Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over de oproep tot een continuïteitspakket voor jonge wetenschappers in de knel
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de oproep tot een continuïteitspakket voor jonge wetenschappers in de knel (ingezonden 15 juli 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
7 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3698.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brandbrief van Promovendi Netwerk Nederland, PostDocNL
en De Jonge Akademie? Heeft u contact opgenomen met de betrokken organisaties naar
aanleiding hiervan?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van de brief. Naar aanleiding hiervan heb ik contact opgenomen
met de betrokken organisaties en ben ik met ze in gesprek.
Vraag 2
Erkent u dat veel jonge wetenschappers hard zijn geraakt door de coronacrisis? Erkent
u tevens dat dit hen onevenredig hard raakt door hun kwetsbare positie in termen van
bijvoorbeeld tijdelijke contracten?
Antwoord 2
Voor veel wetenschappers kan de coronacrisis een significante invloed hebben op hun
werk. Dat geldt vooral voor jonge onderzoekers die afhankelijk zijn van tijdelijke
financiering. Universiteiten en kennisinstellingen hebben hierin als werkgever een
eerste verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid nemen zij ook, door waar nodig
geld beschikbaar te maken om onderzoekers op te vangen, als zij op een tijdelijk contract
werken, en in de laatste fase van hun aanstelling vertraagd zijn door corona, waarbij
de onderzoeksopzet niet meer aangepast kan worden.
Vraag 3
Deelt u de analyse van de schrijvers dat eerdere investeringen in kennis, innovaties
en wetenschappelijke carrières verloren gaan als er nu niet in wordt geïnvesteerd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik heb vertrouwen in de veerkracht van het wetenschapsveld en de maatregelen die nu
worden genomen. Ik onderschrijf ook de veerkracht, flexibiliteit en creativiteit van
onderzoekers die PNN, DJA en PostdocNL in hun brief beschrijven. De stappen die het
veld nu zet, waar nodig samen met OCW, zijn op dit moment nodig om de kracht van de
wetenschap ook voor de toekomst te bewaren.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de vraag om een continuïteitspakket van € 350 miljoen een redelijke
en haalbare investering is, onder meer om het mogelijk te maken dat aanstellingen
naar behoefte kunnen worden verlengd tot bijvoorbeeld zes maanden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Dit verzoek moet worden bezien binnen de bredere context van de coronacrisis en de
grote inkomstenval die we nu bij veel sectoren zien. Bij de instellingen is op dit
moment geen liquiditeitsprobleem. Immers, de eerste en tweede geldstroom lopen door.
De eerste verantwoordelijkheid om vertraging door corona op te vangen ligt bij de
universiteiten en kennisinstellingen, als werkgevers. Ik vind het van belang dat universiteiten
en onderzoeksinstituten waar mogelijk onderzoekers op een tijdelijk contract ruimte
voor verlenging bieden, als zij in de laatste fase van hun tijdelijke aanstelling
door corona vertraagd zijn geraakt en hun onderzoeksopzet niet meer kunnen aanpassen.
Zoals ik aankondig in mijn Kamerbrief over de financiële situatie van universiteiten
in het licht van uitgesteld wetenschappelijk onderzoek heb ik, naast de maatregelen
die universiteiten en NWO zelf nemen, besloten tot het creëren van extra financiële
ruimte voor alle instellingen. Dat doe ik door NWO een algemene aanwijzing te geven
in de vorm van een beleidsregel van maximaal € 20 miljoen. Dit geld is bedoeld voor
onderzoekers die in de laatste fase van hun tijdelijke aanstelling door corona vertraagd
zijn geraakt en hun onderzoeksopzet niet meer kunnen aanpassen. Ook heb ik tijdens
de meest recente vergadering van de Raad voor Concurrentievermogen, gepleit voor financiële
compensatie voor jonge onderzoekers die door de coronacrisis vertraging oplopen in
hun onderzoek. Samen met universiteiten en kennisinstellingen blijven we de situatie
monitoren om te bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn binnen de bestaande middelen.
Vraag 5
Indien u dit verzoek niet honoreert, bent u bereid met deze organisaties in gesprek
te gaan om alternatieve maatregelen en oplossingen te vinden om te voorkomen dat de
eerdere investeringen verloren gaan en de carrières van een generatie wetenschappers
wordt gefrustreerd?
Antwoord 5
Ja, ik blijf graag met hen in gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.