Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kröger over het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19
Vragen van het lid Kröger (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19 (ingezonden 9 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 7 oktober 2020) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 149.
Vraag 1 en 2
Waarom schrijft u in uw beantwoording op mijn vragen over het verband tussen luchtvervuiling
en het infectierisico van COVID-191 dat het onderzoek van de World Bank Group2 vanuit epidemiologisch onderzoeksperspectief niet afdoende is, maar zegt u nog niet
direct toe dat u het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19
nader zal onderzoeken?
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is dat dit verband nader onderzocht wordt
zolang er onzekerheid over bestaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom geeft u daar
niet gelijk opdracht toe en wordt er eerst een verkenning naar de onderzoeksmogelijkheden
afgewacht?
Antwoord 1 en 2
Ik vind het van belang dat het eventuele onderzoek naar de relatie tussen luchtverontreiniging
en COVID -19 nieuwe kennis oplevert en binnen afzienbare termijn leidt tot beleidsopties
(handelingsperspectief). Daarom heb ik samen met mijn collega’s van LNV en VWS het
RIVM verzocht een verkenning uit te voeren naar de onderzoeksmogelijkheden aangaande
de relatie luchtkwaliteit en (de ernst van) COVID-19, waarbij ook is gevraagd naar
de relatieve bijdrage van veehouderij. Het RIVM is gevraagd alle opgedane kennis bij
eerdere onderzoeken mee te nemen in deze verkenning en ook de internationale ontwikkelingen
in dit onderzoeksveld mee te nemen. We zijn met het RIVM in gesprek over de onderzoeksmogelijkheden.
Nadat de onderzoeksmogelijkheden in kaart zijn gebracht zullen mijn collega’s van
LNV en VWS en ikzelf besluiten of en zo ja, welke onderzoeken we willen uitzetten
bij het RIVM. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in het najaar.
Vraag 3
Waarom wordt in verkenning naar de onderzoeksmogelijkheden naar de relatie tussen
COVID-19 en luchtkwaliteit alleen gekeken naar de veehouderij en niet naar de twee
andere grote bronnen van luchtvervuiling: de industrie en transport/wegen? En waarom
wordt er niet gekeken naar de reacties tussen de stoffen die afkomstig zijn uit die
grote bronnen, die gezamenlijk smog en secundair fijnstof vormen? Wordt dit nog nader
meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Centraal in het verzoek aan RIVM aangaande de verkenning naar onderzoeksmogelijkheden
is het antwoord op de vraag of het mogelijk is om de relatie tussen luchtkwaliteit
in algemene zin, en de ernst van de gevolgen van infectie COVID-19 te onderzoeken.
Daarbij wordt ook gekeken of het mogelijk is om de relatieve bijdrage van de veehouderij
hierin te onderzoeken.
Vraag 4
Erkent u dat het in het belang van de volksgezondheid noodzakelijk is om rekening
te houden met het vermeende verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van
COVID-19? Deelt u de mening dat het beleid daarop zou moeten worden aangepast zolang
er nog geen uitsluitsel bestaat over het verband? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Luchtverontreiniging in het algemeen kan leiden tot een verhoogd risico op ziekte
en sterfte. Daarbij gaat het gemiddeld in Nederland om 11.000 vroegtijdige sterfgevallen
en een aanzienlijke ziektelast. Het mogelijke effect van luchtverontreiniging op de
gezondheidseffecten van COVID-19 onderstreept het belang van het verder verbeteren
van de luchtkwaliteit. Daarom werkt het kabinet samen met decentrale overheden om
voor alle inwoners van Nederland de luchtkwaliteit permanent te verbeteren zodat de
gezondheidsschade door luchtverontreiniging minder wordt.
De inzet op verbeteren van de luchtkwaliteit gebeurt nu al in het Schone Lucht Akkoord,
en zet ik onverminderd voort. Concreet is afgesproken de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging
uit Nederlandse bronnen met minimaal 50% te reduceren in 2030 ten opzichte van 2016.
De maatregelen in het kader van de stikstofaanpak, de verduurzaming van de veehouderij,
de kringlooplandbouw en het Klimaatakkoord zullen eveneens bijdragen aan de verbetering
van de luchtkwaliteit en gezondheid in Nederland. Ik wil benadrukken dat overdracht
van mens-op-mens de stuwende kracht is achter de snelle verspreiding van het virus
en de huidige uitbraak. Het is daarom in de eerste plaats zaak dat overal, ook in
gebieden met hogere luchtverontreiniging, mensen zich goed aan de vigerende COVID-19
maatregelen houden en mogelijke risico’s mijden.
Vraag 5
Wat zijn sinds de uitbraak van de corona-epidemie in Nederland de percentages besmettingen,
ziekenhuisopnamen en doden per provincie? Is het nog steeds zo dat daarin één of meerdere
provincies negatief opvallen? Zo ja, welke verklaring(en) heeft u daarvoor en is dit
voor u reden voor aanvullend beleid?
Antwoord 5
De verspreiding van de COVID-19 infecties over de provincies is zoals u in de media
en in de politieke debatten rondom COVID heeft gehoord, continue aan verandering onderhevig.
Voor de actuele cijfers per provincie publiceert het RIVM een wekelijks gedetailleerd
epidemiologisch rapport met aantallen meldingen, ziekenhuisopnamen en sterfgevallen
per provincie. Voor informatie per regio en gemeente verwijs ik u naar deinformatie
op het coronadashboard van de rijksoverheid: https://coronadashboard.rijksoverheid.nl/ en de RIVM website:
https://www.rivm.nl/documenten/wekelijkse-update-epidemiologische-situa…
Vraag 6
Investeert het Rijk in mobiele meetstations, sensornetwerken en lokaal aanvullende
metingen als mogelijkheden voor het registreren van luchtvervuiling in regio’s en
provincies, waarnaar u verwijst in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in
welke mate? Hebben provincies toezeggingen gedaan voor investeringen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke? Betreft het hier metingen die juridische en beleidsmatige zeggingskracht
kunnen hebben, zoals dat geldt voor de metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit
(LML-metingen) door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voortkomend
uit de Europese Richtlijn? Zo ja, welke LML-meetpalen komen erbij in Nederland, en
waar? Zo nee, wat ziet u dan als meerwaarde van dergelijke «tandeloze» metingen?
Antwoord 6
Ja, het Rijk zal in het kader van het Schone Lucht Akkoord participeren in een pilot
voor meerdere mobiele ankerstations met daaromheen een sensornetwerk. De ankerstations
worden beheerd door het RIVM en zullen daarmee voldoen aan de kwaliteitsvereisten
die aan het LML worden gesteld, en de bijbehorende zeggingskracht hebben. De pilot
wordt uitgevoerd met maximaal 5 ankerstations, welke beschikbaar komen binnen het
huidige LML. Diverse gemeenten hebben aangegeven interesse te hebben in deelname en
daarbij ook financieel bij te willen dragen. Na afronding van de inventariserende
fase zal bepaald worden waar de ankerstations exact geplaatst worden. Daarbij zal
primair rekening gehouden worden met het creëren van zoveel mogelijk kennis en ervaring
met sensormetingen om te bepalen of deze in de toekomst gebruikt zouden kunnen worden
voor de formele monitoring van luchtkwaliteit. Daarnaast zal bij de verdeling van
de ankerstations ook gekeken worden naar het verder optimaliseren van de landelijke
dekking van het LML.
Vraag 7
Op welke manier houdt u zicht op de cumulatie van luchtvervuiling vanuit de door u
genoemde belangrijke bronnen verkeer, landbouw, houtskool en industrie? Doet u dat
via metingen of berekeningen?
Antwoord 7
Luchtvervuiling wordt veroorzaakt door veel verschillende bronnen, en de cumulatie
daarvan wordt zowel door metingen als door modelberekeningen gemonitord. Metingen
geven altijd een cumulatief beeld voor een bepaalde stof, omdat de gemeten waarde
niet te herleiden is naar een specifieke bron. Met modelberekeningen daarentegen is
het wel mogelijk om inzicht te krijgen in de specifieke bronbijdrage op specifieke
locaties. Het RIVM draagt daarbij zorg voor het verzamelen van de vereiste brongegevens
via de emissieregistratie, buitenlandse bronbijdragen en het beheer van verspreidingsmodellen,
welke weer gekalibreerd worden aan de hand van metingen onder andere gericht langs
wegen en industrie.
Vraag 8
Zijn er in Nederland voldoende meetpunten en worden er voldoende vervuilende componenten
(afzonderlijk en in combinatie) gemeten? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, bent
u bereid om de metingen en meetpunten uit te breiden? Zo ja, hoe en waar? Zo nee,
waarom niet?»
Antwoord 8
Ja, de luchtkwaliteit in Nederland wordt gemonitord door het RIVM conform de vereisten
die daar aan gesteld worden vanuit van de Richtlijn Luchtkwaliteit. Het Landelijk
Meetnet Luchtkwaliteit (bestaande uit 46 RIVM meetstations en 6 GGD partnerstations)
voldoet daarmee aan de vereiste dekkingsgraad voor alle afzonderlijk te meten stoffen.
In aanvulling daarop vinden er voor NO2 extra metingen plaats d.m.v. Palmesmetingen (buisjesmetingen) en zijn er nog enkele
regionale meetnetwerken actief.
Vraag 9
Heeft u contact met andere landen waarin bepaalde regio’s veel sterker zijn geraakt
door COVID-19, afgemeten aan ziekenhuisopnamen en doden, over mogelijke oorzaken hiervoor?
Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
In het buitenland is de situatie in bepaalde gebieden gedurende de beginperiode van
de pandemie ernstig tot zeer ernstig geweest, zoals bijvoorbeeld in Italië. Hier is
in internationaal verband (EU, WHO) uiteraard veel contact over geweest. De oorzaken
van de plaatselijke ernstige uitbraken zijn divers, maar hebben vooral te maken met
de sterke onverwachte of onopgemerkte stijging van het aantal infecties in een regio,
en op dat moment nog onvoldoende maatregelen om verspreiding tegen te gaan. Momenteel
zijn er ook veel gebieden waar de infectiegraad sterk toeneemt. Over deze veranderende
epidemiologische situaties, de reacties daarop en de overwegingen die daaraan ten
grondslag liggen wordt, zowel bilateraal als in verschillende internationale gremia,
voortdurend gesproken. Per land bestaan dashboards of landelijke websites met informatie
hierover; voor een overzicht van Europa kunt u de rapportage van de ECDC (https://www.ecdc.europa.eu/en/geographical-distribution-2019-ncov-cases) raadplegen en wereldwijd de website van de WHO raadplegen: WHO coronavirus Disease
(COVID-19) dashboard
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.