Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de mogelijke rechtsbasis van sancties tegen Wit-Rusland
Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken over de mogelijke rechtsbasis van sancties tegen Wit-Rusland (ingezonden 28 september 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister-President
(ontvangen 29 september 2020).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u in het debat over de Europese Top op 23 september 2020 zei:
«Voor Nederland zelf geldt dan nog eens een keer dat wij ook wettelijk een probleem
hebben, omdat wij op dit moment het wettelijk kader ontberen om sanctiebesluiten te
nemen zonder een rechtsbasis die gelegen is in het recht van de Europese Unie of de
Verenigde Naties. Alleen nationale terrorismesancties zijn daarvan uitgezonderd»?
(Handelingen van 23 september 2020, ongecorrigeerd verslag).
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de tekst van de Sanctiewet 1977 (artikel 2, eerste lid) luidt: «Ter
voldoening aan verdragen, besluiten of aanbevelingen van organen van volkenrechtelijke
organisaties, dan wel aan internationale afspraken, met betrekking tot de handhaving
of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de
internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, kunnen bij algemene
maatregel van bestuur ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde onderwerpen
regels worden vastgesteld»?
Antwoord 2
Ja, dat klopt.
Vraag 3
Klopt het dus dat een internationale intergouvernementele afspraak tussen bijvoorbeeld
20 of 26 EU-landen een voldoende rechtsbasis is om een algemene maatregel van bestuur
vast te stellen met sancties tegen Wit-Rusland of individuen uit Wit-Rusland?
Antwoord 3
Een intergouvernementele afspraak zou voldoende rechtsbasis kunnen zijn om een algemene
maatregel van bestuur vast te stellen met sancties tegen Wit-Rusland of individuen
uit Wit-Rusland.
De beantwoording van de regering waar naar verwezen wordt in vraag 1 was gebaseerd
op de mogelijkheden binnen het bestaande internationale en nationale instrumentarium.
De totstandkoming van een dergelijke intergouvernementele afspraak alsmede de implementatie
daarvan in alle betrokken landen zal onvermijdelijk aanzienlijke tijd vergen. Voor
effectieve sanctiemaatregelen is het immers essentieel dat een dergelijke groep van
landen de te nemen sancties adequaat vastlegt en tot gezamenlijke regels komt over
hoe de sancties geïmplementeerd en gehandhaafd dienen te worden, omdat bestaande EU-
en VN-raamwerken niet van toepassing zijn. De facto gaat het in dit geval om ontwikkeling
van nieuw instrumentarium. Ook geldt dat de procedure voor de vaststelling van een
algemene maatregel van bestuur onvermijdelijk meer tijd in beslag zal nemen dan de
relatief eenvoudige procedure voor de implementatie van EU-regelgeving per ministeriële
regeling.
Tot slot mag een dergelijke intergouvernementele afspraak het beleid van de EU niet
doorkruisen. De onderhandelingen over de aanvullende sancties tegen Wit-Rusland lopen
op het moment nog in de Raad en zolang dat het geval is dient Nederland zich op grond
van artikel 24 lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te onthouden van
optreden dat afbreuk zou kunnen doen aan de doeltreffendheid van het internationale
optreden van de Unie.
Vraag 4
Kunt u precies aangeven wat de definitie is van «internationale afspraken» die onder
artikel 2 van de Sanctiewet 1977 vallen?
Antwoord 4
Sinds de totstandkoming van de Sanctiewet 1977 zijn sancties ingesteld door de VN
en EU (en voorlopers daarvan) de voornaamste bron van sancties. Bij de totstandkoming
van de Sanctiewet 1977 is echter rekening gehouden met verschillende vormen van besluitvorming
in het internationale verkeer. Het begrip «internationale afspraken» genoemd in artikel
2 van de Sanctiewet 1977, kan derhalve ruim worden opgevat. Zodra een internationale
afspraak gericht op «handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid
of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme»
tot stand is gekomen, kan een aanvang worden gemaakt met de procedure voor de totstandkoming
van een algemene maatregel van bestuur.
Vraag 5
Kunt u deze vragen voor dinsdagavond 29 september 2020 beantwoorden, zodat de beantwoording
kan dienen als input voor het plenaire debat en moties op woensdag 30 september 2020?
Antwoord 5
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.