Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 580 Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs
Nr. 5 VERSLAG
            
Vastgesteld 7 oktober 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
                  het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
                  zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
                  voorbereid.
               
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
I. ALGEMEEN
1
1. Inleiding
1
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2
3. Relatie met andere wet- en regelgeving
4
I. ALGEMEEN
               
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
                  Schooldiploma praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs en hebben daarover
                  geen vragen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het onderhavige
                     wetsvoorstel dat regelt dat leerlingen in het praktijkonderwijs en twee profielen
                     van het voortgezet speciaal onderwijs voortaan een schooldiploma krijgen uitgereikt
                     na afloop van de opleiding. Deze leden zien dat als een mooie erkenning van de prestaties
                     van de leerlingen op deze scholen die voortaan ook na ontvangst van het schooldiploma vol trots
                     de vlag kunnen uithangen, net als hun leeftijdgenoten in de rest van het voortgezet
                     onderwijs. Vanuit deze redenering is ook in het regeerakkoord van Rutte III opgenomen
                     dat de kinderen in het praktijkonderwijs voortaan bij afsluiting van hun middelbare
                     school een schooldiploma zouden krijgen. Deze leden kunnen zich er volledig in vinden
                     dat dit wetsvoorstel is uitgebreid met de leerlingen die de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht
                     en dagbesteding in het voortgezet speciaal onderwijs volgen.
                  
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                     Deze leden zijn blij dat dit voorstel als doel heeft om elke leerling in het praktijkonderwijs
                     of voortgezet speciaal onderwijs dezelfde vorm van erkenning te geven voor het succesvol
                     afronden van de opleiding. De leden hebben zich namelijk hard ingezet voor het verdwijnen
                     van verschillen tussen de verschillende schooldiploma’s. Daarbij zijn deze leden tevreden
                     dat invulling wordt gegeven aan het regeerakkoord, door leerlingen uit het praktijkonderwijs
                     tastbaar bewijs te geven van hetgeen ze hebben geleerd. Deze leden hebben geen verdere
                     vragen of opmerkingen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat ook de leerlingen in het praktijkonderwijs
                  en de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs in de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht
                  en dagbesteding door deze wet een schooldiploma gaan krijgen. Een diploma zorgt niet
                  alleen voor erkenning voor deze doelgroep, maar doet ook recht aan het werk dat ze
                  hebben verzet in de jaren op school. Elke leerling mag trots zijn als hij of zij de
                  school verlaat, onafhankelijk van welke opleiding is gevolgd. Het is terecht dat de
                  bestaande ongelijkheid door deze wet wordt rechtgetrokken.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van onder meer de
                  wet op de expertisecentra, de wet op het voortgezet onderwijs en de wet voortgezet
                  onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in
                  het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs. Zij vinden het een
                  goede stap om voor leerlingen in het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal
                  onderwijs (vso) een schooldiploma in het leven te roepen, zodat ook deze leerlingen
                  de waardering krijgen die ze verdienen. Deze leden hebben echter nog wel wat vragen
                  en opmerkingen over het wetsvoorstel.
               
De leden van de PvdA-fractie hebben vooral met instemming kennisgenomen van het onderhavige
                  wetsvoorstel. Zij hechten eraan dat iedere jongere zeker kan zijn van onderwijs dat
                  gelijke kansen biedt en wat dat aangaat vinden zij het zeer wenselijk dat nu ook leerlingen
                  in het praktijkonderwijs met een schooldiploma erkenning krijgen voor hun leerprestaties.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat
                  dit zo’n mooi wetsvoorstel is – erkenning gevend aan een bijzondere groep leerlingen
                  – dat het jammer zou zijn om het met een blanco verslag onopgemerkt voorbij te laten
                  gaan.
               
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                  Zij steunen de inzet om leerlingen uit deze schoolsoorten meer erkenning te geven.
               
2. Hoofdlijnen van het voorstel
               
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de eenduidige erkenning van hetgeen
                     leerlingen in het praktijkonderwijs en de twee profielen van het speciaal voortgezet
                     onderwijs hebben geleerd. Deze leden vragen wel wat de reden is dat een deel van deze
                     scholen nog geen schooldiploma uitreikte, terwijl het merendeel van deze scholen dat
                     al wel deed. Tevens vragen zij in hoeverre de Inspectie van het Onderwijs scholen
                     gaat controleren of zij een schooldiploma uitreiken zodra dit een wettelijke verplichting
                     is geworden en op welke wijze scholen worden aangesproken als zij niet voldoen aan
                     deze wettelijke verplichting.
                  
De voornoemde leden vragen waarom het zo lang heeft geduurd voor het onderhavige wetsvoorstel
                     voorlag bij de Kamer en wat de regering sinds het hierboven genoemde regeerakkoord
                     heeft ondernomen om scholen te bewegen een schooldiploma uit te reiken aan leerlingen
                     in het praktijkonderwijs die dat nog niet deden.
                  
De leden lezen in de memorie van toelichting dat er altijd leerlingen zullen zijn
                     die het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs verlaten zonder dat zij
                     in aanmerking komen voor het schooldiploma. Deze leden vragen nader toe te lichten
                     wat na aanname van deze wet redenen kunnen zijn om een leerling toch geen schooldiploma
                     te verlenen en in hoeverre de regering dit wenselijk vindt.
                  
Tot slot vragen de voornoemde leden de regering of zij een nadere toelichting kan
                     geven wat er in de portfolio kan worden opgenomen en in hoeverre ouders en leerlingen
                     hier invloed op hebben.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie horen graag waarom het opnemen van het diploma
                  in het diplomaregister van DUO1 een grote administratieve opgave is voor zowel de school als DUO. Zijn er ook nadelen
                  voor de leerling als het diploma niet in het register komt te staan? Welke zijn dat,
                  zo vragen deze leden. De voornoemde leden begrijpen dat de diploma’s maatwerk zijn
                  vanwege de verschillende routes die leerlingen doorlopen. Toch willen zij graag weten
                  waarom er standaard geen civiel effect vastzit aan het diploma? Er zijn nu immers
                  ook al leerlingen die doorstromen van praktijkonderwijs naar mbo. Zou het de positie
                  en kansen van een leerling niet sterker maken als zij ook kunnen kiezen voor een route
                  die leidt naar een diploma met civiel effect, zo vragen zij tot slot.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat er wordt voorgesteld dat elke leerling die voldoet
                  aan het door het bevoegd gezag vastgestelde reglement een schooldiploma ontvangt.
                  Hoe wordt voorkomen dat deze reglementen te veel van elkaar gaan verschillen, zo vragen
                  zij. Voor de voornoemde leden is dit schooldiploma juist van belang om kansenongelijkheid
                  tussen leerlingen tegen te gaan. Tevens vragen zij of ook leerlingen – via LAKS2 en LBVSO3 – betrokken worden bij het overleg over het model voor het schooldiploma en of de
                  directeur beslist of een leerling het diploma uitgereikt krijgt. In hoeverre worden
                  de leraren van de betreffende leerling ook betrokken bij dit besluit, zo vragen de
                  eerder genoemde leden.
               
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat in het praktijkonderwijs maatwerk noodzakelijk
                  is. Daarom is het verstandig om de scholen de vrijheid te geven om te beslissen wanneer
                  een leerling in aanmerking komt voor een schooldiploma en aan dit schooldiploma een
                  persoonlijk portfolio te koppelen, waarin alle bewijzen die de leerling in zijn of
                  haar schoolloopbaan heeft verzameld, kunnen worden gebundeld. Zij vragen of de regering
                  nader kan toelichten welke overwegingen eraan ten grondslag liggen dat het schooldiploma
                  niet in het diplomaregister van DUO wordt opgenomen.
               
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de maatschappelijke erkenning van het diploma
                     zich verhoudt tot de keuze om geen landelijke normen te ontwikkelen. Kunnen deze keuzes
                     in de praktijk toch op gespannen voet komen te staan? Eveneens vragen zij de bedoeling
                     van de inhoud van het reglement toe te lichten. Is vooral de bedoeling dat beschreven
                     wordt welke onderdelen de leerling heeft gevolgd of wordt ook een bepaald niveau verwacht?
                  
De voornoemde leden lezen dat door het model van het diploma geen verschil meer zal
                     bestaan tussen de scholen. Deze leden vragen de inhoud van het model nader toe te
                     lichten en aan te geven hoe het model zich verhoudt tot de vrijheid voor het bevoegd
                     gezag om het reglement op te stellen. In hoeverre is het voorschrijven van de onderdelen
                     van het model bepalend voor de inhoudelijke keuzes in het reglement, zo vragen de
                     eerder genoemde leden.
                  
3. Relatie met andere wet- en regelgeving
               
De leden van de GroenLinks-fractie grijpen het rechttrekken van deze ongelijkheid
                  aan om een andere ongelijkheid aan te stippen. Leerlingen die een entree-opleiding
                  volgen in het praktijkonderwijs hebben namelijk geen recht op een ov-kaart en leerlingen
                  die een entree-opleiding volgen in het mbo wel. Deze ongelijkheid is nergens op gebaseerd,
                  enkel op de manier van leren, want aan het einde van de opleiding hebben ze hetzelfde
                  diploma. Kan de regering uitleggen waarom de ene groep wel een ov-kaart krijgt en
                  de andere groep niet? Zij vragen tevens welk idee hierachter zit. Een ov-kaart kan
                  juist voor deze groep leerlingen in het praktijkonderwijs heel belangrijk zijn. Is
                  de regering voornemens om deze ongelijkheid recht te trekken? Dit zou passen in de
                  beweging die de regering nu maakt om het praktijkonderwijs als net zulk volwaardig
                  onderwijs te zien als alle andere niveaus.
               
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het praktijkonderwijs erkenning verdient
                     als een volwaardige richting binnen het reguliere onderwijs. Het oprechte geloof in
                     de mogelijkheden van de betrokken jongeren, dat de medewerkers van het praktijkonderwijs
                     typeert, vraagt om een maatschappij die op haar beurt het belang en succes ervan herkent.
                     De huidige bekostiging van het praktijkonderwijs via de samenwerkingsverbanden draagt
                     daar echter niet aan bij. Er dient sprake te zijn van een rechtstreekse volwaardige
                     bekostiging van het praktijkonderwijs, net zoals dat gebeurt bij andere richtingen
                     binnen het reguliere onderwijs. Deze overwegingen vormden de achtergrond van de motie4 van het lid Van den Hul over praktijkonderwijs buiten de systematiek van het passend
                     onderwijs plaatsen, die de Kamer helaas in juli 2019 heeft verworpen. De voornoemde
                     leden vragen of de regering nu erkent dat de erkenning van de leerprestaties van jongeren
                     in het praktijkonderwijs ook een logisch vervolg verdient in de vorm van bekostiging
                     van het praktijkonderwijs buiten de systematiek van het passend onderwijs. Zo ja,
                     welke consequenties verbindt zij daaraan? Zo neen, waarom niet?
                  
Veel leerlingen uit het praktijkonderwijs zetten hun onderwijs na het praktijkonderwijs
                     voort met een entree-opleiding, maar niet alle betrokken jongeren doen dat op een
                     Regionaal Opleidingscentrum. Dit gebeurt ook op praktijkscholen. Daar komen deze jongeren
                     echter niet in aanmerking voor een ov-kaart. Leerlingen in het praktijkonderwijs moeten
                     in het algemeen vaak dagelijks lang reizen om naar hun school of stageplek te gaan.
                     Dit wordt mede veroorzaakt door de regionale functie die de 175 praktijkscholen hebben
                     met een landelijke dekking. Als de leerlingen stage gaan lopen, gewoonlijk vanaf het
                     16e levensjaar, neemt de reisafstand vaak nog toe. Daarnaast speelt ook het feit mee,
                     dat veel leerlingen uit gezinnen komen met lage inkomens. Voor diegenen tellen de
                     kosten van een maandabonnement extra zwaar mee. De eerder genoemde leden vragen of
                     de Minister mogelijkheden wil verkennen om leerlingen op de praktijkscholen in aanmerking
                     te laten komen voor een ov-kaart.
                  
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.