Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het artikel ‘Ouders mbo-leerlingen hebben weinig vertrouwen in coronarooster: "Vier uur naar school in de week is veel te weinig"’
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Ouders mbo-leerlingen hebben weinig vertrouwen in coronarooster: «Vier uur naar school in de week is veel te weinig»» (ingezonden 17 september 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
5 oktober 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ouders mbo-leerlingen hebben weinig vertrouwen
in coronarooster: «Vier uur naar school in de week is veel te weinig»»? Deelt u de
mening dat de zorgen van ouders begrijpelijk zijn als jongeren per week slecht vier
contacturen op school krijgen?1
Antwoord 1
Ja, ik ken het genoemde artikel. Ik begrijp de zorgen van deze ouders, maar helaas
noopt de Corona-crisis ons tot maatregelen.
Vraag 2
Kunt u schetsen hoeveel uren studenten onderwijs volgen bij andere opleidingen en
instellingen? Kunt u hierbij aangeven of het om fysieke of digitale contactmomenten
gaat?
Antwoord 2
Nee, deze gegevens worden niet bijgehouden. Wel is duidelijk dat er vanwege de beperkingen
die gelden, maar een deel van de studenten tegelijk aanwezig zijn op school. Daarom
is blended onderwijs in vele gevallen noodzakelijk. Dit betekent dat er sprake zal
zijn van een combinatie van fysiek onderwijs (op de school, op het leerbedrijf of
op een andere locatie buiten de school), (digitaal) afstandsonderwijs, zelfstudie
en (gezamenlijke) opdrachten. Scholen bepalen zelf welk deel van het onderwijsprogramma
op afstand wordt gegeven. Waar het gaat om onderwijstijd heeft de school de ruimte
om af te wijken van de wettelijk voorgeschreven verhouding in uren begeleide onderwijstijd
en beroepspraktijkvorming. Daarbij blijft het uitgangspunt voor het (voltijdse) onderwijs
dat er vooralsnog sprake is van ten minste 1600 studiebelastingsuren per studiejaar.
De verdeling over begeleide onderwijstijd, beroepspraktijkvorming en overige uren
zoals zelfstudie is flexibel. Ik heb de MBO Raad gevraagd om goede voorbeelden van
scholen of opleidingen waar het lukt om een hoog aantal uren fysiek onderwijs te verzorgen
aan studenten, te verzamelen en te delen.
Vraag 3
Heeft u een beeld van het totale aantal uren onderwijs dat fysiek en digitaal op dit
moment aangeboden wordt in vergelijking met voor de coronatijd?
Antwoord 3
Nee. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Begrijpt u dat veel jongeren structuur nodig hebben bij het leren, en dat de fysieke
lessen hierbij van belang zijn? Kunt u aangeven hoeveel uur studenten volgens u minimaal
fysiek les zouden moeten krijgen? Op welke manier kan volgens u een minimum aantal
uren van fysieke aanwezigheid voor deze studenten worden gerealiseerd? Deelt u de
mening dat het aantal uren praktijkonderwijs hierbij prioriteit moet zijn?
Antwoord 4
Ik ben met u eens dat veel jongeren structuur nodig hebben en dat fysieke lessen hierbij
van belang zijn. De afstandsnorm, die in het mbo in acht moet worden genomen vanwege
covid-19, stelt echter forse beperkingen aan het realiseren van fysiek onderwijs.
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven is het aan scholen om gegeven de diplomaeisen
het onderwijs te programmeren met voldoende ruimte voor zowel theoretisch onderwijs
als praktijkonderwijs. Wel roep ik scholen op om de capaciteit van de gebouwen maximaal
te benutten en goede initiatieven en voorbeelden zoveel mogelijk met elkaar te delen.
Gemeenten kunnen hier mogelijk ook een rol spelen door het beschikbaar stellen van
ruimtes en gebouwen voor onderwijs. Verder vindt in oktober een evaluatie van de huidige
vervoersafpraken plaats waarbij gekeken wordt of een verruiming van de OV-afspraken
mogelijk is.
Vraag 5
Kan uit het servicedocument mbo worden opmaakt dat de regels van de brancheprotocollen
gebruikt mogen worden voor praktijkonderwijs? Waarom is dit een keus en niet een verplichting
zodat er meer praktijkonderwijs mogelijk is? Wat zijn voor mbo-instellingen afwegingen
om niet de brancheprotocollen te gebruiken maar de 1,5 meter te handhaven?
Antwoord 5
Voor het praktijkonderwijs (binnen de school en in de beroepspraktijkvorming (bpv))
kan worden aangesloten bij de regels die gelden voor het werkveld en die zijn vastgelegd
in de brancheprotocollen: https://www.mijncoronaprotocol.nl. Het gebruik van de brancheprotocollen voor het praktijkonderwijs biedt over het
algemeen meer ruimte voor fysiek onderwijs. Het is een keuze van de school om hier
al dan niet gebruik van te maken, ook rekening houdend met andere belangen, zoals
het waarborgen van gezondheid van docenten en studenten.
Vraag 6
In hoeverre betekent het gebruik van brancheprotocollen dat studenten onderling dichter
dan 1,5 meter bij elkaar mogen komen bij praktijkonderwijs?
Antwoord 6
Dit hangt af van hetgeen in het brancheprotocol is vastgelegd. De brancheprotocollen
geven invulling aan de richtlijnen van het RIVM en gaan over afstand houden, hygiënevoorschriften
en over bescherming van personeel en klanten. Daar waar het beroep vereist dat nauw
contact tussen personeel onderling, zoals bij de koks, of met een klant, zoals bij
de kappers en de schoonheidsspecialisten onvermijdelijk is, kan de 1,5 meter afstand
niet altijd gehandhaafd worden. In die gevallen geven de protocollen richtlijnen en
advies hoe hiermee om te gaan, waaronder advies over het gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen. Voor studenten die praktijkonderwijs volgen op school of in
de beroepspraktijk kan worden aangesloten bij deze richtlijnen voor het werkveld.
Vraag 7
Kunt u uiteenzetten hoe u de afweging maakt om de regels van 1,5 meter te handhaven
versus het belang van onverminderd praktijkles?
Antwoord 7
Bij de bestrijding van de Coronapandemie is het houden van voldoende afstand essentieel
om verspreiding van het virus tussen mensen te voorkomen. Het is daarom belangrijk
dat de RIVM-richtlijnen, waaronder het houden van 1,5 meter afstand, worden nageleefd.
Binnen de deze richtlijnen, zetten de mbo-scholen zich maximaal in om onderwijs aan
te bieden dat studenten goed voorbereid op het kunnen behalen van het diploma. Daarbij
geldt dat zoveel mogelijk wordt ingezet op fysieke contactmomenten en praktijklessen.
Daarbij mogen voor het praktijkonderwijs de brancheprotocollen worden gevolgd wat
kan betekenen dat de 1,5 meter afstandseis wordt losgelaten en persoonlijke beschermingsmiddelen
worden ingezet.
Vraag 8
Kunt u onderbouwen waarom aan de ene kant mbo-instellingen wel 1,5 meter moeten handhaven,
en aan de andere kant instellingen voor het voortgezet onderwijs dit voor 16-, 17-
en 18-jarige niet hoeven te doen?
Antwoord 8
Voor studenten jonger dan 18 jaar in het mbo geldt geen uitzondering op de 1,5 meter
maatregel zoals voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Het voorkomen van het
besmettingsrisico en het bewaken van de gezondheid van oudere studenten, het onderwijzend
personeel en de mensen in hun directe omgeving, waaronder de kwetsbaren in de samenleving,
heeft prioriteit. In de klassen en gezamenlijke ruimtes van mbo-instellingen is een
mix van studenten jonger dan 18 jaar en van 18 jaar en ouder aanwezig. Zo’n 30% van
de studenten in het mbo is onder de 18. Ook de instroom in het mbo laat een gemengd
beeld zien van studenten jonger dan 18 jaar en ouder. Van de instroom is 61% jonger
dan 18, en 39% ouder dan 18 jaar.
Vraag 9
Kunt u aangeven hoeveel studenten dit jaar voor de havo hebben gekozen in plaats van
een mbo-opleiding en wat de redenen hiervoor zijn?
Antwoord 9
Nee, over deze gegevens beschik ik niet. Over de bredere effecten van Corona op het
onderwijs ontwikkel ik samen met partijen uit het onderwijsveld een Coronamonitor.
Hierdoor komt onder meer zicht op de ontwikkelingen in de instroom in het mbo. Uw
Kamer zal ik dit najaar hierover informeren.
Vraag 10
Heeft het online lesgeven gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs? Hoe houdt
u dit in de gaten?
Antwoord 10
Docenten en teams in het mbo hebben de afgelopen periode onder grote druk moeten omschakelen
van fysiek naar digitaal onderwijs of een combinatie van de beide. Dit heeft veel
gevraagd van iedereen en ik heb veel waardering voor hoe hier invulling aan is gegeven.
Wat de gevolgen hiervan zijn voor de kwaliteit van het onderwijs is op dit moment
nog niet duidelijk. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit
hiervan, ook waar het gaat om digitaal onderwijs. Daarnaast voeren we hierover ook
gesprekken met bijvoorbeeld docenten en studenten.
Vraag 11
Heeft uw oproep tijdens de opening van het mbo-jaar om met creatieve oplossingen te
komen om stage- en leerwerkplekken te kunnen blijven aanbieden geleid tot nieuwe oplossingen
en/of meer stageplekken?
Antwoord 11
Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar mijn brief over Stages en leerbanen
die ik uw Kamer voor het AO van 7 oktober a.s. heb gestuurd.
Vraag 12
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg corona en mbo en ho van
7 oktober a.s.?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.