Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over biogrondstoffen
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over biogrondstoffen (biomassa) (ingezonden 10 juli 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
            van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 5 oktober 2020).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Kogel door de kerk. Geen houtstook meer voor energie:
               nu nog boter bij de vis»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u ermee bekend dat milieuorganisaties Comité Schone Lucht (CSL), Mobilisation
               for the Environment (MOB) en Leefmilieu naast Nederlandse bewonersorganisaties ook
               buitenlandse natuur- en bosbeschermingsorganisaties op lokaal, regionaal en (inter)nationaal
               niveau representeren met betrekking tot houtige biomassa (Dogwood Alliance (VS), Biofuelwatch
               (UK), Estonion Forest Aid, Estonian Nature Fund (ES), Forests, Climate and Biomass
               Energy Working Group, FERN (EU) et al.)? Zo ja, bent u bereid om met de drie vertegenwoordigers
               van bovengenoemde milieuorganisaties in gesprek te gaan over de uitwerking van het
               advies van de sociaaleconomische Raad (SER)? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 2
            
Het SER-advies over het duurzaamheidskader biogrondstoffen is de basis voor een appreciatie
               en aankondiging van bijpassende beleidsmaatregelen door het kabinet. In het proces
               waren tot dusverre uitgebreide mogelijkheden voor partijen om inbreng te leveren.
               Het PBL heeft begin dit jaar een «joint fact finding» uitgevoerd met meer dan 100 partijen en de SER heeft het advies onderworpen aan
               een ruime raadpleging van de achterban. De beleidsmaatregelen die het kabinet over
               het duurzaamheidskader zal aankondigen zullen nadere uitwerking vergen. Ook hierbij
               zal het kabinet steeds alle relevante partijen betrekken.
            
Vraag 3
            
Kunt u uitsluiten dat de biomassacentrale in Diemen van Vattenfall, die de grootste
               moet worden van Nederland en waartegen om deze reden (vervuiling) momenteel twee beroepsprocedures
               lopen aangespannen door MOB en CSL tegen respectievelijk de omgevingsvergunning en
               de natuurvergunning en die pal naast een woon- en kinderwijk wordt gebouwd, vervuilend
               is? Zo nee, vindt u het wenselijk deze te openen, gezien uw uitspraak: «het heeft
               echt geen zin hele vervuilende biomassacentrales te plaatsen naast woonwijken. Dat
               moeten we echt niet doen»?2
Antwoord 3
            
Voor de genoemde centrale gelden net als voor andere centrales strenge emissie-eisen
               die de nadelige effecten zoveel als mogelijk beperken. Dat is in de genoemde vergunningen
               vastgelegd. Daarnaast is er door Vattenfall en verschillende decentrale overheden
               een convenant opgesteld om de negatieve effecten op de luchtkwaliteit te minimaliseren.
               Bijvoorbeeld door strenge eisen te stellen aan de uitstoot van stof. In het convenant
               wordt aangegeven dat er door de getroffen maatregelen nagenoeg geen impact is op de
               lokale luchtkwaliteit. Het is verder niet aan mij om mij te mengen in gerechtelijke
               procedures die hierover lopen.
            
Vraag 4, 5 en 6
            
Bevestigt u dat de afbouw van subsidies voor houtige biomassa voor de opwekking van
               warmte het beste omwille van het klimaat en leefomgeving per onmiddellijk in gang
               gezet kan worden, aangezien dit een politieke keuze is? Zo ja, bent u bereid om in
               gesprek te gaan met Vattenfall over stopzetting van de SDE-subsidie en een afkoop/compensatieregeling
               of een alternatieve aanwending? Zo nee, waarom niet?
            
Bent u bereid in het algemeen in overleg te treden met biomassacentrales (groot en
               klein) om de nog niet gegeven maar wel gereserveerde subsidies in te trekken met schadevergoeding,
               alsook de al vergeven subsidies voor opwekking van warmte en electriciteit door houtige
               biomassa? Zo nee, waarom niet?
            
Erkent u dat subsidies van de SDE-voorjaarsronde nu worden verwerkt? Zo ja, onderschrijft
               u dat in deze ronde geen subsidies voor het opwekken van warmte door de verbranding
               van houtige biomassa zouden moeten worden opgenomen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4, 5 en 6
            
Het kabinet is ervan overtuigd dat duurzame biomassa van belang is voor de transitie
               naar een klimaatneutrale economie. Daarbij is het belangrijk dat partijen die investeren
               in deze transitie, uit kunnen gaan van een betrouwbare overheid. Ik ben daarom niet
               bereid bestaande subsidiebeschikkingen ter discussie te stellen of af te kopen met
               een schadevergoeding. Wel werkt het kabinet aan de geleidelijke afbouw van subsidies
               voor verschillende toepassingen van duurzame biomassa. Zoals toegelicht in mijn Kamerbrief
               van 1 juli jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 554) is er sinds 2018 geen nieuwe subsidie meer beschikbaar voor de bij- en meestook
               in kolencentrales. Als reactie op de motie Sienot c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 537) wordt geen nieuwe subsidie meer beschikbaar gesteld voor het gebruik van vaste houtige
               biomassa voor de productie van uitsluitend elektriciteit. Wat betreft warmteproductie
               zal het kabinet ook toewerken naar een uitfaseringsstrategie voor de gesubsidieerde
               inzet van duurzame biomassa.
            
Vraag 7
            
Beaamt u dat uitstootnormen ten behoeve van de verbetering van de luchtkwaliteit ook
               per direct zouden moeten worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Het kabinet streeft ernaar de emissie-eisen voor installaties voor bedrijven tussen
               0,5 en 50MWth zo snel als mogelijk aan te scherpen. Een aanscherping voor uitstootnormen
               moet economisch en technisch haalbaar zijn. Hier laat de Staatssecretaris van Infrastructuur
               en Waterstaat op dit moment onderzoek naar doen, wat bijna afgerond is. Daarna zal
               een voorstel hiervoor ter behandeling aan uw Kamer worden aangeboden. De emissies
               van grote stookinstallaties (vanaf 50MWth) moeten voldoen aan zowel de emissie-eisen
               in het Activiteitenbesluit als de emissie-eisen in de vergunning. De eisen in het
               Activiteitenbesluit zijn al scherp en soms zelfs scherper dan wat Europees als BBT
               (Beste Beschikbare Technieken) is vastgesteld.
            
Daarnaast moet het bevoegd gezag (afhankelijk van de omvang van de installatie de
               gemeente of provincie) bepalen of een individuele centrale voldoet aan BBT, zoals
               dit in de BBT-conclusies is vermeld: de zogenoemde BBT-toets. Bij de toepassing van
               BBT geldt namelijk niet één gefixeerde emissie-eis, maar een bandbreedte waarbinnen
               het bevoegd gezag moet vaststellen welke eis in een concreet geval gesteld moet worden.
               Als de BBT-toets dit aangeeft, worden de emissie-eisen in de vergunningen verder aangescherpt
               en de installaties aangepast. Dit moet binnen de wettelijke termijn, dat wil zeggen
               vóór augustus 2021 zijn gebeurd. In het kader van het Schone Lucht Akkoord hebben
               een groot aantal bevoegde instanties en het Rijk afgesproken zoveel mogelijk strenger
               te gaan vergunnen.
            
Vraag 8
            
Beaamt u dat een koolstofschuld die gecreëerd wordt door biogrondstoffen meegewogen
               moet worden in het «fair share»-principe, gezien het disproportionele aandeel dat
               ontwikkelde landen, zoals Nederland, hebben in het veroorzaken van de klimaatcrisis?
            
Antwoord 8
            
Koolstofschuld heeft te maken met de CO2 die vrij komt als hout wordt verbrand. Deze schuld kan worden ingelost door de herplanting
               en groei van nieuwe bomen. Dit staat los van het idee van een «fair share». Het «fair
               share-principe» is een theoretische maatstaf om de hoeveelheid biogrondstoffen te
               duiden die een land redelijkerwijs zou mogen benutten in relatie tot de mondiale beschikbaarheid
               ervan.
            
Vraag 9 en 10
            
Bent u bekend met het rapport van Partnership for Policy Integrity «Paper Tiger: Why
               the RED II biomass sustainability criteria fail forests and the climate»? Zo ja, onderschrijft
               u de conclusie dat de Europese richtlijnen voor hernieuwbare energie (RED II) hebben
               bijgedragen aan ontbossing en uitstoot van broeikasgassen? Zo nee, waarom niet?3
Bent u bekend met de in het Europees parlement aangenomen motie van de PvdD die oproept
               om de Europese richtlijnen voor hernieuwbare energie te herzien (RED II)? Zo ja, bent
               u bereid om de EU op te roepen om een eerlijke klimaatboekhouding en een bovengrens
               voor biomassa in de EU RED II mee te laten nemen, zoals Natuur&Milieu voorstelde tijdens
               de persconferentie van de SER op 8 juli jongstleden?4
Antwoord 9 en 10
            
Ja, ik ben bekend met het rapport van Partnership for Policy Integrity «Paper Tiger:
               Why the RED II biomass sustainability criteria fail forests and the climate».
            
Het rapport geeft aan dat de RED II een dekmantel zou zijn voor bosexploitatie en
               ongecontroleerde uitstoot van broeikasgassen door de verbranding van hout. De schrijvers
               concluderen dat de laatste jaren het bosoppervlak in Europa aan het afnemen is door
               biomassa. Ze adviseren dat de gehele Europese benadering voor biomassa moet worden
               hervormd.
            
Ik onderschrijf de conclusie niet, omdat er geen sprake is van afname van bosoppervlak
               in Europa. Het bosgebied in Europa neemt jaarlijks nog steeds toe met zo’n 300.000
               tot 400.000 hectare, ook is de houtkap slechts zo’n 65% van de bijgroei, dus het Europese
               bos bouwt nog steeds houtvolume op. Wel is er sprake van een lichte stijging van het
               areaal gekapt bos van ongeveer 7% sinds het dieptepunt van de economische crisis in
               2009, maar dat is reguliere houtoogst die past in de cyclus van duurzame houtteelt
               waarbij bos(her)aanplant plaatsvindt, vervolgens beheer en uiteindelijk houtoogst.
               In dat jaarlijks areaal kunnen variaties plaats vinden. Daarnaast hebben onderwerpen
               zoals de economische recessie en droogte ook een effect op het areaal gekapt bos voor
               houtoogst. Voor het kabinet is duurzaam bosbeheer, via een geïntegreerde aanpak met
               gelijkwaardige aandacht voor ecologische, economische en sociale aspecten, uitgangspunt
               van het Nederlandse nationale en internationale beleid. Dat geldt zeker voor Europa,
               want bossen zullen een belangrijke rol gaan spelen in de transitie naar een klimaatneutraal
               en circulair Europa. Dat zal daarom ook de Nederlandse inzet en beoordeling zijn van
               de aankomende EU-bossenstrategie van de Europese Commissie zoals genoemd in de Green
               Deal. Tot slot kan ik niet vooruitlopen op een mogelijke herziening van de RED II.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.