Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de instelling van de wetenschappelijke curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening in het funderend onderwijs (Kamerstuk 31293-547)
2020D38082 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
                  voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 9 september 2020 inzake de instelling
                  van de wetenschappelijke curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening
                  in het funderend onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 547).
               
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
                         
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
6
                         
                         
                         
                         
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de instelling van
                     de wetenschappelijke curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening in
                     het funderend onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.
                  
De leden vragen welke rol de wetenschappelijke curriculumcommissie precies gaat spelen
                     binnen het traject van de curriculumherziening. Worden zij enkel op bepaalde vaste
                     momenten binnen het traject geconsulteerd of hebben zij ook de mogelijkheid om op
                     eigen initiatief binnen het traject hun advies te geven? En welke waarde heeft het
                     advies van de commissie precies en wie wordt er geacht om op het advies te reageren?
                     Zij vragen of dat de Minister is of dat leraren, SLO1 of vakexperts worden geacht om actief op een advies te reageren.
                  
De leden van de VVD-fractie zijn positief over het feit dat de Minister op bepaalde
                     onderdelen binnen de curriculumherziening een vliegende start wil gaan maken, voor
                     onder andere het maken van kerndoelen, een nadere analyse van de leergebieden Rekenen
                     & Wiskunde en Mens & Maatschappij, een beoordelingskader kansengelijkheid en een analyse
                     van de ontwerptijdverdeling. Wat is nu precies de tijdlijn voor deze onderdelen en
                     wanneer kan de Kamer hierover de eerste resultaten verwachten?
                  
Daarnaast lezen de leden dat bij de ontwikkeling van de kerndoelen aan het SLO voor
                     een aantal leergebieden gevraagd wordt om voortijdig voorbeeldmaterialen aan docenten
                     te verstrekken om met het verbeterde curriculum te kunnen werken. Ook komt hierin
                     speciale aandacht voor de basisvaardigheden van taal en rekenen. Wat is de tijdlijn
                     voor het uitrollen van deze plannen? Wanneer kunnen docenten deze voorbeeldmaterialen
                     precies verwachten? En wanneer kan de Kamer de plannen van SLO verwachten? Bovendien
                     vragen de leden op welke manier SLO deze plannen toetst aan de vraag of er draagkracht
                     is binnen het onderwijsveld voor deze plannen.
                  
Tot slot kijken de leden van de VVD-fractie uit naar het advies dat nog dit jaar naar
                     de Kamer zal worden verzonden.
                  
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de wetenschappelijke
                     curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening in het funderend onderwijs.
                  
Allereerst hebben deze leden vragen over de overhaaste beslissing van de Minister
                     om SLO alvast voorwerk te laten doen. De leden van de PVV-fractie vragen waar deze
                     haast op gebaseerd is terwijl de commissie in november advies moet uitbrengen over
                     de opgeleverde voorstellen en de werkopdracht voor het vervolg. Ook vragen zij of
                     het voorwerk van SLO wel conform de juiste volgorde is.
                  
Tevens vragen de voornoemde leden op basis van welke criteria de curriculumcommissie
                     is samengesteld en waarom er niet gekozen is voor vakdidactici noch dat er een vertegenwoordiging
                     van de verschillende schoolniveaus en schoolsoorten is binnen de curriculumcommissie.
                  
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
                  instelling van de wetenschappelijke curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening
                  in het funderend onderwijs en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
               
Instelling commissie
De leden van de D66-fractie zijn blij met de instelling van de wetenschappelijke curriculumcommissie
                  die onafhankelijk advies zal geven over de vernieuwing van het curriculum voor het
                  primair en voortgezet onderwijs. Deze leden constateren dat het proces van de SLO
                  doet voorkomen alsof het project rond curriculum.nu onverminderd doorgaat, met ontwikkelteams
                  en bijeenkomsten, terwijl de Kamer om een andere wending heeft verzocht. De voornoemde
                  leden vragen de Minister de term Curriculum.nu te verlaten. Voorts willen deze leden
                  dat de Kamer eerst het eindadvies van de wetenschappelijke curriculumcommissie beoordeelt
                  voordat het SLO aan de slag gaat. Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.
               
De leden van de D66-fractie constateren dat er geen vakdeskundigheid in de commissie
                  zit. Deze leden vragen de Minister of vakverenigingen de wetenschappelijke commissie
                  van gevraagd en ongevraagd advies kunnen voorzien, zodat hun kennis en expertise kan
                  worden ingezet bij het algehele advies.
               
De leden van de D66-fractie zien een zeer strakke tijdsplanning voor de wetenschappelijke
                  commissie. Gezien de bijzondere omstandigheden rond het COVID-19 virus, willen deze
                  leden de wetenschappelijke commissie de ruimte geven om zorgvuldig te werk te gaan
                  zodat zij een weloverwogen advies uit kunnen brengen. Graag ontvangen zij een reactie
                  van de Minister.
               
Basisvaardigheden
De leden van de D66-fractie hebben het kabinet eerder via aangenomen moties verzocht
                     eerste en hoogste prioriteit te geven aan bepaalde basiskennis en vaardigheden, gezien
                     de afnemende kansengelijkheid en het dalende niveau op met name taal, rekenen en burgerschap.
                     Deze leden zijn blij dat dit als nadrukkelijke opdracht aan de wetenschappelijke commissie
                     is meegegeven. De leden zijn van mening dat er al vooruitgang kan worden geboekt zonder
                     het curriculum te wijzigen. Deze lezen vragen wat er in de tussentijd kan worden gedaan
                     aan het versterken van deze basisvaardigheden in het funderend onderwijs. De Kamer
                     heeft recentelijk een rondetafelgesprek gehad over leesvaardigheid2 waaruit bleek dat curriculumherziening niet de oplossingsrichting blijkt te zijn.
                     Graag ontvangen zij een reactie van de Minister wat er verder kan gebeuren om de lees-
                     en rekenvaardigheden te verbeteren.
                  
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister benoemt dat het SLO een opdracht
                     heeft gekregen om tot een werkwijze voor de actualisering van de examenprogramma’s
                     van Nederlands, vreemde talen, wiskunde, het bètacurriculum in het vmbo3 en burgerschap te komen en de Kamer hierover in de eerste helft van 2021 te informeren.
                     Deze leden zijn van mening dat bij het eindexamenprogramma Nederlands en moderne vreemde
                     talen de vakgroep en het SLO sneller aan de slag kunnen met het wijzigen van het examenprogramma.
                     Deze leden constateren dat de vakgroep Nederlands en moderne vreemde talen al sinds
                     2013 vragen om een herziening. De voornoemde leden vragen de Minister de betrokkenheid
                     van de vakgroep Nederlands en moderne vreemde talen te garanderen en per direct aan
                     de slag te gaan met de herziening van het eindexamen Nederlands en moderne vreemde
                     talen.
                  
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen aan de Minister over de
                     voortgang van het traject rondom de curriculumherziening. De voornoemde leden vragen
                     in hoeverre het onderwijsveld en leraren op dit moment voldoende tijd en ruimte hebben
                     om zich met dit traject bezig te houden. Bovenop het al bestaande lerarentekort is
                     nu de coronacrisis gekomen, met alle uitdagingen rondom thuiszittende leraren en tekorten
                     hierdoor, fysiek en afstandsonderwijs geven en het in de gaten houden van eventuele
                     achterstanden bij kinderen. Is de Minister van mening dat dit het juiste moment is
                     om leraren te werven om aan de slag te gaan met de kerndoelen? Kunnen we deze leraren
                     missen? Staat hun hoofd ernaar? De voornoemde leden vragen in hoeverre de Minister
                     hierover overlegd heeft met het onderwijsveld en wat de signalen zijn die hij hoort.
                     Kan de Minister voldoende betrokkenheid garanderen en is het wel realistisch op dit
                     moment, zo vragen de eerder genoemde leden.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook waarom er gekozen is om het SLO alvast
                     voorwerk te laten doen, terwijl de curriculumcommissie nog naar de opgeleverde voorstellen
                     moet kijken en daarover advies moet uitbrengen. Die volgorde lijkt wat onlogisch,
                     bestaat hierbij niet het risico dat onnodig werk wordt verricht en dingen twee keer
                     gedaan moeten worden? Met alle vertraging die het traject nu toch al oploopt door
                     de coronacrisis en de huidige uitdagingen in het onderwijs, had dit toch ook na het
                     advies van de commissie gekund, zo vragen voornoemde leden. De leden vragen ook of
                     de Minister iets uitgebreider kan toelichten op basis van welke criteria de curriculumcommissie
                     is samengesteld. Waarom is er bijvoorbeeld gekozen voor generalisten en geen vakdidactici?
                     Graag ontvangen zij een toelichting hierop.
                  
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de instelling van
                  de wetenschappelijke curriculumcommissie ten behoeve van de curriculumherziening in
                  het funderend onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
               
De leden van de SP-fractie merken op dat de wetenschappelijke curriculumcommissie
                  niet voornamelijk bestaat uit vakinhoudelijke deskundigen, terwijl de motie van de
                  leden Rog en Van Meenen4 onder andere vroeg om de opbrengsten van de ontwikkelteams technisch en inhoudelijk
                  op bruikbaarheid te boordelen. Tevens is er geen sprake van vertegenwoordiging van
                  de verschillende schoolniveaus en schoolsoorten, zoals ook de AOb5 aangeeft in haar brief aan de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.6 Kan de Minister toelichten waarom er voor deze specifieke samenstelling van de commissie
                  is gekozen? Wat waren de criteria waarop deze commissie is samengesteld? Hoe kan deze
                  commissie goed uitvoering geven aan de motie van de leden Rog en Van Meenen7 als er geen sprake is van vakinhoudelijke deskundigen en vakdidactici voor de meeste
                  vakken en maar slechts één persoon in de commissie expert is op het gebied van curriculumontwerp?
                  En waarom gaan de vakexperts pas na oplevering van het advies van deze commissie aan
                  de slag met het maken van de kerndoelen, zo vragen de voornoemde leden.
               
De leden van de SP-fractie vragen de Minister tevens om te reageren op de zorgen over
                  de gehaaste planning, zoals de AOb aankaart in haar brief.8 Er worden al allerlei stappen genomen en voorbereidingen getroffen, terwijl de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie haar advies nog niet heeft uitgebracht. Zij vragen waarom de Minister
                  zo gehaast is en of dit volgens de Minister het proces ten goede komt.
               
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de onderhavige brief.
De leden constateren dat de Minister grote haast maakt. Terwijl de commissie in november
                     advies moet uitbrengen over de opgeleverde voorstellen en de werkopdracht voor het
                     vervolg, is het SLO al gevraagd om op een aantal terreinen voorwerk te verrichten.
                     Ook moeten er teams van vakexperts en leraren klaarstaan die – nadat de commissie
                     haar eerste advies heeft uitgebracht – aan de slag gaan met het maken van kerndoelen. Tevens heeft hij initiatief genomen tot een «pre-implementatietraject». Welke overwegingen liggen ten grondslag aan deze volgorde? Beïnvloedt
                     deze inrichting van het proces het advies van de commissie niet te veel? Hoe verhoudt
                     deze haast zich tot de realiteit waar scholen zich nu in bevinden, zowel waar het
                     de werkdruk, het lerarentekort als de bijzondere omstandigheden die de Covid-crisis
                     met zich meebrengt, betreft? En hoe verhoudt dit alles zich tot de aangenomen motie
                     van de leden Westerveld en Van den Hul, die verzocht om te zorgen dat leraren en scholen
                     bij het ontwikkelen van nieuwe kerndoelen en eindtermen stevig betrokken blijven,
                     en daarvoor de benodigde ondersteuning en middelen beschikbaar te stellen9, zo vragen de voornoemde leden.
                  
Vakverenigingen verenigd in de FvOv10 en het Platform VVVO11, wijzen erop dat in de commissie geen wetenschappers vanuit een vakspecifieke hoek
                     zitting hebben, maar leden zijn gekozen op hun brede onderwijskundige kennis en ervaring.
                     De leden van de PvdA-fractie vragen welke overwegingen ten grondslag liggen aan het
                     gemis aan expertise in de commissie op het gebied van de verschillende vakinhouden
                     en vakperspectieven en het leren door en onderwijzen daarvan aan leerlingen, mede
                     in het licht van de opdrachtomschrijving, die vermeldt dat de commissie moet adviseren
                     over de technische en inhoudelijke bruikbaarheid van de voorstellen van Curriculum.nu.
                     Zal de leraar nog wel centraal blijven staan bij de curriculumherziening? Of gaat
                     de wetenschappelijke curriculumcommissie het tevoren verzette werk van de ontwikkelteams
                     overdoen? In hoeverre blijven de doorlopende leerlijnen van het basisonderwijs naar
                     de onderbouw van het voortgezet onderwijs en van de onderbouw naar de bovenbouw van
                     het voortgezet onderwijs gewaarborgd binnen de plannen voor de curriculumherziening?
                     Is de Minister van mening dat het perspectief van het vmbo in de huidige samenstelling
                     voldoende is geborgd? Zo ja, waarop baseert hij dan zijn oordeel?
                  
Op welke wijze(n) waarborgt de Minister de uitvoering van de aangenomen motie van
                     het lid Van den Hul over slavernij/migratiegeschiedenis in het curriculum12?
                  
Hoe borgt de Minister ook in het vervolgtraject de betrokkenheid van scholieren, zo
                     vragen de voornoemde leden.
                  
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de instelling
                  van de commissie en de inspanning voor de voortzetting van het traject. Zij hebben
                  behoefte aan verduidelijking.
               
Bij de leden van de SGP-fractie is onduidelijkheid ontstaan over de werkwijze voor
                  de uitwerking van de kerndoelen. Op basis van de brieven hadden zij begrepen dat er
                  niet opnieuw een vergelijkbare aanpak als met de ontwikkelteams zou komen, maar op
                  basis van de voorlichting van de websites van SLO en Curriculum.nu merken zij dat
                  opnieuw al een vergelijkbaar wervingstraject is ingezet om te komen tot kerndoelenteams.
                  Deze leden vragen een toelichting op de gang van zaken en vragen of het wenselijk
                  is dat deze voorbereidingen al van start gaan voordat de werkopdracht is vastgesteld.
                  Eveneens vragen zij waarom bij voorbaat op eenzelfde wijze gekozen wordt voor kerndoelenteams
                  voor alle leergebieden en waarom niet veel meer gekozen wordt voor een gerichte maatwerkbenadering
                  die past bij een specifiek leergebied of vak.
               
De leden van de SGP-fractie hebben de indruk dat de planning voor de commissie erg
                  krap is om te komen tot een gedegen beoordeling van de bruikbaarheid van de producten
                  van de ontwikkelteams. Hoe wordt voorkomen dat juist in de fase waarin de grondslagen
                  worden gelegd door te hoge tijdsdruk constructiefouten ontstaan?
               
De leden van de SGP-fractie vragen waarom in artikel 3, onderdeel d, van het instellingsbesluit
                     juist de recentere beleidsinzet op kansengelijkheid is opgenomen, terwijl de oorspronkelijke
                     doelstellingen van het verbeteren van de doorlopende lijn en verbetering van de samenhang
                     zijn weggelaten. Kan de Minister verhelderen wat precies de doelen zijn waar de commissie
                     op moet toetsen?
                  
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag meer toelichting op de procedure inzake
                     de werkopdracht aan SLO. Deze leden lezen dat SLO zelf al aan het werk is gegaan om
                     een conceptwerkopdracht te formuleren. In hoeverre ligt het voor de hand ook de verantwoordelijkheid
                     voor de inhoud van de werkopdracht zo vergaand bij SLO neer te leggen, zo vragen zij.
                     Deze leden vragen eveneens of de werkopdrachten voor de curriculumherziening voor
                     vaststelling steeds voorafgaand aan de Kamer worden voorgelegd.
                  
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.