Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berg en Amhaouch over het bericht 'Hack bij Apollo Vredestein toont zwakke cyberbeveiliging Nederlandse bedrijven' en het bericht 'Overheid wist wie kwetsbaar was, maar liet bedrijven toch gehackt worden'
Vragen van de leden Van den Berg en Amhaouch (beiden CDA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Hack bij Apollo Vredestein toont zwakke cyberbeveiliging Nederlandse bedrijven» en het bericht «Overheid wist wie kwetsbaar was, maar liet bedrijven toch gehackt worden» (ingezonden 2 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en van Staatssecretaris
Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister van Economische Zaken
en Klimaat (ontvangen 7 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 73.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hack bij Apollo Vredestein toont zwakke cyberbeveiliging
Nederlandse bedrijven»1 en het bericht «Overheid wist wie kwetsbaar was, maar liet bedrijven toch gehackt
worden»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre deelt u de zorgen van IT-experts over de informatiebeveiliging bij Nederlandse
bedrijven? Klopt het dat veel bedrijven nog onvoldoende zijn beschermd tegen cybercriminaliteit
en kwetsbaar zijn voor bijv. hacks en gijzelsoftware? Hoezeer ziet u daarbij verschil
tussen grote, middelgrote (tot 250 werknemers) en kleine bedrijven (minder dan 25
werknemers)?
Antwoord 2
Het kabinet is zich zeer bewust van de risico’s op het gebied van digitale dreigingen.
Cybersecurity is daarom een prioriteit van dit kabinet, dat hierin extra investeert.
De aanpak is vormgegeven in de Nederlandse Cyber Security Agenda uit 2018. Er zijn
sindsdien al veel belangrijke maatregelen in gang gezet bij de overheid, (vitale)
bedrijven en andere organisaties. Deze maatregelen richten zich op preventie, maar
ook op onze respons op digitale incidenten. Voor een overzicht van concrete stappen
die zullen worden gezet om Nederland digitaal veilig te houden verwijs ik u graag
in het bijzonder naar de tabel «Versterking Cybersecuritystelsel: Respons en Weerbaarheid»
in de kabinetsreactie op het WRR rapport «Voorbereiden op digitale ontwrichting»3 en de beleidsreactie op het Cyber Security Beeld Nederland 20204.
De digitale weerbaarheid is ondanks die inzet nog niet overal op orde. Daarom blijven
partijen kwetsbaar voor cyberincidenten zoals hacks of gijzelsoftware. Kleinere MKB-ers
hebben de basis nog niet altijd goed op orde of hebben geen maatregelen getroffen.
Grotere bedrijven hebben meer met incidenten te maken dan kleinere ondernemers. Een
groter werknemersbestand en complexere ICT-infrastructuur spelen hierbij een belangrijke rol. Dit vergroot het aanvalsoppervlak5.
Voor elk bedrijf zijn, ongeacht de grootte, goede beveiligingsmaatregelen en preventie
van belang. Daarom zal de inzet om de digitale weerbaarheid van de Nederlandse samenleving
te borgen en te verbeteren, zoals uiteengezet in bovengenoemde documenten, de komende
jaren over de hele breedte moeten worden voortgezet om de ontwikkelingen bij te kunnen
houden.
Vraag 3
Welke kwetsbaarheden t.a.v. cyberbeveiliging komen bij bedrijven het meest voor? Deelt
u de analyse van Deloitte Cyber Risk Services dat cybercriminelen «hun doelwit vaak
niet kiezen aan de hand van de branche waarin een bedrijf zit, maar aan de hand van
de gebruikte technologie»? Hoe kan in uw ogen het bedrijfsleven zich hier het beste
tegen beschermen? Zijn er sectoren waarin het aantal cyberaanvallen (of pogingen daartoe)
groter is dan in andere sectoren? Indien ja, welke?
Antwoord 3
Kwetsbaarheden komen voor in verschillende verschijningsvormen en kunnen door kwaadwillenden
misbruikt worden. Veel voorkomende vormen van cybercriminaliteit zijn phishing, plaatsen
van gijzelsoftware en malware, met als mogelijk gevolg uitval van diensten, vernietiging
van data en datalekken. Essentiële onderdelen van een goede aanpak voor cyberveiligheid
in het bedrijfsleven zijn onder meer: inventarisatie van kwetsbaarheden, tijdig uitvoeren
van updates, toegangsmanagement, het gebruik van veilige instellingen. Naast eigen
maatregelen kunnen ondernemingen een cybersecuritybedrijf in de arm nemen om adequate
maatregelen te treffen.
De analyse van Deloitte deel ik over het algemeen. Het lijkt er minder toe te doen
in welke bedrijfstak een bedrijf actief is. Uit het CSBN 2020 blijkt dat uiteenlopende
sectoren en organisaties doelwit zijn van digitale aanvallen. Dit komt overeen met
de uitkomsten van de Cybersecurity monitor 2019 van het CBS. Daaruit blijkt namelijk
dat incidenten ongeveer gelijk plaatsvinden voor alle bedrijfstakken. Vaak is financieel
gewin een beweegreden om een (cyber)delict te plegen. Bij maximaal financieel gewin
als beweegreden kan de kwetsbaarheid van een bedrijf (bij het personeel, technologie
of netwerk) een groter risico vormen om slachtoffer te worden dan de branche waarin
het bedrijf opereert. De karakteristieken van het internet geven criminelen immers
de mogelijkheid om vele potentiele slachtoffers tegelijkertijd te benaderen.
Daarentegen kan ook het verkrijgen van bedrijfsgevoelige informatie een beweegreden
zijn om een cybercrime delict te plegen. In dit geval is de branche waarin een bedrijf
opereert wel van belang.
Vraag 4
Is bekend hoeveel (cyber)veiligheidsincidenten bij bedrijven zich dit jaar in Nederland
hebben voorgedaan? Geldt hiervoor een meldplicht? Zo ja, hoe krijgt een dergelijke
melding opvolging en wordt er lering uit getrokken? Zo nee, denkt u dat een meldplicht
meerwaarde kan hebben? Hoe vaak is het tot dusver voorgekomen dat de overheid heeft
ingegrepen ingeval bedrijven kwetsbaar bleken op het gebied van (cyber)beveiliging,
en op welke manieren?
Antwoord 4
Er is geen volledig beeld van het aantal incidenten of het aantal keren dat de overheid
heeft ingegrepen dat zich in het afgelopen jaar bij bedrijven in Nederland heeft voorgedaan.
Voor vitale aanbieders, die krachtens de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
(Wbni) zijn aangewezen als aanbieder van essentiële dienst (AED), geldt een wettelijke
meldplicht in geval van digitale incidenten met (potentiële) aanzienlijke gevolgen
voor de continuïteit van de dienstverlening bij zowel het Nationaal Cyber Security
Centrum (NCSC) als de (sectorale) toezichthouder. Daarnaast geldt ook voor vitale
aanbieders, die krachtens de Wbni zijn aangewezen als andere vitale aanbieder (AAVA)
een meldplicht voor incidenten met (potentiële) aanzienlijke gevolgen voor de dienstverlening
bij het NCSC.
Bij een melding van een bovenbedoeld incident zal het NCSC, gelet op zijn wettelijke
taken in de Wbni, de betrokken vitale aanbieder waar nodig adviseren en anderszins
bijstaan teneinde de continuïteit van zijn diensten te waarborgen en herstellen. Informatie
betreffende een gemeld incident, die relevante dreigingsinformatie bevat voor bijvoorbeeld
andere vitale aanbieders, wordt bovendien in het kader van de wettelijke taakuitoefening,
door het NCSC met die andere aanbieders gedeeld, zodat daarmee de kans op soortgelijke
incidenten bij andere aanbieders kan worden verkleind. De toezichthouders houden toezicht
op de naleving van wettelijke voorschriften, waaronder die betreffende de meldplicht.
De toezichthouder kan indien nodig ook ingrijpen bij niet-naleving van de meld- en
zorgplicht.
Naast de meldplicht voor bovenbedoelde vitale aanbieders bevat de Wbni ook een meldplicht
van incidenten met aanzienlijke gevolgen voor de dienstverlening voor digitale dienstverleners
(cloudcomputerdiensten, online marktplaatsen en online zoekmachines) bij zowel de
(sectorale) toezichthouder als het CSIRT voor digitale diensten. Voor andere niet-vitale
aanbieders geldt op zich geen wettelijke meldplicht van incidenten. Hoewel een incident
of aanval voor een individueel bedrijf grote gevolgen kan hebben, is met name ook
de maatschappelijke impact daarvan bij een niet-vitale aanbieder minder groot dan
bij vitale aanbieders. Uiteraard kunnen deze bedrijven wel ook aangifte doen als zij
slachtoffer zijn van cybercriminaliteit. Ook worden deze bedrijven aangemoedigd om
op vrijwillige basis incidenten door te geven aan onder meer het DTC en de fraudehelpdesk,
en kunnen zij incidenten met aanzienlijke gevolgen ook melden bij het NCSC. Op basis
hiervan kunnen, binnen de geldende wettelijke kaders, bijvoorbeeld waar nodig ook
andere organisaties gewaarschuwd worden.
Vraag 5
Wat zijn de redenen waarom veel bedrijven nog onvoldoende zijn beschermd tegen cybercriminelen?
Heeft dit in uw ogen te maken met bewustzijn, liggen hier financiële motieven aan
ten grondslag, of anderszins?
Antwoord 5
Uit verschillende onderzoeken en gesprekken van het DTC met ondernemers komt naar
voren dat voor een deel te maken heeft met bewustzijn. Een deel van de ondernemers
weet onvoldoende van het onderwerp af of weten niet waar ze de informatie kunnen halen
en welke tools ze goed kunnen inzetten.
Er kan ook een bewuste (bedrijfseconomische) keuze voor een bedrijf aan ten grondslag
liggen: cybersecurity vergt capaciteit en investeringen en dergelijke investeringsbeslissingen
moeten bedrijven afwegen tegen de eventuele risico’s en schade die een incident kan
veroorzaken.
Vraag 6
Welke maatregelen neemt het kabinet om de cyberbeveiliging bij Nederlandse bedrijven
te verhogen? Betreft dit dwingende of vrijwillige maatregelen? Hoe kan de overheid
ondernemers helpen de juiste maatregelen te nemen? Past dit binnen de reikwijdte van
het MKB-Actieplan? Bent u over dit thema in gesprek met ondernemers(organisaties)?
Antwoord 6
In vraag 2 en 4 is reeds ingegaan op de bredere strategische inzet voor cybersecurity
vanuit de NCSA, en de wettelijke kaders betreffende het melden van incidenten.
Het NCSC heeft wettelijk primair tot taak om vitale aanbieders en organisaties die
deel uitmaken van de rijksoverheid te informeren en adviseren over dreigingen en incidenten
met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen en ook overigens bij te staan
bij het treffen van maatregelen om de continuïteit van hun diensten te waarborgen
of te herstellen. Voor het opvolgen van adviezen of het gebruik maken van bijstand
van het NCSC geldt dat dit vriiwillig is. Daarnaast heeft het NCSC ook tot taak om
dreigingsinformatie, die in het kader van de primaire taakuitoefening is verkregen,
waar nodig te delen met bijvoorbeeld andere bij ministeriële regeling aangewezen computercrisisteams.
Voor het niet-vitale bedrijfsleven is er het Digital Trust Center (DTC) dat informatie
verstrekt over de noodzaak van bescherming en dat ook tools (zoals de basisscan cyberweerbaarheid)
en adviezen beschikbaar stelt, zodat zij zich beter tegen cyberincidenten kunnen beschermen.
Het DTC heeft wel een inspanningsverplichting om ondernemers te bereiken met concrete
informatie en adviezen, maar bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid. Het
is aan de bedrijven zelf om deze adviezen op te volgen. Het DTC stimuleert de samenwerking
tussen de bedrijven zodat bedrijven elkaar kunnen helpen de weerbaarheid te vergroten.
Op dit moment zijn er 29 van dergelijke samenwerkingsverbanden bij het DTC aangesloten
en verdere groei is voorzien.
Om het bewustzijn en de actiebereidheid van het bedrijfsleven te verhogen worden door
JenV en EZK (doelgroepgerichte) bewustwordingscampagnes breed ingezet op preventie
van cybercrime (zoals «Eerst checken dan klikken» en »Doejeupdates»). De overheid
helpt hiermee ondernemers om veilig digitaal te ondernemen.
Specifiek voor het MKB is er het actieplan MKB. Daarmee ondersteunt de overheid ondernemers
uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) bij grote uitdagingen, zoals digitalisering,
personeel en financiering. Een onderdeel daarvan is het verhogen van de cyberweerbaarheid.
In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) werken overheid en bedrijfsleven
nauw samen om criminaliteit te voorkomen en terug te dringen. Het NPC heeft onder
andere cyber(security) als onderwerp geprioriteerd in het actieprogramma «Veilig Ondernemen
2019–2022». Dit actieprogramma dient ter versterking van de digitale veiligheid in
het MKB. Daarnaast worden er ook dit jaar weer (digitale) bijeenkomsten georganiseerd
door Platforms Veilig Ondernemen om de bewustwording in het MKB te vergroten.
Verder ondersteunt het Ministerie van JenV, in samenwerking met het DTC (Ministerie
van EZK) en het Ministerie van BZK, initiatieven van gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden
Veiligheid en Platforms Veilig Ondernemen (PVO) gericht op het vergroten van de cyberweerbaarheid
van bedrijven. Eind oktober worden deze initiatieven geformaliseerd in een City Deal.
In deze City Deal ontwikkelen interbestuurlijke partners, het bedrijfsleven en kennisinstellingen
nieuwe aanpakken om de doelgroepen beter te bereiken en gedragsverandering te bewerkstelligen.
Binnen deze City Deal wordt tevens de verbinding gelegd met het actieprogramma «Veilig
Ondernemen 2019–2022». Dit actieprogramma dient ter versterking van de digitale veiligheid
in het MKB.
Vraag 7
Klopt de berichtgeving dat een cybercrimineel eerder dit jaar verschillende Nederlandse
bedrijven en buitenlandse organisaties heeft gehackt, waardoor wachtwoorden van medewerkers
op straat zijn komen te liggen, het Ministerie van Justitie en Veiligheid hier van
tevoren voor was gewaarschuwd, maar niets deed omdat het Nationaal Cyber Security
Center (NCSC) organisaties buiten het wettelijk mandaat ligt, t.w. de rijksoverheid
en bedrijven in «vitale sectoren», niet kan informeren? Hoezeer deelt u de mening
met de Stichting Digitale Infrastructuur Nederland dat de nationale veiligheid niet
wordt gediend met dit beleid?
Antwoord 7
Het NCSC informeert zijn primaire doelgroep (Rijk, vitaal) gericht over voor hun relevante
digitale dreigingen. Daarnaast informeert het NCSC het brede publiek door het uitbrengen
van algemene beveiligingsadviezen over kwetsbaarheden. Deze adviezen zijn voor iedereen
toegankelijk en terug te vinden op de website van het NCSC. Het NCSC is bekend met
bedoelde buitgemaakte gegevens door misbruik van een kwetsbaarheid in Pulse Secure
VPN-software. Het NCSC heeft eerder een beveiligingsadvies uitgebracht voor deze kwetsbaarheid
met inschaling kans op misbruik Hoog en vervolgschade Hoog.6 Het is primair ieders eigen verantwoordelijkheid om deze adviezen op te volgen.
Zoals hierboven in het antwoord op vraag 6 is vermeld, heeft het NCSC primair als
wettelijke taak om vitale aanbieders en onderdelen van de rijksoverheid te informeren
en adviseren over en bij te staan bij dreigingen en incidenten met betrekking tot
hun netwerk- en informatiesystemen. Doel hiervan is het voorkomen of beperken van
de uitval van voor de samenleving vitale diensten en daarmee de risico’s op maatschappelijke
ontwrichting weg te nemen.
Daarnaast heeft het NCSC, voor zover noodzakelijk ter voorkoming van nadelige maatschappelijke
gevolgen, krachtens de wet als taak om informatie over dreigingen en incidenten met
betrekking tot netwerk- en informatiesystemen van andere organisaties (waaronder ook
persoonsgegevens), die is verkregen bij analyses ten behoeve van de primaire taak,
door te verstrekken aan bijvoorbeeld andere bij ministeriele regeling aangewezen computercrisisteams.
In de genoemde casus m.b.t. Pulse Secure VPN-software bestond, gezien de aard van
de gegevens, ten tijde van het incident geen mogelijkheid voor het NCSC om de betreffende
dreigingsinformatie rechtmatig via het Landelijk Dekkend Stelsel met schakelorganisaties
te delen, teneinde die organisaties in staat te stellen die dreigingsinformatie aan
hun achterban te verstrekken. Inmiddels zijn bijvoorbeeld verschillende computercrisisteams
bij ministeriële regeling aangewezen, waaraan voor hun achterbannen relevante dreigingsinformatie,
met inbegrip ook van persoonsgegevens, kan worden gedeeld.
Het DTC is opgericht ter verhoging van de digitale weerbaarheid van bedrijven in Nederland
die geen vitale aanbieder zijn. Het DTC maakt deel uit van het Landelijk Dekkend Stelsel.
Momenteel wordt door het Ministerie van EZK gewerkt aan het laten voldoen van het
DTC aan de voorwaarden waardoor het DTC krachtens de Wbni aangewezen zou kunnen worden
als organisatie waaraan het NCSC concrete dreigingsinformatie die betrekking heeft
op het niet-vitale bedrijfsleven kan delen. Het DTC zou dan de bedrijven over de dreigingsinformatie
kunnen informeren. Het Ministerie van EZK is bezig met de voorbereidende werkzaamheden
hiervoor en hun streven is dat deze nieuwe dienstverlening begin volgend jaar kan
starten.
In bovenvermelde kabinetsreactie op het WRR-rapport is als een van de verschillende
maatregelen opgenomen dat wordt geïnventariseerd welke wettelijke bevoegdheden de
overheid heeft bij digitale crisissituaties, zodat kan worden bezien waar eventuele
aanvullingen nodig zijn.
Vraag 8
In hoeverre onderkent u het risico dat cybercriminelen ook niet-vitale bedrijven grote
schade kunnen toebrengen en deze als leveranciers van de vitale sector ook weer vitale
bedrijven kunnen beschadigen? Wat kunt en gaat u doen om dit risico te mitigeren?
Antwoord 8
De impact van incidenten in de vitale infrastructuur, de snelheid van technologische
ontwikkelingen, de verandering van (cyber)dreigingen en de toenemende onderlinge verwevenheid
van vitale infrastructuur maakt dat het kabinet blijvende aandacht heeft voor het
verhogen en borgen van de weerbaarheid van de vitale infrastructuur. De primaire verantwoordelijkheid
voor de continuïteit en weerbaarheid van vitale processen ligt bij de vitale aanbieders
zelf. Daarbij hoort het verkrijgen van inzicht in dreigingen en kwetsbaarheden, risico’s
en het ontwikkelen en onderhouden van capaciteiten waarmee de weerbaarheid van vitale
processen wordt verhoogd en geborgd. Aandacht voor risico’s die kunnen ontstaan in
de leveranciersketen (inclusief niet-vitale bedrijven) maakt hier onderdeel van uit.
In 2018 is voor veilige inkoop en aanbesteding binnen het Rijk een instrumentarium
ontwikkeld en ingevoerd door het kabinet. Dit instrumentarium is ook beschikbaar gesteld
voor de vitale infrastructuur en biedt daarmee een middel voor vitale aanbieders om
risico’s voor de nationale veiligheid in de toeleveranciersketen in kaart te brengen
voordat een opdracht wordt aanbesteed of gegund.
Vraag 9
Hoe gaat u ervoor zorgen dat cyberbeveiliging zowel in het vitale als niet-vitale
bedrijfsleven, maar ook binnen de overheid, structureel geborgd wordt én blijft?
Antwoord 9
Zoals reeds aangegeven in de antwoorden op vragen [2, 4 en 7] wordt er structureel
ingezet op het verhogen van cybersecurity en heeft het kabinet hier ook in geïnvesteerd.
De overheid treft continu maatregelen om haar digitale dienstverlening blijvend veilig
aan te bieden en investeert in de digitale weerbaarheid en herstelvermogen van de
openbare sector. Dat betekent aandacht voor preventieve maatregelen, goede detectie
van aanvallen en een adequate respons. Het vergroten van de feitelijke veiligheid
en oefenen met herstel na een mogelijk ontwrichtende incident hebben daarbij de nadruk.
Ik heb uw Kamer in meer detail geïnformeerd in de Agenda Digitale Overheid, NL DIGIbeter7 en in de Strategische I-agenda Rijksdienst 2019–2021, editie 20208.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.