Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over het nauwelijks openbaar maken van medicijnonderzoek
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het nauwelijks openbaar maken van medicijnonderzoek (ingezonden 20 augustus 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 5 oktober 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 4102.
Vraag 1, 2 en 3
Bent u op de hoogte van het feit dat maar 3% van de resultaten van klinische medicijnonderzoeken
openbaar gemaakt wordt? Wat is uw reactie?1
Deelt u de mening dat patiënten gevaar kunnen lopen door het niet registreren van
eerdere resultaten van klinische studies? Is dit voor u aanleiding ervoor te gaan
zorgen dat resultaten voortaan wel geregistreerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
hoe?
Deelt u de mening dat er sprake is van geldverspilling door het niet registreren van
eerdere resultaten van klinische studies? Is dit voor u aanleiding ervoor te gaan
zorgen dat resultaten voortaan wel geregistreerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
hoe?
Antwoord 1, 2 en 3
Ik heb het rapport «Clinical trial transparency in the Netherlands» gelezen dat aangeeft
dat Nederland achter blijft bij registraties in het EudraCT en hiermee ook in het
publiek toegankelijke EU Clinical Trials Registry.
Transparantie en publieke toegang tot de resultaten van klinische proeven, zowel positief
als negatief, zijn fundamenteel voor de bescherming en bevordering van de volksgezondheid.
Het verzekert proefpersonen dat hun vrijwillige deelname aan klinische onderzoeken
nuttig is en dat de resultaten zijn verzameld en gerapporteerd in het belang van iedereen.
Transparantie vergroot de wetenschappelijke kennis en helpt klinisch onderzoek vooruit
te helpen en efficiëntere ontwikkelingsprogramma's voor geneesmiddelen te ondersteunen.
De resultaten van onderzoek worden na een grondige «peer-review» primair openbaar
gemaakt door middel van publicatie in wetenschappelijke tijdschriften en open access
platforms. Op die manier worden de zorgprofessionals bereikt die de bevindingen in
de praktijk moeten brengen en doorvoeren in behandelrichtlijnen, waardoor patiënten
kunnen profiteren van de onderzoeksresultaten. Dat neemt niet weg dat publicatie in
openbare registers belangrijk is om de samenleving breder te informeren over de opbrengsten
van onderzoek. Daarom vraagt de overheid om onderzoeksresultaten ook te registreren.
Het is daarom dat – vooruitlopend op nieuwe Europese regelgeving op het terrein van
klinisch onderzoek met geneesmiddelen – de vereisten voor het publiceren van samenvattende
resultaten van klinische onderzoeken in de EudraCT zijn opgenomen in een Europees
richtsnoer2. Dit richtsnoer legt de verantwoordelijkheid voor registratie bij de opdrachtgevers
van het onderzoek, die als enige zicht kunnen houden op het verloop en de voltooiing
van hun studies. Onder het richtsnoer ontbreekt de mogelijkheid om de verplichting
tot publicatie juridisch af te dwingen.
Anders dan onder het richtsnoer biedt de inmiddels vastgestelde EU-verordening klinisch
geneesmiddelenonderzoek3 wel deze mogelijkheid. Door vertraging van de ontwikkeling en oplevering van de benodigde
EU-portaal en databank is evenwel een exacte datum van inwerkingtreding van de verordening
helaas nog niet te geven. De verwachting is echter dat deze eind 2021 in werking treedt.
Wetenschappelijke instellingen zouden zich echter niet alleen daar waar vereist en
juridisch afdwingbaar moeten inspannen om de resultaten van klinische studies zo veel
als mogelijk openbaar te maken. Zeker ook in het licht van de Open Science ambities
van het Nederlands kabinet en de ambities die door het Nederlandse veld hiervoor zijn
uitgesproken, zou meer transparantie door registreren, publiceren en het zonder beperkingen
beschikbaar stellen van de beschikbare informatie vanzelfsprekende aandacht moeten
hebben van wetenschappelijke instellingen.
Waar publicatie in wetenschappelijke tijdschriften en open access platforms wel plaatsvinden,
is het teleurstellend dat ook herhaalde vraag om aandacht -waaronder een gezamenlijke
oproep door het Europees Geneesmiddelenagentschap en de hoofden van de nationale geneesmiddelenbureaus,
gevolgd door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek – nog niet heeft geleid
tot een toename van de publicatie van onderzoeksresultaten in de openbare trialregisters.
Vraag 4
Kunt u zich voorstellen dat het gunstig is voor sommige farmaceutische bedrijven,
dat bepaalde resultaten van klinisch onderzoek niet openbaar gemaakt worden? In hoeverre
speelt de farmaceutische industrie hierbij een rol?
Antwoord 4
De medisch-ethische toetsingscommissie dient de afspraken over de openbaarmaking/
publicatie van de onderzoeksgegevens mee te nemen bij de beoordeling van het onderzoeksprotocol.
Daarbij is het uitgangspunt dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met mensen
zonder beperking openbaar gemaakt dienen te worden.
Het rapport «Clinical trial transparency in the Netherlands» lijkt daarbij eerdere
constateringen door het Europees Geneesmiddelenagentschap te bevestigen dat universiteiten
en non-profitorganisaties een zwakkere staat van dienst hebben op het gebied van publiceren
van onderzoeksresultaten in EudraCT dan de industrie.
Vraag 5
Wat vindt u van het verschil met landen als het Verenigd Koninkrijk waar 80% van de
studieresultaten openbaar zijn, en Ierland waar dat zelfs in 100% van de klinische
studies het geval is? Welke verklaring heeft u voor dit verschil ten aanzien van beleid,
regelgeving en controle?
Antwoord 5
Vereisten met betrekking tot registratie in EudraCT volgen in beginsel Europese regelgeving.
Eerdere publicaties over met name de registraties door Universiteiten in het Verenigd
Koninkrijk geven helaas ook geen onverdeeld positief beeld.4
De eerder aangegeven vraag om aandacht van het Europees Geneesmiddelenagentschap voor
de vereisten voor registratie in EudraCT is dan ook niet op specifieke landen gericht.
Vraag 6
Waar en hoe is de Europese richtlijn uit 2014 geïmplementeerd die aangeeft dat resultaten
van klinisch onderzoek binnen een jaar na afronding opgenomen moeten worden in een
Europees register?
Antwoord 6
Het voorstel voor regelgeving uit 2014 betreft een verordening met in beginsel rechtstreekse
werking. Het gaat hier om de EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek waar
ik in mijn beantwoording van vraag 1,2 en 3 naar verwijs en die dus nog niet in werking
is getreden.
Lidstaten zijn verplicht om regels vast te leggen voor sancties op het niet nakomen
van voorschriften voor het publiek toegankelijk maken van informatie in de EU-databank5. Deze verplichting is geïmplementeerd in artikel 33a, van de Wet van 22 maart 2017
tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet
in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische
proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
In lijn met de vertraging de EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek -zoals
aangegeven in de beantwoording van vraag 1,2 en 3 – zal ook het in werking treden
van deze wet naar verwachting niet eerder plaatsvinden dan eind 2021.
Vraag 7
Welke instrumenten heeft u om universiteiten, onderzoeksinstituten en farmaceutische
bedrijven in Nederland te verplichten om resultaten van klinische studies te registreren?
Antwoord 7
In het licht van de Open Science ambities van het Nederlands kabinet en ook de ambities
die het Nederlandse veld hiervoor zijn uitgesproken, zouden wetenschappelijke instellingen
zich moeten inspannen om ook de resultaten van klinische studies zo veel als mogelijk
ook openbaar te maken in EudraCT.
Met het in werking treden van EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek en de
Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek
met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014
op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik, ontstaat
de mogelijkheid om de verplichting tot publicatie ook juridisch af te dwingen.
Vraag 8, 10 en 11
Hoe is het toezicht door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) op het
registreren van de resultaten van klinische studies in de praktijk geregeld?
Kunt u toezeggen dat u het CBG zult aanzetten om het naleven van de regels voor het
registreren van klinische studies nu al streng te handhaven? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toezeggen dat het aantal meldingen van universiteiten, onderzoeksinstituten
en farmaceutische bedrijven in Nederland voortaan wordt opgenomen in het jaarverslag
van het CBG? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8, 10 en 11
In een eerdere versie van het rapport «Clinical trial transparency in the Netherlands»
is ten onrechte het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen aangemerkt als de instelling
die verantwoordelijk is voor het bijhouden van klinische onderzoeken die in Nederland
worden uitgevoerd. Dit is niet het geval – het maakt geen deel uit van het mandaat
van het CBG om klinische onderzoeken vast te leggen of op te volgen.
In de Wet Medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen is de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd aangewezen voor toezicht op naleving van de wet. Als de verordening klinisch
geneesmiddelenonderzoek in werking treedt, krijgt de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd ook de mogelijkheid om sancties uit te oefenen als niet wordt voldaan aan de
betreffende verplichtingen met betrekking tot openbaarmaking.
Vraag 9
Bent u van mening dat Nederland, mede vanwege de vestiging van het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA), het goede voorbeeld dient te geven? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Antwoord 9
Meer of minder voldoen aan de vereisten met betrekking tot registratie in EudraCT
moet los staan van de vestiging van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in Nederland.
Vooralsnog ga ik ervan uit dat de hernieuwde aandacht voor de nu al geldende vereisten
ook Nederlandse wetenschappelijke instellingen doet voorsorteren op het in werking
treden van de EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek. Dit ook in de wetenschap
dat vanaf dat moment de verplichting tot registratie juridisch is af te dwingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.