Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Van Esch over de oorzaken van droogte en de gevolgen voor natuur
Vragen van de leden Wassenberg en Van Esch (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over de oorzaken van droogte en de gevolgen voor de natuur (ingezonden 14 augustus 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 5 oktober 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Met zuivel en vlees exporteren we ook ons schaarse grondwater»
en het artikel «Verdroging van de Nederlandse natuur: bijna een halve eeuw goed onderzoek
en falende politiek», dat de aanleiding vormde voor het eerstgenoemde krantenbericht?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusie dat het gedecentraliseerde beleid van de afgelopen decennia
heeft gefaald om de verdroging tegen te gaan, zoals onder andere blijkt uit het feit
dat de doelstelling om het verdroogde oppervlak voor 2010 met 40% te verkleinen niet
is gehaald en is daarmee de hydrologische droogte het gevolg van een politieke keuze?3
Antwoord 2
Nee, die conclusie delen wij niet. Hoewel de doelstelling om het verdroogde oppervlak
voor 2010 met 40% te verkleinen niet volledig is gehaald, is het areaal verdroogd
oppervlak zeker verkleind. Provincies en waterschappen werken al decennia aan het
bestrijden van verdroging4, onder andere door de transitie naar het vasthouden van water. De waterschappen hebben
diverse hydrologische herstelmaatregelen uitgevoerd om de verdroging van natuurgebieden
aan te pakken. Drinkwaterbedrijven hebben diverse grondwaterwinningen aangepast om
verdroging van de omgeving te beperken. Zo is de verdroging verminderd of opgeheven
in gebieden als Bargerveen, Haaksbergerveen, Korenburgerveen en het Wooldse veen en
zijn duingebieden natter geworden.
Klimaatverandering brengt langere periodes van droogte met zich mee. Hierop moet ons
watersysteem nu gaan anticiperen of worden heringericht. Echter, hiertoe zijn ook
ruimtelijke maatregelen nodig in de omgeving van natuurgebieden en aanpassing van
bestaande functies en gebruik. De verdrogingsaanpak vergt juist een gebiedsgerichte
integrale aanpak met de betrokken overheden en belanghebbenden in de transitie naar
klimaatbestendige bodem- en watersystemen. De Beleidstafel Droogte heeft geresulteerd
in aanbevelingen om de gevolgen van droogte tegen te gaan (zie ook de weblink: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/12/18/eindrappor…). Deze aanbevelingen zijn actief ter hand genomen door de genoemde publieke en private
partijen.
Vraag 3
Is het juist dat boeren in het voorjaar water afvoeren en bij schaarste in de zomer
oppompen? Zo ja, onderschrijft u dan de uitspraak dat «verdroging het gevolg is van
onze behoefte om nummer twee in de wereld te blijven in landbouwexport»? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Het voorkomen van wateroverlast is al eeuwenlang een van de belangrijkste inrichtingsprincipes.
Waterbeheerders voeren peilbeheer en daartoe voeren zij overtollig water af in perioden
van wateroverschotten (winterperiode). Na WOII richtte ons land zich ook op het verhogen
van de landbouwproductie, met onder meer een ontwatering, waarbij boeren in het voorjaar
eerder hun land kunnen bewerken. En met beregening bij droogte in het groeiseizoen.
Tegelijkertijd is het areaal verhard oppervlak toegenomen door verstedelijking en
infrastructuur. Daarmee is de natuurlijke aanvulling van het grondwater verminderd,
terwijl het gebruik daarvan is toegenomen (drinkwater, landbouw en industrie). Al
deze ontwikkelingen hebben bijgedragen aan de verdroging van natuurgebieden. Dat wordt
nu verergerd door de toenemende frequentie van droge jaren (klimaatverandering).
Vraag 4
Is het juist dat de hevige regenval in de maanden februari en maart van dit jaar met
honderden miljoenen kuubs is weggepompt om het zo makkelijker te maken om tractoren
en landbouwmachines de velden op te krijgen, zoals hydrologisch expert Theo Bakker
in de Volkskrant stelt? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel kuub regenwater er dit voorjaar
is weggepompt?5
Antwoord 4
Nee. In februari en in de eerste helft van maart 2020 viel erg veel regen. Dit water
kon niet allemaal worden vastgehouden en moest deels worden afgevoerd via beken, rivieren,
spuien en gemalen om wateroverlast in landelijk en stedelijk gebied en voor infrastructuur
te voorkomen. De waterschappen en Rijkswaterstaat kunnen niet aangeven hoeveel kubieke
meter dat in die periode geweest is.
Vraag 5
Kunt u aangegeven welk deel (percentage) van de (hydrologische) droogte veroorzaakt
wordt door het kunstmatig verlagen van de grondwaterstand en de versnelde afwatering
ten behoeve van de landbouw, graag uitgesplitst naar landbouw rondom hoge en lage
veengronden en rondom hoge en lage zandgronden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De ontwatering van de landbouwgronden is een van de oorzaken van de verdroging van
natuurgebieden6. Het gebruik van grondwater voor drinkwater, industrie en beregening van land- en
tuinbouwgronden zijn andere oorzaken (zie ook antwoord 3). Maar er zijn geen recent
gepubliceerde onderzoeken met gegevens over het aandeel van de (hydrologische) droogte
dat veroorzaakt wordt door het kunstmatig verlagen van de grondwaterstand en de versnelde
afwatering ten behoeve van de landbouw. Mogelijk gaat het lopend onderzoek in opdracht
van de zandprovincies, opgestart na de droogte in 2018 en aanbevelingen van de Beleidstafel
Droogte, hierin inzicht geven. Naar verwachting komt er in oktober van dit jaar een
publicatie van dit onderzoek.
Ook voor veengrond kan geen percentage aangegeven worden. Laag Nederland maakt vooral
gebruik van oppervlakte water en daar wordt het waterpeil (m-NAP) via peilbesluiten
vaak naar beneden bijgesteld, want het maaiveld daalt met <1 à 2 cm/jaar. Dat zorgt
ervoor dat water wegzijgt naar diepe polders en dat de natuur dan hoger blijft liggen
ten opzichte van de omgeving. Vandaar ook de inzet van hydrologische bufferzones.
De natuurgebieden worden in tijden van droogte voor de watervoorziening steeds afhankelijker
van oppervlaktewater. Daarvoor wordt zoveel mogelijk gebiedseigen water vastgehouden.
Als het peil door droogte te laag wordt, kan er water worden ingelaten. Daarbij kan
sprake zijn van een mindere waterkwaliteit. Ook dat is «verdroging».
Zoals aangekondigd in de brief van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(IenW) van 10 juli jl. (kenmerk IENW/BSK-2020/139454) werkt IenW samen met het Interprovinciaal
Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van drinkwaterbedrijven
in Nederland (Vewin) aan een inventarisatie van alle grondwateronttrekkingen en van
de ontwikkelingen in de verontreiniging van het grondwater. Ook die inventarisatie
beoogt meer inzicht te geven en zal worden gebruikt om te bezien welke aanvullende
maatregelen nodig zijn.
Vraag 6
Is het juist dat de extreem droge zomers van de laatste jaren hebben geleid tot een
toegenomen gebruik van (grond)water en oppervlaktewater door boeren waardoor de grondwaterstanden
nog lager werden en erkent u dat dit resulteert in verdere verdroging? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
De extreem droge zomers van de laatste jaren hebben geleid tot een toegenomen gebruik
van water door boeren, burgers en bedrijven. Dat resulteert in een negatief effect
op de bestrijding van de verdroging. Het CBS7 en Wageningen Economic Research (WEcR) hebben gegevens verzameld over het watergebruik
in het extreem droge jaar 2018. In dat jaar piekte het gebruik in de huishoudens en
in de landbouw. Van het in Nederland opgepompte grondwater ging 69,3% naar de waterleidingbedrijven,
18,9% naar de landbouw. Bij het oppervlaktewater zijn de energiebedrijven en de industrie
de grote gebruikers; waterleidingbedrijven en landbouw gebruiken daarvan respectievelijk
3,7% en 0,6%.
Vraag 7
Hoe verhoudt het oppompen en gebruiken van (grond)water voor de landbouw zich met
het bericht van drinkwaterleveranciers dat er drinkwatertekorten kunnen ontstaan in
delen van Nederland, mede door lage grondwaterstanden?8
Antwoord 7
Afgelopen jaar was sprake van dreigende leveringsproblemen bij drinkwaterbedrijf Vitens
toen de extreme watervraag op enkele locaties de productie- en distributiecapaciteit
dreigde te overschrijden. Het warme weer in dit deel van Nederland zorgde voor een
extreme toename in het gebruik van drinkwater. Er was geen sprake van een drinkwatertekort
maar de dagvoorraad van het drinkwaterbedrijf raakt door het gestegen gebruik sneller
leeg. De infrastructuur is goed in staat om in gangbaar hoogverbruik te kunnen voorzien,
maar niet in deze extreme vorm. Deze dreigende leveringsproblemen hadden geen relatie
met het oppompen en gebruiken van (grond)water voor de landbouw.
Vraag 8
Hebt u kennisgenomen van de oproep van de directeur van drinkwaterbedrijf Brabant
Water aan Brabantse boeren om gewassen niet meer overdag te beregenen?9
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Beaamt u dat het op grote schaal overdag beregen door boeren de droogteproblemen in
de omgeving vergroot? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen om in tijden van grote
droogte het overdag beregenen van gewassen tegen te gaan om op deze manier de gevolgen
van de droogte voor de natuur en voor drinkwaterbedrijven niet te vergroten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
In een recent onderzoeksrapport10 is met behulp van wetenschappelijke inzichten beschreven dat door beregening overdag
nauwelijks meer verdampingsverliezen optreden, dan bij beregening ’s nachts. Het is
met name de windsnelheid, en als gevolg daarvan het verwaaien van water dat uit de
grote beregeningshaspels komt, die de efficiëntie van het watergebruik bepaalt. Beregeningsverboden
zijn besluiten van de waterbeheerders (bevoegd gezag) die zij nemen als in situaties
van watertekort het watergebruik moet worden beperkt. De waterbeheerders en de watergebruikers
zijn in de regio met elkaar in gesprek over de mogelijk te nemen maatregelen. In zijn
algemeenheid geldt dat iedereen, ook de agrarische sector, zuinig moet zijn met water.
Vraag 10
Erkent u dat de omvangrijke intensieve landbouw rond natuurgebieden, zoals dat rondom
Deurne, de verdroging van het gebied heeft verergerd en daarmee de intensiteit van
de recente natuurbranden heeft vergroot en het blussen heeft bemoeilijkt? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen?
Antwoord 10
De verdroging van natuurgebieden is een complex van factoren. De grondgebonden landbouw
rond natuurgebieden kan één van die factoren zijn. Met een transitie naar kringlooplandbouw
zetten we al in op het verminderen of opheffen van de verdroging van die natuur door
de landbouw. Regionale waterbeheerders en Rijkswaterstaat werken samen aan maatregelen
om het gebied van de Deurnsche Peel te vernatten en daarmee het veen in stand te houden.
De maatregelen betreffen ook het in stand houden van de wateraanvoer in droge perioden.
Die wateraanvoer is ook te benutten voor het blussen van branden. Er zijn geen aanwijzingen
dat intensieve landbouw dat heeft bemoeilijkt of de intensiteit heeft vergroot. Ten
tijden van het uitbreken van de brand stonden zowel oppervlaktewater als grondwater
op een normaal niveau voor de tijd van het jaar, ondanks het droge weer en de hitte.
Er is een technisch onderzoek gestart naar de oorzaak en het verloop van de brand.
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven hoeveel categorie 1 en 2 natuurgebieden we in 2018, 2019
en dit jaar hebben en waar deze gebieden liggen?
Antwoord 11
Ja. In de onderstaande links is een kaart van Nederland te zien met de Categorie 1
gebieden natuur uit de verdringingsreeks.
https://anlbviewer.portaalnatuurenlandschap.nl/anlb-flamingo-viewer//ap…
https://www.infomil.nl/publish/pages/162770/kaart_categorie_1_3_natuur_… (zie ook de bijlage van deze beantwoording Kamervragen).
De verdringingsreeks kent geen categorie 2 natuur. Categorie 2 zijn de nutsvoorzieningen.
De overige natuur zit in categorie 4.
Vraag 12
In hoeveel van die categorie 1 natuurgebieden is droogte (mede) veroorzaakt door ontwatering
of afwatering ten behoeve van de landbouw?
Antwoord 12
Bij geen van de categorie 1 natuurgebieden is sprake van hydrologische droogte. Het
zijn natte gebieden en daar is wateraanvoer mogelijk; het peilbeheer is op de natuur
ingeregeld. Daarnaast wordt in enkele gevallen in de bufferzones van de hoogveengebieden
water aangevoerd om het wegzijgen van water uit het hoogveengebied te verminderen.
Als er toch sprake is van droogte dan is dat door meteorologische droogte. Die wordt
veroorzaakt door geen of geringe neerslag en hoge verdamping (neerslagtekort). Door
aanvoer van water uit het hoofdsysteem worden de effecten van deze droogte verminderd.
Vraag 13
In hoeveel van de Natura 2000-gebieden die momenteel in een ongunstige staat van instandhouding
bevinden, speelt verdroging een rol?
Antwoord 13
De staat van instandhouding dient op landelijk niveau behaald te worden en wordt niet
per Natura 2000-gebied bepaald. De Natura 2000-gebieden dragen bij aan de landelijke
staat van instandhouding. Er zijn in Nederland 95 Natura 2000-gebieden waar grondwaterafhankelijke
natuur in een regionale setting bestaat en die mogelijk worden beïnvloed door ingrepen
in het regionale watersysteem. Deze ingrepen zijn extra ont- en afwatering ten behoeve
van landbouw en grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwater, beregening en
industrie. In potentie kan dus in 95 Natura 2000-gebieden verdroging een rol spelen
bij het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in die gebieden. In het standaardgegevensformulier
(SDF), waarmee gegevens over de Natura 2000-gebieden aan de Europese Commissie worden
gerapporteerd is voor ongeveer 60 gebieden aangegeven dat «door mensen veroorzaakte
veranderingen in hydrologische condities» een drukfactor is11. Dat betekent dat verdroging in meer of mindere mate daadwerkelijk een rol speelt
in het gebied.
Vraag 14
In hoeveel van die Natura 2000-gebieden wordt dit (mede) veroorzaakt door ontwatering
of afwatering ten behoeve van de landbouw?
Antwoord 14
In hoeveel gebieden landbouw een rol speelt is niet bekend, maar als Natura 2000-gebieden
met grondwaterafhankelijke waarden (direct) omgeven zijn door landbouw, dan is de
kans groot dat ontwatering of afwatering ten behoeve van de landbouw een effect heeft
op deze Natura 2000-gebieden. Desalniettemin wordt in het kader van de gebiedsgerichte
aanpak onder Programma Natuur aandacht hieraan besteed (zie vraag 15 en 16).
Vraag 15
Erkent u dat het tegengaan van verdroging in Natura 2000-gebieden, genoemd als één
van de natuurherstelmaatregelen voor de langetermijnaanpak van de stikstofproblematiek,
in de praktijk neerkomt op het beëindigen van de kunstmatige verlaging van de grondwaterstand
ten behoeve van de landbouw, zeker rondom natte natuur?
Antwoord 15
Met maatregelen in de waterhuishouding kan de gevoeligheid van natuurgebieden voor
stikstof worden verminderd. Dat kunnen zeer lokale watermaatregelen zijn (bijvoorbeeld
natte bufferzone) of watermaatregelen op het niveau van het betreffende regionale
watersysteem. In beide gevallen kan dit samengaan met een aangepaste kunstmatige verlaging
van de grondwaterstanden voor de landbouw. Het is een kwestie van maatwerk. Via het
Programma Natuur investeren we in samenwerking met de provincies en waterbeheerders
extra middelen voor natuurherstel en -ontwikkeling, oplopend naar € 300 miljoen per
jaar in de periode tot en met 2030. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan het
bestrijden van verdroging.
Vraag 16
Zo ja, op welke manier ziet u erop toe dat provincies en waterschappen structureel
het beëindigen van het kunstmatig laaghouden van de grondwaterstand meenemen in de
gebiedsgerichte aanpak van de stikstofcrisis?
Antwoord 16
Zie antwoord op vraag 15.
Vraag 17
Beaamt u dat er voor het herstel van de verdroogde natuur in Nederland een waterbeheer
nodig is dat niet in de eerste plaats is afgestemd op de landbouw? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 17
In en rondom grondwaterafhankelijke natuurgebieden zal het watersysteem meer moeten
worden afgestemd op de behoeften van de natuur. Dat is onderdeel van de hiervoor geschetste
gebiedsgerichte aanpak en conform de aanbevelingen van de beleidstafel droogte die
gaan over structurele maatregelen voor systeemherstel als beste oplossing voor klimaatrobuustheid
en een klimaatbestendige natuur. Door klimaatverandering zijn er meer droogteperiodes
te verwachten in het landelijk gebied. Nederland zal zich via klimaatadaptatie daarop
moeten aanpassen en water gaan vasthouden om die droge periodes te overbruggen. Landbouw
en natuur hebben daarin een gezamenlijk belang.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.