Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over de berichten: ‘De Lugt: ‘Neonics-dossier bieten moet terug op tafel’ en ‘Ook Duitse bietentelers eisen derogatie neonics’
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de berichten: «De Lugt: «Neonics-dossier bieten moet terug op tafel» en «Ook Duitse bietentelers eisen derogatie neonics»? (ingezonden 12 augustus 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 5 oktober
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3891.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten: «De Lugt: «Neonics-dossier bieten moet terug op tafel»
en «Ook Duitse bietentelers eisen derogatie neonics»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat Frankrijk, vooruitlopend op Europees beleid, de toelating van neonicotinoïden
in de suikerbietenteelt (gecoat bietenzaad) als een van de eerste lidstaten gestopt
heeft en fel tegenstander was van het gebruik van neonicotinoïden?
Antwoord 2
Frankrijk was, net als Nederland, voorstander van de Europese voorstellen uit 2018
om verregaande restricties op te leggen aan drie neonicotinoiden om de gezondheid
van bijen te beschermen. Daarnaast is in Frankrijk op 1 september 2018 een wet in
werking getreden dat het gebruik van alle neonicotinoide-houdende gewasbeschermingsmiddelen
verbiedt. Binnen deze wet bestond de mogelijkheid om tot 1 juli 2020 tijdelijke vrijstellingen
te verlenen wanneer deze voldoen aan artikel 53 van de Gewasbeschermingsverordening
(EG) 1107/2009. Frankrijk heeft sinds 1 september 2018 tijdelijke vrijstelling verleend
voor het gebruik van middelen op basis van de neonicotinoide acetamiprid in de teelt
van knolraap, vijgen en hazelnoten.
Vraag 3
Klopt het dat Frankrijk voornemens is het nationaal beleid te herzien en het parlement
een derogatie voor het gebruik van gecoat bietenzaaizaad met neonicotinoïden voor
te stellen voor een periode van drie jaar?
Antwoord 3
De Franse regering is voornemens om de eerdergenoemde wet aan te passen en de mogelijkheid
om tijdelijke vrijstellingen te verlenen met enkele jaren te verlengen. Indien de
aanpassing van de wet door het Franse parlement wordt aangenomen, zal de mogelijkheid
bestaan om aanvragen in te dienen voor een tijdelijke vrijstelling van neonicotinoide-houdende
middelen. Een dergelijke aanvraag zal in Frankrijk, net als in Nederland, worden beoordeeld
op landbouwkundige noodzaak en op de risico’s van het gebruik.
Vraag 4
Kunt u aangeven (en zo nee, kunt u nagaan) wat de redenen zijn waarom er in Frankrijk
gewijzigde inzichten zijn ontstaan en in hoeverre deze (gewijzigde) inzichten ook
voor Nederland van toepassing zijn? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 4
Het Franse voornemen om de wet aan te passen op het punt dat aanvragen voor tijdelijke
vrijstellingen niet meer zijn toegestaan, is ingegeven door de gevolgen van het verbod
op het gebruik van neonicotinoiden op de Franse bietensector. De wijziging zou het
beoordelen van aanvragen weer mogelijk maken. Nederland heeft geen dergelijk verbod
ingesteld en heeft zodoende de mogelijkheid om een tijdelijke vrijstelling aan te
vragen voor een neonicotinoide-houdend gewasbeschermingsmiddel. Ik heb uw Kamer op
28 januari 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 443) over mijn besluit op een dergelijk verzoek.
Vraag 5
Deelt u de mening dat nu Frankrijk, de grootste suikerbietenproducent van Europa,
een derogatie voor de toelating gaat heroverwegen, dit ook in Nederland bespreekbaar
zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
In Nederland bestaat al de mogelijkheid om een tijdelijke vrijstelling aan te vragen
conform artikel 53 van de Gewasbeschermingsverordening (EG) 1107/2009. In 2018 is
een verzoek voor een neonicotinoide-houdend middel in de bietenteelt ingediend, waarop
de NVWA en het Ctgb constateerden dat een veilig gebruik van het middel binnen de
Nederlandse landbouwpraktijk niet mogelijk was. Hierop heb ik besloten om geen tijdelijke
vrijstelling te verlenen (Kamerstuk 27 858, nr. 443). Wanneer een dergelijk verzoek opnieuw zou worden ingediend, zal ik mij wederom
laten adviseren door de NVWA en het Ctgb.
Vraag 6
Hoeveel landen in Europa hebben, bespreken of overwegen een vorm van derogatie voor
het gebruik van gecoat bietenzaaizaad met neonicotinoïden, welke landen hebben reeds
een derogatie en welke landen overwegen een derogatie of waar is er een roep om derogatie
(graag een overzicht van de verschillende stadia in de besluitvorming indien er nog
geen derogatie is afgegeven)?
Antwoord 6
Wanneer een lidstaat een tijdelijke vrijstelling verleent, dient deze de Europese
Commissie en andere lidstaten hierover te informeren. Zodoende ben ik geïnformeerd
over de tijdelijke vrijstelling van neonicotinoide-houdende middelen voor gebruik
als coating op bietenzaad in Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Kroatië,
Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije. Ik heb geen inzicht in welke lidstaten momenteel
een tijdelijke vrijstelling overwegen en waar de besluitvorming nog niet is afgerond.
Vraag 7
Kunt u aangeven of in met Nederland vergelijkbare landen in Noord-Europa (dus o.a.
Frankrijk, Duitsland en België) waar de bietenteelt een belangrijke sector is, een
gelijk speelveld bestaat en vindt u een gelijk speelveld belangrijk? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
De toelatingssystematiek van gewasbeschermingsmiddelen is vastgelegd in Verordening
(EG) 1107/2009 waarbij het creëren van een gelijk speelveld een van de uitganspunten
is. Zo worden werkzame stoffen op EU-niveau beoordeeld en goedgekeurd. Het verlenen
van tijdelijke vrijstellingen op nationaal niveau zorgt per definitie voor een ongelijk
speelveld en dient daarom terughoudend te worden toegepast. Ik vind het belangrijk
dat de mogelijkheid voor een tijdelijke vrijstelling bestaat wanneer er sprake is
van een landbouwkundige noodsituatie en wanneer een veilig gebruik is aangetoond.
De klimatologische situatie en plaag- en ziektedruk kan immers leiden tot specifieke
locatie en seizoensgebonden noodsituaties. Een gelijk speelveld is in de basis echter
geen onderdeel van de afweging om een tijdelijke vrijstelling te verlenen.
Vraag 8
Bent u al in gesprek met de Nederlandse landbouwsector over de recente ontwikkelingen?
Zo nee, bent u bereid om met de verschillende sectorpartijen in gesprek te gaan over
een mogelijke verlening van derogatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het staat partijen vrij om een aanvraag in te dienen voor een tijdelijke vrijstelling.
Ik zal mij hierop, net als bij alle verzoeken tot tijdelijke vrijstelling, laten adviseren
door de NVWA en het Ctgb. De aanvrager zal in de aanvraag moeten onderbouwen dat het
middel veilig kan worden toegepast. Bij de aanvraag uit 2018 concludeerde het Ctgb
dat dit binnen de Nederlandse landbouwpraktijk niet mogelijk was. Een nieuwe aanvraag
zal dus nieuwe wetenschappelijke informatie moeten bevatten die aantoont dat een veilig
gebruik mogelijk is.
Naar aanleiding van het vrijstellingsverzoek uit 2018 ben ik in overleg getreden met
de sector over alternatieve mogelijkheden om de bietenvlieg in de teelt van suikerbieten
te bestrijden. Hierop heeft de sector een verzoek ingediend voor tijdelijke vrijstelling
van een alternatief middel zonder neonicotinoiden ter bestrijding van de bietenvlieg.
Ik heb uw Kamer op 19 april 2019 (Kamerstuk 27 858, nr. 454) geïnformeerd dat ik een tijdelijke vrijstelling voor dit middel heb verleend. Op
14 april 2020 heb ik wederom een tijdelijke vrijstelling verleend voor dit alternatieve
middel. Ik heb de sector inmiddels laten weten dat ik een nieuw verzoek tot tijdelijke
vrijstelling van dit alternatieve middel, mits positief geadviseerd door de NVWA en
het Ctgb, welwillend op zal pakken.
Vraag 9
Kunt u in overleg met de verschillende sectorpartijen een beeld schetsen van de gevolgen
voor de bietenteelt zoals deze nu aan de orde zijn (gevolgen van het ontbreken van
gecoat zaad, de werkbare alternatieven of het ontbreken daarvan en mogelijke andere
effecten zoals bijvoorbeeld luizendruk, aanwezigheid van virussen, milieuwinst) en
de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling 2021 informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik ben binnen de werkgroep actuele vraagstukken van het uitvoeringsprogramma van de
Toekomstvisie gewasbescherming 2030 met de sector in overleg over knelpunten binnen
de gewasbescherming, waaronder ook de voorliggende knelpunten in de bietenteelt. Uit
de landbouwkundige onderbouwing van de vrijstellingsaanvraag uit 2018 voor een neonicotinoide-houdend
middel komt naar voren dat onvoldoende bestrijding van de bietenvlieg en bladluizen
kan leiden tot een opbrengstverlies tot wel 50%. Dankzij acties vanuit de sector zelf
(bijvoorbeeld op het gebied van preventieve maatregelen, monitoring en advisering)
en het vrijgestelde alternatieve middel tegen onder andere de bietenvlieg en bladluizen
(zie het antwoord op vraag 8) is de impact niet zo groot als gevreesd, maar is opbrengstverlies
ook niet uit te sluiten. Binnen de werkgroep worden dan ook oplossingen besproken
voor de korte, middellange en lange termijn. De inzet is dat op lange termijn door
innovatie op het gebied van weerbare teeltsystemen, maatregelen en laagrisicomiddelen
alternatieve vormen van bescherming tegen plagen in de teelt van suikerbieten beschikbaar
komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.