Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 572 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)
Nr. 12
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 21 oktober 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
1
Artikel XXV, onderdeel A, komt te luiden:
A
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, aanhef, wordt «20» vervangen door «20a».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Voor zover de toepassing van het eerste lid met betrekking tot een schuld zou leiden
tot een lagere winst, vindt het eerste lid geen toepassing met betrekking tot die
schuld.
2
Artikel XXVI wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 15ab, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «de zes volgende jaren» vervangen door «de volgende jaren».
2. In onderdeel b wordt «van de fiscale eenheid, voorzover» vervangen door «de fiscale
eenheid, voor zover».
3. Er wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij de toepassing van de eerste zin wordt een liquidatieverlies in een jaar slechts
in mindering gebracht tot een bedrag van € 1.000.000 vermeerderd met 50% van de belastbare
winst van dat jaar van die maatschappij, onderscheidenlijk van de fiscale eenheid
voor zover die winst aan die maatschappij is toe te rekenen, nadat die winst is verminderd
met een bedrag van € 1.000.000.
Ab
In artikel 20, tweede lid, wordt «de zes volgende jaren» vervangen door «de volgende
jaren». Voorts wordt aan dat lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij vindt verrekening
in een jaar slechts plaats tot een bedrag van € 1.000.000 vermeerderd met 50% van
de belastbare winst, onderscheidenlijk het Nederlandse inkomen, van dat jaar nadat
die winst, onderscheidenlijk dat inkomen, is verminderd met een bedrag van € 1.000.000.
2. Er worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
Ba
In artikel 33b, tweede lid, onderdeel b, wordt na «artikel 20, tweede lid,» ingevoegd
«zoals dat luidde op 31 december 2021,».
Bb
In artikel 33c, derde lid, onderdeel b, wordt na «artikel 20, tweede lid,» ingevoegd
«zoals dat luidde op 31 december 2021,».
Bc
Artikel 34i wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de eerste zin wordt een zin ingevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste
zin vindt verrekening in een jaar slechts plaats tot een bedrag van € 1.000.000 vermeerderd
met 50% van de belastbare winst, onderscheidenlijk het Nederlandse inkomen, bedoeld
in artikel 20, vierde lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2018, van dat jaar,
nadat die winst, onderscheidenlijk dat inkomen, is verminderd met een bedrag van € 1.000.000.
2. In de derde zin (nieuw) wordt «blijven de artikelen» vervangen door «blijven voorts
de artikelen».
3
Na artikel XXVI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XXVIA
In de Mijnbouwwet komt artikel 66, derde lid, tweede zin, te luiden: Dit verlies wordt
onder toepassing van hoofdstuk IV, met uitzondering van artikel 20, tweede lid, van
de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verrekend met de positieve resultaten van
de drie voorafgaande boekjaren en van de volgende boekjaren, mits het verlies door
de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4
In de in artikel XXIX, onderdeel G, onder 1, opgenomen tabel wordt in de derde rij
«€ 366» vervangen door «€ 372».
5
Artikel XXX komt te luiden:
Artikel XXX
Artikel 16b van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vindt
bij het begin van het kalenderjaar 2021 geen toepassing op de bedragen, genoemd in
de tabel die is opgenomen in artikel 9, eerste lid, van die wet en op de bedragen,
genoemd in de laatste zin, van dat lid, en de laatste zin, van artikel 9, tweede lid,
van die wet.
6
Artikel XXXVII wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef wordt vervangen door:
De Wet bedrijfsleven 2019 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.5, onderdeel B, wordt vervangen door:.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel 8.1 vervalt.
7
In artikel XLII, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. artikel XXVI, onderdelen Aa, Ab en Ba tot en met Bc, artikel XXVIA en artikel XXXVII,
onderdeel B, voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot boekjaren die aanvangen
op of na 1 januari 2022, met dien verstande dat de wijzigingen met betrekking tot
de voorwaartse verliesverrekening, in afwijking van de tot en met 31 december 2021
geldende tekst van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, toepassing vinden met
betrekking tot verliezen die zijn geleden in boekjaren die zijn aangevangen op of
na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten
of Nederlandse inkomens genoten in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.
Toelichting
I Algemeen
1. Beperking verliesverrekening tot 50% van de belastbare winst
De voorgestelde maatregel is erop gericht te voorkomen dat bedrijven met winstgevende
activiteiten in Nederland jaren achtereen geen vennootschapsbelasting betalen. Dat
kan onder andere komen door een grote hoeveelheid verrekenbare verliezen uit het verleden.
Teneinde een ondergrens in de vennootschapsbelasting voor bedrijven met winstgevende
activiteiten in Nederland te bewerkstelligen stelt het kabinet daarom per 1 januari
2022 een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voor waarbij de omvang
van de in een jaar in aanmerking te nemen verliezen wordt beperkt. Voorwaartse verliesverrekening
houdt in dat een in een jaar geleden verlies wordt verrekend met de belastbare winst,
of het Nederlandse inkomen, van een volgend jaar. De huidige voorwaartse verliesverrekening
is beperkt tot zes jaar. De beperking in de tijd komt te vervallen. Daartegenover
staat dat indien de verliezen uit voorafgaande jaren gezamenlijk een bedrag van € 1
miljoen te boven gaan, de verrekening in een bepaald jaar slechts plaatsvindt tot
een bedrag van € 1 miljoen vermeerderd met 50% van de belastbare winst, onderscheidenlijk
het Nederlandse inkomen, van dat jaar nadat die winst, onderscheidenlijk dat inkomen,
is verminderd met een bedrag van € 1 miljoen. Tot een bedrag van € 1 miljoen zijn
verliezen dus altijd verrekenbaar. Voor ondernemers (box 1) en aanmerkelijkbelanghouders
(box 2) in de inkomstenbelasting geldt dat de groep met verliezen van een bedrag van
meer dan € 1 miljoen beperkt is. Daarmee zou een vergelijkbare aanpassing in de inkomstenbelasting
naar verwachting weinig effect sorteren. Verder beoogt de voorgestelde maatregel ten
aanzien van vennootschapsbelastingplichtige lichamen een meer geleidelijke verliesverrekening
en daardoor stabielere belastingontvangsten te bewerkstelligen.
De voorgestelde beperking zal ook van toepassing zijn op de achterwaartse verliesverrekening
in de vennootschapsbelasting. Achterwaartse verliesverrekening houdt in dat een verlies
in een jaar wordt verrekend met de winst uit het voorafgaande jaar. De belastingplichtige
krijgt dan (een deel van) de eerder betaalde belasting terug. De termijn voor achterwaartse
verliesverrekening van één jaar blijft ongewijzigd. Een verlies dat als gevolg van
de voorgestelde beperking in een jaar niet volledig voorwaarts of achterwaarts verrekenbaar
is, kan in een volgend jaar met inachtneming van dezelfde beperking worden verrekend.
De voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de voorwaartse verliesverrekening zullen
van toepassing zijn op alle verrekenbare verliezen die ontstaan vanaf 1 januari 2022
of die ultimo 2021 nog voorwaarts verrekenbaar zijn. Het kabinet acht dat gerechtvaardigd
omdat deze wijzigingen zowel begunstigend als beperkend zijn voor belastingplichtigen
en de bestaande verrekenbare verliezen niet verloren gaan.
Het kabinet is zich ervan bewust dat de voorwaartse verliesverrekening met ingang
van 2019 is versoberd in het kader van de grondslagverbredende maatregelen uit de
Wet bedrijfsleven 2019. Nochtans wil het kabinet niet langer dan noodzakelijk wachten
met het uitvoeren van één van de aanbevelingen van de Adviescommissie Belastingheffing
van multinationals. De commissie beveelt in de basisvariant van haar rapport aan om
de verliesverrekening te beperken.1 Door de omvang van de verliesverrekening (voor zover boven de € 1 miljoen) te beperken
tot 50% van de belastbare winst nadat die winst is verminderd met een bedrag van € 1
miljoen, zullen sterk winstgevende bedrijven al snel vennootschapsbelasting verschuldigd
zijn zodra ze na een verliesperiode weer winstgevend worden. Deze maatregel draagt
zo bij aan het creëren van een ondergrens in de vennootschapsbelasting. Verscheidene
landen hanteren een dergelijk systeem voor verliesverrekening.2
2. Technische wijzigingen
Verder voorziet deze nota van wijziging in het herstellen van enkele technische omissies
in het wetsvoorstel. Bij de beschrijving van de EU-aspecten, de budgettaire aspecten,
de uitvoeringskosten en de gevolgen voor bedrijfsleven en burger hieronder wordt met
«de maatregel» enkel bedoeld de voorgestelde maatregel inzake de verliesverrekening.
3. EU-aspecten
Aan deze maatregel zijn geen EU-aspecten verbonden.
4. Budgettaire aspecten
Structureel is de opbrengst van de maatregel € 555 miljoen. In de reeks is uitgegaan
van de nieuwe tariefstructuur per 2022 (15% laag en 25% hoog tarief). Er is al een
opbrengst over het belastingjaar 2021 omdat met de voorgestelde maatregel de achterwaartse
verliesverrekening over verliezen uit 2022 met de winsten van 2021 ook beperkt wordt.
In de beginperiode zijn de bedragen hoger omdat belastingplichtigen in eerste instantie
tegen de beperking van de verliesverrekening tot 50% van de winst aanlopen. In de
jaren daarna kan een deel van de belastingplichtigen dan alsnog verrekenen. In de
onderstaande tabel wordt het ingroeipad van de voorgestelde maatregel weergegeven:
(bedragen in € en miljoenen)
2021
2022
2023
2024
Struc.
Maatregel beperking verliesverrekening
117
995
889
776
555
Bij de raming van het budgettaire effect is uitgegaan van een reguliere economische
situatie. Als gevolg van de coronacrisis is echter de opbrengst van de vennootschapsbelasting
sterk teruggelopen en zijn er aanmerkelijk meer verliezen aanwezig dan structureel
verwacht mag worden. Dit zou tot gevolg hebben dat de geraamde opbrengst van deze
maatregelen in de vennootschapsbelasting aanmerkelijk anders zal zijn dan onder reguliere
economische omstandigheden. Voor deze maatregel worden (net als bij enkele andere
maatregelen in het wetsvoorstel) in het inkomstenkader de bedragen gebruikt die uitgaan
van een regulier economisch kader. Hierdoor verschilt het lastenrelevante bedrag van
de opbrengsten op EMU-basis. In de opbrengsten op EMU-basis wordt wel rekening gehouden
met de coronacrisis. Die reeks is hieronder weergegeven:
Effecten op EMU-basis in verband met corona:
(bedragen in € en miljoenen)
2021
2022
2023
2024
Struc.
Maatregel beperking verliesverrekening
90
1.416
1.085
897
555
5. Uitvoeringskosten
Voor deze bepaling is alleen een impactbepaling gemaakt. Er volgt nog een uitvoeringstoets.
6. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger
Deze maatregel heeft verwaarloosbare gevolgen voor de regeldruk.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1
Artikel XXV, onderdeel A (artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Bij deze nota van wijziging is van de gelegenheid gebruikgemaakt om een verkeerde
verwijzing in de aanhef van het vierde lid van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 (Wet Vpb 1969) te herstellen en een redactionele verbetering in het voorgestelde
achtste lid van genoemd artikel aan te brengen.
Onderdeel 2
Artikel XXVI, onderdeel Aa (artikel 15ab van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Ingevolge het voorgestelde artikel XXVI, onderdeel Ab, worden verliezen onbeperkt
voorwaarts verrekenbaar. De omvang van de verliesverrekening (voor zover de verrekenbare
verliezen meer bedragen dan € 1 miljoen) wordt voor zowel de achterwaartse als de
voorwaartse verliesverrekening in een jaar beperkt tot een bedrag van € 1 miljoen
vermeerderd met 50% van de belastbare winst, onderscheidenlijk het Nederlandse inkomen,
van dat jaar nadat die winst, onderscheidenlijk dat inkomen, is verminderd met een
bedrag van € 1 miljoen. Deze wijzigingen in de verliesverrekening hebben ook gevolgen
voor de verrekening van zogenoemde latente liquidatieverliezen van artikel 15ab, tweede
lid, Wet Vpb 1969.
Op grond van artikel 15ab, tweede lid, Wet Vpb 1969 geldt kort gezegd dat bij voeging
in een fiscale eenheid van een maatschappij met een deelneming met een latent liquidatieverlies,
de aftrek in het jaar waarin het verlies daadwerkelijk aftrekbaar wordt, beperkt blijft
tot het bedrag van de winst van de fiscale eenheid dat toerekenbaar is aan de desbetreffende
maatschappij. Voor zover het liquidatieverlies als gevolg van deze beperking onverrekend
is gebleven, wordt het vervolgens:
– op grond van artikel 15ab, derde lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969 achterwaarts verrekend
met de winst die de desbetreffende maatschappij vóór voeging heeft gemaakt in het
aan het jaar waarin het liquidatieverlies in aanmerking mag worden genomen, voorafgaande
jaar;
– op grond van artikel 15ab, derde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 voorwaarts verrekend
met de winst van de fiscale eenheid voor zover die winst aan die maatschappij is toe
te rekenen.
Overeenkomstig het voorstel om geen termijn meer te verbinden aan de voorwaartse verliesverrekening
van artikel 20 Wet Vpb 1969, wordt voor de toepassing van artikel 15ab Wet Vpb 1969
een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voorgesteld. Daarnaast zal
ook de achterwaartse en de voorwaartse verrekening van het (resterende) liquidatieverlies
ingevolge artikel 15ab, derde lid, Wet Vpb 1969 (voor zover dit een bedrag van € 1
miljoen te boven gaat) worden beperkt tot 50% van de winst van de genoemde maatschappij
vóór voeging, onderscheidenlijk tot 50% van de winst van de fiscale eenheid voor zover
die aan die maatschappij is toe te rekenen, nadat op die winst een bedrag van € 1
miljoen in mindering is gebracht.
Voor zover er daarna een nog niet-verrekend liquidatieverlies overblijft, geldt dat
dit verlies kan worden verrekend in een volgend jaar. Ook in de volgende jaren is
dan de hierboven genoemde beperking van toepassing.
Artikel XXVI, onderdeel Ab (artikel 20 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
De in het voorgestelde artikel XXVI, onderdeel Ab, opgenomen wijziging van artikel
20, tweede lid, Wet Vpb 1969 bewerkstelligt dat verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar
zullen zijn. Verder zullen volgens de aan artikel 20, tweede lid, Wet Vpb 1969 toe
te voegen zin verliezen in een jaar – zowel bij de voorwaartse verliesverrekening
als bij de achterwaartse verliesverrekening – slechts tot een bedrag van € 1 miljoen
volledig worden verrekend met de belastbare winst van dat jaar. Voor zover de verrekenbare
verliezen meer bedragen dan € 1 miljoen worden deze verrekend tot een bedrag van 50%
van de belastbare winst, onderscheidenlijk het Nederlandse inkomen, van een jaar nadat
die winst, onderscheidenlijk dat inkomen, is verminderd met een bedrag van € 1 miljoen.
Voor zover er daarna nog niet-verrekende verliezen overblijven, geldt dat deze verliezen
kunnen worden verrekend in een volgend jaar. Ook in de volgende jaren is deze beperking
van toepassing bij de verliesverrekening.
Bovenstaande kan worden geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.
Voorbeeld
Een belastingplichtige lijdt in 2020 een verlies van € 2.000.000 (zonder de mogelijkheid
van achterwaartse verliesverrekening naar 2019) en in 2021 een verlies van € 3.000.000.
De totale verrekenbare verliezen bedragen € 5.000.000.
In 2022 heeft de belastingplichtige een belastbare winst van € 4.000.000. Van de totale
verrekenbare verliezen wordt ten eerste een bedrag van € 1.000.000 aan verlies verrekend.
Voor het restant worden de verliezen verrekend tot een bedrag van 50% van € 3.000.000,
zijnde € 1.500.000. Het belastbare bedrag na verliesverrekening bedraagt in 2022 € 1.500.000.
Er resteert ultimo 2022 een bedrag van € 2.500.000 aan niet-verrekende verliezen dat
kan worden verrekend in een volgend jaar.
In 2023 bedraagt de winst € 1.500.000. Ten eerste wordt een bedrag van € 1.000.000
van de nog verrekenbare verliezen verrekend. Voor het overige wordt een bedrag van
50% van € 500.000, zijnde € 250.000, aan verliezen verrekend. Het belastbare bedrag
na verliesverrekening bedraagt in 2023 € 250.000. Er resteert ultimo 2023 een bedrag
van € 1.250.000 aan niet-verrekende verliezen dat kan worden verrekend in een volgend
jaar.
De winst in 2024 bedraagt € 1.000.000. De verrekenbare verliezen worden tot dat bedrag
verrekend. Het belastbare bedrag na verliesverrekening in 2024 bedraagt nihil. Er
resteert ultimo 2024 een bedrag van € 250.000 aan niet-verrekende verliezen dat kan
worden verrekend in een volgend jaar.
Artikel XXVI, onderdeel Ba (artikel 33b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Artikel 33b Wet Vpb 1969 bevat een overgangsbepaling op grond waarvan de objectvrijstelling
voor buitenlandse ondernemingswinsten geen toepassing vindt voor zover op 1 januari
2012 (de datum van invoering van de objectvrijstelling) nog in te halen buitenlandse
verliezen openstonden. Echter, voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt
dat de buitenlandse verliezen zijn verdampt ingevolge het huidige artikel 20, tweede
lid, Wet Vpb 1969 wordt de objectvrijstelling toch toegepast. In verband met de voorgestelde
invoering van een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening wordt tot uitdrukking
gebracht dat deze uitzondering op de objectvrijstelling nog slechts verband kan houden
met de huidige, in de tijd beperkte voorwaartse verliesverrekening.
Artikel XXVI, onderdeel Bb (artikel 33c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Artikel XXVI, onderdeel Bb, bevat een soortgelijke bepaling als artikel XXVI, onderdeel
Ba, met dien verstande dat het hier de nog in te halen verliezen van een buitenlandse
beleggingsonderneming van vóór 1 januari 2012 betreft, welke verliezen al dan niet
in mindering moeten worden gebracht op de verrekenbare winst uit een buitenlandse
beleggingsonderneming.
Artikel XXVI, onderdeel Bc (artikel 34i van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Artikel 34i Wet Vpb 1969 bevat een overgangsregeling in verband met de afschaffing
per 1 januari 2019 van de tot die datum in artikel 20, vierde tot en met zesde lid,
Wet Vpb 1969 opgenomen houdsterverliesregeling. Deze overgangsregeling houdt in dat
verrekenbare verliezen van vóór 2019 die zijn aangemerkt als houdster- of financieringsverliezen
ook in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019 slechts verrekenbaar blijven
met houdster- of financieringswinsten. Ook voor deze verliezen zal ingevolge de voorgestelde
wijziging van artikel 34i Wet Vpb 1969 gelden dat zij in een jaar slechts tot een
bedrag van € 1 miljoen volledig worden verrekend met de belastbare houdster- of financieringswinst
van dat jaar. Voor zover de belastbare houdster- of financieringswinst hoger is dan
€ 1 miljoen, worden zij slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare houdster-
of financieringswinst boven € 1 miljoen verrekend. Daar staat tegenover dat deze verliezen
in de tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar worden.
Indien een belastingplichtige zowel verrekenbare houdster- of financieringsverliezen
van vóór 2019 als andere verliezen heeft, dan geldt voor elk van deze soort verliezen
afzonderlijk dat zij tot een bedrag van € 1 miljoen volledig en boven dit bedrag slechts
tot een bedrag van 50% van de belastbare houdster- of financieringswinst, onderscheidenlijk
de andere winst, worden verrekend.
Onderdeel 3
Artikel XXVIA (artikel 66 van de Mijnbouwwet)
De voorgestelde beperking van de achterwaartse en voorwaartse verliesverrekening ingevolge
de aanbeveling van de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals ziet alleen
op de vennootschapsbelasting en zal daarom niet doorwerken naar artikel 66, derde
lid, van de Mijnbouwwet.
Onderdelen 4 en 5
In de in artikel XXIX, onderdeel G, opgenomen tabel ter vervanging van de tabel die
is opgenomen in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s
en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) is verzuimd in de te wijzigen tabel het eerstgenoemde
bedrag, te weten € 366, aan te passen. Dit verzuim wordt bij deze nota hersteld, het
bedrag wordt € 372.
In artikel XXX is verzuimd te regelen dat er geen indexatie plaatsvindt bij de aanvang
van het kalenderjaar 2021 voor het bedrag dat is genoemd in artikel 9, eerste lid,
laatste zin, en artikel 9, tweede lid, laatste zin, Wet BPM 1992. Dit verzuim wordt
bij deze nota hersteld.
Onderdeel 6
Artikel XXXVII, onderdeel B (artikel 8.1 van de Wet bedrijfsleven 2019)
Artikel 8.1 van de Wet bedrijfsleven 2019 houdt verband met de beperking van de termijn
van de voorwaartse verliesverrekening van negen jaar tot zes jaar met ingang van 1 januari
2019 en zag op verliezen geleden in de jaren 2019 en 2020. Door de voorgestelde, in
de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening met betrekking tot verliezen uit
jaren die aanvangen op of na 1 januari 2013, zal dit artikel zijn betekenis verliezen.
Het artikel kan daarom vervallen.
Onderdeel 7
Artikel XLII (inwerkingtreding)
De voorgestelde maatregelen die zien op de verliesverrekening, zullen in beginsel
van toepassing worden met ingang van boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.
Niettemin zullen de wijzigingen met betrekking tot de voorwaartse verliesverrekening,
zowel de verruiming tot een onbeperkte termijn als de beperking van de verrekening
tot 50% van de belastbare winst van een jaar waarbij de verliezen tot € 1 miljoen
volledig verrekenbaar zijn, van toepassing zijn op verliezen die stammen uit boekjaren
die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013 voor zover deze verliezen worden verrekend
met belastbare winsten of Nederlandse inkomens genoten in boekjaren die aanvangen
op of na 1 januari 2022. Dat betekent dat verliezen uit boekjaren die zijn aangevangen
vóór 1 januari 2013 op grond van de in die jaren geldende termijn voor voorwaartse
verliesverrekening uiterlijk tot negen jaar na afsluiting van het boekjaar, dus uiterlijk
op 31 december 2021, kunnen worden verrekend. Daarna kunnen deze verliezen niet meer
worden verrekend.
Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat bij de beperking van de termijn voor
de voorwaartse verliesverrekening van negen jaar tot zes jaar op grond van de Wet
bedrijfsleven 2019, de negenjaarstermijn in stand is gelaten voor de op 1 januari
2019 nog verrekenbare verliezen. Dit betekent dat voor verliezen die zijn geleden
in de jaren 2010 tot en met 2018 nog een negenjaarstermijn geldt. In het onderhavige
voorstel is hiermee rekening gehouden. Dat leidt ertoe dat voor verliezen die zijn
geleden na 1 januari 2013, en die dus na 1 januari 2022 nog voorwaarts verrekenbaar
zijn, de voorgestelde bepalingen voor de verliesverrekening van toepassing zullen
zijn.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.