Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen de leden Bromet en Kröger over het bericht ‘Provincie Noord-Brabant: wie een weg wil aanleggen, mag nu de stikstof van een boer kopen’
Vragen van de leden Bromet en Kröger (beiden GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Provincie Noord-Brabant: wie een weg wil aanleggen, mag nu de stikstof van een boer kopen» (ingezonden 11 september 2020).
Mededeling van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen
29 september 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Provincie Noord-Brabant: wie een weg wil aanleggen,
mag nu de stikstof van een boer kopen»?1
Vraag 2
Wat is uw oordeel over het feit dat de provinciebesturen van Noord-Brabant en Zeeland
hebben besloten dat bedrijven en overheden vanaf volgende week stikstofruimte kunnen
overkopen van stoppende veehouders?
Vraag 3
Hoe staat deze ontwikkeling in verhouding tot uw uitspraak in het debat op 18 juni
2020: «Extern salderen voor de veehouderij staat nog niet open»? Hoe is het proces
richting het besluit om extern salderen voor de veehouderij open te stellen verlopen?
Vraag 4
Klopt het bericht van het Interprovinciaal Overleg (IPO) dat meerdere provincies het
extern salderen met veehouderijen mogelijk zullen maken? Zo ja, om welke provincies
gaat dit precies en wanneer wordt het per provincie opengesteld?2
Vraag 5
Klopt het dat extern salderen voor de veehouderij in Limburg al langere tijd opengesteld
was? Zo ja, was dat conform de afspraken en hebben daar al transacties plaatsgevonden?
Vraag 6
Gaat u zelf ook gebruikmaken van het systeem van extern salderen bij Rijksprojecten,
zoals wordt vermeld in het bericht van het IPO?
Vraag 7
Deelt u de analyse dat extern salderen met een percentage van 30% te weinig oplevert,
aangezien er in vergunningen ook veel onbenutte, latente stikstofruimte zit? Zo nee,
waarom niet? Welke waarborgen worden genomen om te voorkomen dat er in hoofdzaak enkel
latente ruimte wordt ingezet bij het extern salderen?
Vraag 8
In hoeverre is het kabinet voornemens om het advies van de commissie-Remkes op te
volgen om een emissiereductie van 50% binnen tien jaar te realiseren? Heeft de 50%-doelstelling
nog gevolgen voor de beleidsregels voor extern salderen, waarbij slechts 30% van de
vrijkomende depositieruimte aan de natuur wordt gegund?
Vraag 9
Klopt het dat het extern salderen, waarbij 30% aan de natuur ten goede komt, enkel
betrekking heeft op nieuwe initiatieven en niet op bestaande activiteiten? Zo ja,
betekent dit dat de opgave voor emissiereductie van bestaande activiteiten onverminderd
overeind blijft indien enkel 30% emissiereductie wordt nagestreefd?
Vraag 10
Kunt u toelichten hoe het verleasen van stikstofruimte werkt en of de verleasde stikstofruimte
afgeroomd wordt na de leaseperiode? Zo nee, leidt het verleasen van stikstofruimte
dan niet de facto tot een stijging van de stikstofemissie wanneer ongebruikte ruimte
tijdelijk wordt ingezet?
Vraag 11
Deelt u de vrees van zowel de agrarische sector als natuurorganisaties dat kapitaalkrachtige
partijen de stikstofruimte van veehouderijen zullen opkopen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Kunt u reflecteren op uw uitspraken tijdens het debat op 12 maart 2020 waarin u stelde
dat u in gesprek was met provincies over hoe zij om zouden gaan met het extern salderen
van veehouderijbedrijven? Zei u toen niet dat het van belang was om daar grip op te
houden?
Vraag 13
Hoe kijkt u nu terug op de gesprekken die u heeft gevoerd met de provincies? Bent
u van mening dat er in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland nog steeds
grip kan worden gehouden op het extern salderen van veehouderijen? Zo ja, kunt u toelichten
waarom?
Vraag 14
Welke maatregelen neemt u om provincies te ondersteunen? Komt er bijvoorbeeld een
uniform stikstofregistratiesysteem voor alle provincies? Zo nee, hoe gaat u de handel
in emissierechten tussen provincies (en daarmee de stikstofemissie en -depositie)
bijhouden?
Vraag 15
Kunt u toelichten of er voldoende overheidssturing en -ondersteuning is om te voorkomen
dat de stikstofruimte wordt opgekocht door kapitaalkrachtige partijen?
Vraag 16
Deelt u de mening dat de beperkte stikstofruimte die vrijkomt dient te worden gebruikt
voor zaken met het grootste maatschappelijke rendement? Zo nee, waarom niet?
Vraag 17
Komt er ook voldoende overheidssturing en -ondersteuning om ervoor te zorgen dat de
stikstofruimte die vrijkomt wordt ingezet voor maatschappelijke doelen, zoals de woningbouw?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 18
Gaat u zich houden aan de aangenomen motie van het lid Moorlag (Kamerstuk 35 334, nr. 9) om voorrang te verlenen aan de woningbouw bij de vrijgekomen stikstofruimte? Zo
ja, welke instrumenten gaat u inzetten om sturing te geven aan het uitgeven van stikstofruimte?
Vraag 19
Waarom vindt extern salderen nu plaats op basis van een rekensysteem voor stikstof,
standaardrekenmethode 2 (SRM2), waarvan de commissie-Hordijk stelt dat er geen basis
is om de stikstofdepositie van wegverkeer te beperken tot een afkapgrens van slechts
vijf kilometer van de weg?3
Vraag 20
Wordt het extern salderen ook voor wegprojecten ingezet?
Vraag 21
Klopt het dat de rekengrens van SRM2 op vijf kilometer ertoe leidt dat ook binnen
een afstand van vijf kilometer tot de weg de deposities worden onderschat?
Vraag 22
Klopt het dat de commissie-Hordijk heeft aangegeven dat het alternatieve rekensysteem
Operationele Prioritaire Stoffen (OPS)-model doelgeschikt is en fit-for-purpose en
dat dit dus niet voor SRM2 kan gelden, omdat daarvoor het grootste gedeelte van de
deposities op grotere afstanden plaatsvinden en SRM2 hiermee geen rekening houdt?
Zo ja, waarom gebruikt u dan niet het OPS-model voor wegverkeer?
Vraag 23
In hoeverre heeft uw ministerie in overleg met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) overwogen om net als voor alle andere sectoren ook voor het wegverkeer
OPS toe te passen en welke overwegingen zijn zo zwaarwegend geweest om SRM2 te gebruiken?
Vraag 24
Waarom is het OPS-model wel geschikt voor de scheepvaart, de luchtvaart en het railverkeer,
maar niet voor het wegverkeer?
Vraag 25
Wat zijn de implicaties voor wegprojecten die al zijn vergund met een SRM2-berekening,
nu de commissie-Hordijk heeft geconcludeerd dat het systeem niet verdedigbaar is?
Vraag 26
Wat zijn de implicaties van projecten die met SRM2 zijn berekend en die na de uitspraak
van de Raad van State na 29 mei 2019 nog in procedure zijn, nu is gebleken dat SRM2
als niet geschikt voor het berekenen van stikstofdeposities moet worden aangemerkt?
Vraag 27
Bent u van mening dat de adviescolleges – aangesteld door het kabinet zelf – serieus
moeten worden genomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom gebruikt u de adviezen niet?
Vraag 28
Wanneer verwacht u met een reactie op het advies van de commissie-Hordijk te komen
en gaat u daarbij aangeven welke veranderingen er in AERIUS worden doorgevoerd voordat
deze software verschijnt?
Vraag 29
Wat zijn de mogelijke implicaties van het advies van de commissie-Hordijk voor de
projecten die nu middels extern salderen mogelijk worden gemaakt?
Vraag 30
Gaat het kabinet zelf ook gebruikmaken van het systeem van extern salderen bij wegprojecten
en maakt het daarbij gebruik van de afkapgrens van vijf kilometer?
Vraag 31
Deelt u de mening dat er duidelijkheid moet bestaan over hoe met de tekortkomingen
van SRM2 moet worden omgegaan voordat extern salderen wordt ingezet voor projecten
met wegemissies?
Mededeling
Op 11 september jongstleden hebben de leden Bromet en Kröger (beiden GroenLinks) aan
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vragen gesteld over het bericht
«Provincie Noord-Brabant: wie een weg wil aanleggen, mag nu de stikstof van een boer
kopen». Vanwege de benodigde interdepartementale afstemming betreffende de beantwoording
kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord
worden.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.