering inzichtelijk te maken hoeveel bedrijven
met het in te zetten budget van twee keer 25 miljoen euro worden tegemoetkomen en
wat dit relatief gezien betekent voor de verbetering van het handelingsperspectief
van deze bedrijven afgezet tegen de extra kosten van de ODE. Voorts vragen zij hoe
de regering het handelingsperspectief van deze sectoren over twee jaar en op de lange
termijn beziet in het geval van verdere stijging van de ODE. De leden van de CDA-fractie
vragen zich verder af wat het tijdpad is dat de regering wil aanhouden voor het doen
van voorstellen voor besteding van het vrijgemaakte budget. Voorts vragen zij welke
opties de regering overweegt voor het inzetten van het budget om zo effectief mogelijk
het handelingsperspectief te vergroten, maar ook om te voorkomen dat het geld op de
plank blijft liggen. Wordt hierbij gedacht in de richting van een directe tegemoetkoming
in de ODE, in de richting van een tegemoetkoming in de kosten van verduurzaming, of
een tegemoetkoming anderszins?
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat in de onderzoeken van CE Delft en WEcR
is geconstateerd dat het totaal aan energiebelasting en ODE voor enkele sectoren,
waaronder de glastuinbouw, geen prikkel geeft voor elektrificatie. Kan de regering
aangeven hoe dit komt en wat zij hieraan wil gaan doen? Kan de regering daarbij ingaan
op de vraag in hoeverre zij denkt dat dit in verband staat met de verlaagde aardgastarieven
voor de glastuinbouw en verdere tegemoetkomingen zoals het uitsluiten van deze sectoren
van de CO2-heffing?
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor de middellange termijn verkenningen worden
gedaan voor structurele hervormingen in het fiscale kader, zoals effectievere fiscale
prikkels voor verduurzaming met behoud van verdienvermogen en concurrentiepositie.
Kan de regering toelichten wat zij bedoelt met dergelijke effectievere fiscale prikkels
voor verduurzaming met behoud van verdienvermogen en concurrentiepositie? Deze leden
vragen zich af aan wat voor soort prikkels zij hierbij moeten denken en of dit gaat
om verdere belasting of ook om subsidiëring. Deze leden vragen de regering verder
op welke wijze en voor welke sectoren zij de huidige fiscale prikkels onvoldoende
effectief acht. Is de regering het bijvoorbeeld met de onderzoekers van CE Delft en
de WEcR eens dat in bepaalde sectoren de energiebelasting en ODE niet voldoende prikkels
geven tot elektrificatie en vergroening? Kan de regering toelichten hoe zij de conclusies
van deze studies meeneemt in verder beleidsonderzoek?
De leden van de fractie van D66 vragen waarom de ODE de energietransitie in sommige
sectoren juist afremt. Deze leden vragen tevens welke sectoren dit betreft en of gedetailleerd
de effecten en gedragseffecten voor die sectoren kunnen worden beschreven. De leden
van de fractie van D66 vragen of de regering de bevindingen van de gesprekken met
de sectoren over mogelijke aanvullende middelen met de Kamer wil delen. Kan het IBO
naar financiering van de energietransitie voor de formatie van het volgende kabinet
worden afgerond, zodat hier rekening mee kan worden gehouden tijdens de kabinetsformatie?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de regering erop toeziet dat
de voorgenomen middelen ter compensatie en verbetering van het handelingsperspectief
voor duurzame voorlopers bij de juiste «koplopers» terechtkomt. Hoe wordt beoordeeld
wie de koplopers zijn op het gebied van zuinige energie, bijvoorbeeld in de glastuinbouw
of in de cementindustrie en wat is het afwegingskader?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de ODE-heffing de energietransitie in sommige
sectoren kan afremmen. In de memorie van toelichting merkt de regering op dat het
totaal aan energiebelasting en ODE voor enkele sectoren, waaronder de glastuinbouw,
geen prikkel geeft voor elektrificatie. Zij vragen welke gerichte maatregelen het
kabinet heeft genomen om deze afremming tegen te gaan. Tevens vragen deze leden welke
aanvullende maatregelen de regering overweegt. En welke maatregelen neemt de regering
op korte termijn om deze prikkels wel in te bouwen?
4. Europese aspecten
De leden van de VVD-fractie vragen hoe op Europees niveau een gelijk speelveld wordt
nagestreefd. Verschillende sectoren hebben te maken met financiële gevolgen door de
verhoging van het ODE-tarief. Hoe wordt gewaarborgd dat de sectoren die al verschillende
grote stappen hebben gezet in de energietransitie en voorloper zijn op dat gebied
in de EU met deze maatregelen hun leidende positie kunnen voortzetten, ondanks de
significante ODE-verhogingen en dankzij de aanvullende middelen die nu wordt vrijgemaakt?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de genoemde aanvullende
gelden door de Europese Commissie niet zullen worden gezien als staatssteun.
De leden van de fractie van D66 vragen naar de initiatieven op Europees niveau inzake
het (meer) belasten van energie. Tevens vragen deze leden naar de ontwikkelingen in
de EU inzake de green deal en scheepvaart en lichtindustrie. Hoe verlopen de gesprekken
in de EU?
5. Regeldruk, uitvoering en uitvoeringskosten
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoeringsdruk alleen voor de Belastingdienst
toeneemt. Welke uitvoeringsorganisatie zorgt voor de uitkering van de beschikbare
aanvullende middelen? Wie ziet toe op welk bedrijf welk bedrag krijgt uitgekeerd?
De leden van de fractie van D66 vragen of de evaluatie van de energiebelasting al
van start is gegaan en indien dit niet het geval is vragen deze leden of de regering
dit zo spoedig mogelijk wil starten. Is ook uitvoerbaarheid een reden geweest om de
energiebelasting voor energieopslag niet aan te passen in dit pakket Belastingplan?
OVERIG
De leden van de VVD-fractie vragen in algemene zin op alle onderdelen van het Belastingplan
2021 afzonderlijk een overzicht van de gevolgen van het Belastingplan voor de verschillende
uitvoeringsorganisaties. Welke taken krijgen deze organisaties erbij? Op basis van
welke beoordeling is duidelijk geworden dat dit zonder gevolgen een extra taak kan
zijn voor de betreffende uitvoeringsorganisatie? Hebben de uitvoeringsorganisaties
meegekeken naar het ontwerp en de specifieke uitvoering van de regeling? Zo ja, waar
blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan reageren op de vragen en de
opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en VNO-NCW.
De leden van de fractie van de ChristenUnie zien tevens interessante overwegingen
vanuit de Bouwstenen voor een beter Belastingstelsel. Zo wordt bij de overwegingen ter vereenvoudiging van het belastingstelsel het huidige
ingewikkelde ODE-tariefstelsel ter discussie gesteld. Als er wordt afgestapt van het
huidige ingewikkelde tariefstelsel en een uniform tarief voor elektriciteit en voor
aardgas wordt geïntroduceerd dat niet jaarlijks wordt geïndexeerd, zou de uitvoering
enorm worden vereenvoudigd. Een uniform tarief komt ten goede aan de uitvoerbaarheid
en daarmee toekomstbestendigheid van het belastingstelsel. Hoewel hiermee de ondersteuning
van beleidsmatige zaken op het gebied van milieu op andere manieren zou moeten worden
vormgegeven toont dit voorstel wel aan dat er alternatieven voorhanden zijn, zo constateren
de leden van de fractie van de ChristenUnie. In hoeverre worden dit soort alternatieven
meegenomen in de overwegingen bij het vaststellen van de ODE-tarieven?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.