Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake voortgang Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
33 104 Studentenhuisvesting
Nr. 25 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 september 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 23 juni 2020 over voortgang Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (Kamerstuk
33 104, nr. 24).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 juli 2020 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 29 september 2020 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Voortgang Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting.
Zij hebben hierbij meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de leegstand bij studentenhuisvesters toe neemt.
Ook lezen deze leden dat verwacht wordt dat er minder internationale studenten naar
Nederland komen volgend jaar. De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke gevolgen
dit heeft voor studentenhuisvesters en of zij hierdoor in financiële problemen komen.
Kan dit ertoe leiden dat studentenhuisvesters zullen stoppen met het huisvesten van
studenten? Daarbij merken deze leden op dat zij dat een onwenselijke ontwikkeling
zouden vinden, omdat naar alle waarschijnlijkheid de verminderde vraag naar studentenhuisvesting
tijdelijk is en er hierdoor later een tekort zal ontstaan. De leden van de VVD-fractie
willen weten of de Minister studentenhuisvesters zal gaan compenseren.
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de plannen van de verschillende steden
met betrekking tot de tekorten en ambities voor de bouw van nieuwe studentenhuisvesting.
Deze leden lezen in deze voortang echter niks terug over de rol van flexwoningen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoeveel plannen er zijn om flexwoningen
te plaatsen om daarmee studenten te huisvesten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de voortgang Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de verschillende studentensteden in 2019
bijna 8.000 nieuwe woningen voor studenten zijn gerealiseerd. Graag zien zij een uitsplitsing
naar typen (internationaal, universitair en HBO). Tevens vernemen zij graag welke
rol de onderwijsinstellingen spelen bij de huisvesting van internationale studenten.
De leden van de CDA-fractie delen de visie dat de effecten van de coronacrisis zijn
uitwerking zullen hebben op de huisvesting van studenten. Tevens menen zij dat de
coronacrisis niet tot aanpassing van de bouwambities zou moeten leiden en dat we juist
in deze tijd de bouwproductie op gang moeten houden.
De leden van de CDA-fractie menen dat het percentage harde plannen op 130% gesteld
zou moeten worden. Planuitval, zelfs bij harde plannen, komt immers veel voor. Graag
vernemen zij de visie van de Minister daarop.
De leden van de CDA-fractie constateren dat gemeentelijke regels die verkamering van
woningen tegen gaan als paddenstoelen uit de grond schieten. Graag vernemen deze leden
wat de visie van de Minister is op deze rem op verdere aanwas van studentenkamers.
Ook vernemen zij graag wat de cijfermatige gevolgen zijn van dergelijke regels en
of deze stops op verkamering een effect hebben op het tekort aan studentenwoningen.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de doorstroom van studenten zodra de
studie is afgerond. Neemt het aantal beschikbare kamers daardoor voldoende af, zo
vragen zij.
De leden van de CDA-fractie zien dat het aantal traditionele studentenhuizen (woningen
waar uitsluitend meerdere studenten een woongemeenschap vormen) afneemt. Bovendien
is de werking van de Huurtoeslag dermate dat dat de realisatie van zelfstandige studentenwoningen
stimuleert. Graag vernemen deze leden de visie op het langzaam verdwijnen van studentenhuizen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de voortgang Landelijk Actieplan
Studentenhuisvesting. Zij hebben nog enkele vragen die zij aan de regering voor willen
leggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat sommige studenten mogelijk onder druk komen
te staan hun huur te betalen als gevolg van de coronacrisis. Deze leden vragen of
er inzicht bestaat in het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid
tot tijdelijke huurverlaging en het verlengen van tijdelijke contracten?
De leden van de D66-fractie lezen dat onderwijsinstellingen de kosten betalen voor
vertrokken (internationale) studenten om de voorraad op peil te houden. Deze leden
vragen of er inzicht verschaft kan worden in de omvang van dit aantal kamers en welke
kosten daarmee gemoeid zijn.
De leden van de D66-fractie constateren dat enkele steden, waaronder Arnhem en Zwolle,
momenteel een ambitie hebben van 0 studentenwoningen. Deze leden vragen hoe deze ambitie
zich verhoudt tot de instroom van studenten en de bijbehorende vraag naar woningen?
Deze leden vragen daarnaast wat de Minister kan doen om te voorkomen dat studenten
in deze maar ook de overige steden door tekorten met hoge huurprijzen worden geconfronteerd?
De leden van de D66-fractie constateren dat nog niet in iedere stad een vertegenwoordiging
van studenten betrokken is bij het opstellen van plannen rondom de huisvesting van
studenten. Deze leden vragen de Minister in hoeverre dit wenselijk wordt geacht en
hoe er voor wordt gezorgd dat in alle steden studenten betrokken worden bij hun huisvestingsvraag?
De leden van de D66-fractie lezen dat er gevallen bekend zijn waarin woonruimten alleen
voor Nederlandse studenten worden aangeboden. Deze leden vragen in hoeverre ook deze
gevallen worden meegenomen in de pilot «mysterycalls» en de actieve meldplicht op
de woningmarkt om dergelijke gevallen tegen te gaan?
De leden van de D66-fractie constateren dat er op enkele locaties in Nederland, waaronder
Amsterdam, wordt voorzien in betaalbare woonvoorzieningen voor studenten met de inzet
van flexwoningen. Deze leden vragen de Minister of het breder inzetten van flexwoningen
een bijdrage kan leveren aan het op peil houden van aanbod studentenwoningen?
De leden van de D66-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is van het breder
opzetten van de pilots rondom het Groningse model, waarmee malafide verhuurders kunnen
worden geweerd, ook in de studentenhuisvesting? Daarnaast vragen zij of er tussen
steden inmiddels best practises zijn uitgewisseld rondom het tegengaan van malafide verhuurders en ontvangen zij
indien mogelijk om een overzicht hiervan.
De leden van de D66-fractie constateren dat er in enkele steden restricties worden
opgelegd ten aanzien van het splitsen van woningen (ten behoeve van studentenhuisvesting).
Deze leden vragen in hoeverre er inzicht is hoeveel studentenwoningen hierdoor potentieel
niet gerealiseerd zijn?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief over het landelijk actieplan
studentenhuisvesting. Deze leden hebben over de voortgangsrapportage een aantal vragen
en zij willen tevens graag een aantal zorgen met de Minister delen.
Om te beginnen missen de leden van de fractie van GroenLinks in de voortgangsbrief
helaas concrete aandacht voor de betaalbaarheid van studentenhuisvesting. Waarom wordt
er in de voortgangsbrief geen specifieke aandacht besteed aan betaalbaarheid? De leden
van de fractie van GroenLinks begrijpen dat veel nieuw op te leveren studentenwoningen
in het duurdere segment vallen. Twee voorbeelden die dit naar het oordeel van de aan
het woord zijnde leden illustreren zijn bijvoorbeeld Campus030 in Utrecht. Het in
2019 opgeleverde complex heeft, voor een kamer van 23 vierkante meter, nu een huur
van 960 euro per maand inclusief servicekosten. Een andere voorbeeld is het aanbod
van huisvesters als Xior, waar soortgelijke studio’s ook voor € 800,– per maand verhuurd
worden. Vindt de Minister dit wenselijke prijzen? Kan de Minister cijfermatig nader
ingaan op de huurprijs van de nieuw opgeleverde en nog op te leveren studentenwoningen?
Graag ontvangen deze leden een overzicht van de opgeleverde woningen en de nog op
te leveren woningen in prijscategorieën.
De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag van de Minister haar inzet vernemen
ten aanzien van de betaalbaarheid. Is de Minister bereid om meer te doen om de betaalbaarheid
van studentenhuisvesting te garanderen? Zo ja, wat? Zo nee, waarom niet?
De aan het woord zijnde leden begrijpen dat op dit moment veel kleine studio’s worden
gebouwd om de huur te maximeren. Is de Minister het eens dat de bouw van vooral studio’s
waarvoor huurtoeslag aangevraagd moet worden om de huur minder drukkend te maken niet
de gewenste oplossing is om het tekort te verminderen? Zo nee, waarom niet? En zo
ja, wat is de Minister bereid hieraan te doen? Tot slot met betrekking tot de betaalbaarheid
hebben deze leden nog een vraag n.a.v. de afspraken die de Minister met verhuurders
heeft gemaakt over maatwerk in tijden van corona. De Minister verwijst vaak naar deze
afspraken. Een gedeelte van de verhuurders – ook die van studentenwoningen – is echter
helemaal niet aangesloten bij een van de partijen waarmee de Minister afspraken heeft
gemaakt. Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat ook studenten die bij een verhuurder
die niet is aangesloten bij IVBN, Vastgoed belang en geen sociale verhuurder is fatsoenlijk
behandeld worden als zij door corona in de financiële problemen komen en de huur niet
meer kunnen betalen? Graag ontvangen deze leden een concreet antwoord op deze vraag.
In de voortgangsbrief spreekt de Minister erover dat de vinger aan de pols gehouden
wordt over de te verwachten studentenaantallen i.v.m. corona. Uit onderzoek van Nuffic
blijkt dat een aanzienlijk deel van de internationale studenten in Nederland zou willen
studeren zodra dat weer kan. Daarnaast meldt de Minister een toename in de aanmeldcijfers
van Nederlandse studenten. Dit wordt ondersteund door prognoses van de VU die ook
minder uitstroom van Nederlandse studenten laten zien door versoepelde BSA-maatregelen.
Hierover hebben de leden van de fractie van GroenLinks enkele specifieke vragen: Hoe
groot schat de Minister de kans dat, als er in januari weer normaal gereisd zou kunnen
worden, er door de hogere aantallen Nederlandse studenten en de hernieuwde instroom
van internationale studenten een stijging van de studentenaantallen is ten opzichte
van andere jaren? Indien de Minister rekening houdt met dit scenario, wat voor soort
maatregelen denkt zij te treffen om de huisvesting van deze studenten in goede banen
te leiden?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat gemeenten grote moeite hebben
om de tekorten aan studentenwoningen in te lopen; het huidige tekort is ruim 40.000
eenheden. Volgens de voortgangsbrief van de Minister blijft het tekort vooral in steden
als Delft en Amsterdam onverminderd groot. Is de Minister bereid om deze studentensteden
meer te ondersteunen bij de bouw van studentenwoningen? Zo ja, hoe gaat zij dat doen?
Zo nee, waarom niet? Kan de Minister, zo vragen de aan het woord zijnde leden, aangeven
hoe zij concreet van plan is om het uit de cijfers blijkende blijvende tekort aan
studentenwoningen in te lopen? En ziet zij in bijvoorbeeld gerichte subsidieverstrekking
of andere financieringsvormen een mogelijkheid om studentenwoonprojecten van de grond
te krijgen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister ten aanzien van de cijfers nog aangeven
waarom diverse cijfers in de aan de brief toegevoegde tabel nog leeg zijn of op 0
staan? Worden deze cijfers nog nader aangevuld, of is er een specifieke reden waarom
deze cijfers niet in de tabel zijn opgenomen?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen in de voortgangsbrief dat de betrokkenheid
van studenten vaak nog op initiatief van studenten zelf moet gebeuren. Deelt de Minister
de mening dat de betrokkenheid van studenten bij hun huisvesting van belang is? Zo
ja, welke stappen gaat de Minister ondernemen om die betrokkenheid te verbeteren?
In de brief schrijft de Minister dat zij in wil zetten op goed verhuurderschap. Dat
klinkt positief, maar wat betekent dit concreet, zo vragen de leden van de fractie
van GroenLinks? Deze leden vinden het belangrijk dat hierover scherpe doelstellingen
worden geformuleerd. Kan de Minister – mede in het licht van de levende zorgen over
discriminatie op onder andere de woningmarkt nader ingaan op discriminatie van studenten
op de woningmarkt? Wat is hierover concreet bekend en wat wordt er concreet gedaan
om dit tegen te gaan? Hoe staat het met de pilot van de verhuurvergunningen in Groningen?
Ziet de Minister mogelijkheden om ook andere steden hier snel mee te laten werken?
Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? De Minister schrijft dat zij met een
aanvullende wettelijke grondslag komt om malafide verhuurders aan te pakken. Wanneer
komt zij hiermee en wat gaat dit voorstel inhouden? Tot slot zijn de leden van de
fractie van GroenLinks benieuwd naar de actuele stand van zaken bij de Huurcommissie.
Hoeveel wachtende zaken zijn daar op dit moment en hoeveel daarvan zijn van studenten?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van de brief van de regering over de voortgang
Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting.
De leden van de SP-fractie vragen of het bekend is hoeveel internationale studenten
zijn vertrokken als gevolg van de coronacrisis en welke financiële gevolgen dit heeft
voor studentenhuisvesters. Hoeveel minder internationale studenten zijn ingeschreven
voor komend semester? Kan dat inzichtelijk worden gemaakt in een tabel per studentenstad?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie wat het financiële gevolg is voor onderwijsinstellingen
die de kosten voor de leegstand (gedeeltelijk) op zich nemen. Wat is de totale omvang
van de leegstand in studentensteden en hoeveel van deze leegstand is geschikt om te
verbouwen naar studentenhuisvesting?
De leden van de SP-fractie vragen in dat kader of hier ook over gesproken is bij de
verschillende lokale overleggen en als dat niet het geval is of dit alsnog gaat gebeuren.
In welke steden zitten studenten nog niet structureel aan tafel tijdens overleg met
andere stakeholders? De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is om te verankeren
in wet- en regelgeving dat studenten een volwaardige plek krijgen tijdens lokaal overleg.
De leden van de SP-fractie vragen of een lokaal overleg over studentenhuisvesting
zonder de vertegenwoordiging van studenten niet ontoereikend is.
De leden van de SP-fractie vragen of het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) nog een verdere
rol spelen in het aanpakken van discriminatie van internationale studenten op de woningmarkt.
In hoeverre faciliteren de ministeries de ambities van Kences en de Landelijke Studentenvakbond
(LSVb) om deze discriminatie tegen te gaan, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel studenten als gevolg van de coronacrisis
moeite hebben met het betalen van hun maandelijkse huur. Hoe vaak hebben studenten
meetbaar te maken gehad met het betalen van een te hoge huurprijs? Wat is de gemiddelde
huurprijs voor een studentenwoning in de twintig grootste studentensteden? Kunnen
deze prijzen ook per vierkante meter worden weergeven? De leden van de SP-fractie
vragen of de gemiddelde huurprijs voor een studentenwoning en deze prijs per vierkante
meter in een tabel kunnen worden weergegeven. Welke landelijke verschillen zijn er
in de betaalbaarheid van studentenhuisvesting en kunnen deze verschillen inzichtelijk
worden gemaakt? De leden van de SP-fractie vragen op welke manieren een huurprijs
die boven het woningwaarderingsstelsel (WWS) valt, ontmoedigd wordt. Is er bereidheid
om het instrumentarium voor de handhaving van het WWS-puntensysteem uit te breiden
waar het vragen van een te hoge huur moet worden aangemerkt als een economisch delict?
Indien deze mogelijkheden worden onderzocht, worden hier ook krachten uit het veld
bij betrokken zoals de verschillende huurteams en de LSVb, zo vragen de leden van
de SP-fractie?
Wat is de impact van het leenstelsel op studenten die de keuze moeten maken om een
kamer te huren, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zijn er sinds de invoering van
het leenstelsel relatief meer of minder studenten op kamers gaan wonen? De leden van
de SP-fractie vragen of studenten meer zijn gaan lenen tijdens de coronacrisis en
voor welke compensatiemaatregelen zij in aanmerking komen vanwege verminderd woongenot,
wegvallen van colleges en hogere energiekosten.
De leden van de SP-fractie vragen welke resultaten de pilot in Groningen – waar een
vergunningsplicht voor kamerverhuur is ingevoerd – heeft opgeleverd en of deze positief
genoeg zijn om ook in andere steden te implementeren. De leden van de SP-fractie vragen
wanneer de aanvullende wettelijke grondslag die de aanpak van malafide verhuurders
moet versterken naar de kamer wordt gestuurd.
De leden van de ChristenUnie-fractie danken het kabinet voor de toegezonden voortgang Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting.
Zij stellen eerst enkele algemene vragen, waarna zij nog enkele specifieke punten
hebben in het licht van de coronacrisis.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden een betaalbare woning voor iedereen belangrijk.
Ook voor studenten, vaak met beperkte middelen en een snel oplopende schuldenlast
als gevolg van het leenstelsel, is dit van belang.
Allereerst vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de regering de voorgang
van het actieplan studentenhuisvesting beoordeelt en hoe eventuele voortzetting er
voor het kabinet uitziet?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat een aantal steden, met Amsterdam als
negatieve uitschieter, niet kunnen voldoen aan de gestelde ambities. Wat zijn de gevolgen
van dit achterblijven op de huisvesting van studenten? Zijn bij de cijfers ook de
woningen en ambities in omliggende gemeenten meegewogen, zoals de campus Uilenstede
in Amstelveen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich ervan bewust dat internationale studenten
belangrijk zijn voor academische uitwisseling en voor de financiering van hoger onderwijs.
Tegelijkertijd constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat in het buitenland
wordt geworven, ook als er een tekort is aan studentenwoningen. Welke verantwoordelijkheid
ziet het kabinet hier voor de onderwijsinstellingen om internationaliseringsbeleid
te koppelen aan huisvestingsbeleid?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn enthousiast over de versterking van de positie
van huurders die is aangekondigd met de brief «Betaalbaar wonen voor starters en mensen
met een middeninkomen». Zij zien hierin ook kansen voor een betere bescherming van
studenten die een onzelfstandige wooneenheid huren. Zal de transparantie aan huurders
over de totstandkoming van hun huurprijs ook voor bewoners van een onzelfstandige
wooneenheid gelden en gaat dit middels een verplichting gebeuren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat met de opkoopbescherming
een vergunningssystematiek wordt geïntroduceerd voor verhuurders. Ziet het kabinet
met de leden van de ChristenUnie-fractie dat dit een waardevolle toevoeging kan betekenen
voor de bescherming van de positie van huurders, in het bijzonder studenten?
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of, in lijn met de motie Dik-Faber,
alle gemeenten die in de tabel worden benoemd over een (regionaal) huurteam beschikken.
Indien dit niet het geval is, roepen genoemde leden het kabinet op in de afspraken
met deze steden ook nadrukkelijk de wens tot het oprichten van een huurteam op tafel
te leggen. Daarbij hoort ook genoeg capaciteit bij de huurcommissie, wat betreft de
leden van de ChristenUnie-fractie. Is die capaciteit momenteel afdoende? Wat zou voor
het kabinet een acceptabele wachttijd zijn, daarbij in ogenschouw nemend dat een langere
wachttijd de kans op escalatie van het conflict vergroot? Welke investering zou ervoor
nodig zijn om deze wachttijd tot het gewenste niveau terug te brengen? Is de Minister
hiertoe bereid? Verder vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de bekendheid
van de mogelijkheid van een gang naar de huurcommissie ook onder studenten verder
kan worden verbeterd.
De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen het enthousiasme over de maatregelen
die gemeenten Groningen en Leiden hebben genomen om goed verhuurderschap te bevorderen.
Tegelijkertijd heeft de aanpak van Leiden ook tot problemen geleid voor huurders die
huurden bij een verhuurder die daar geen toestemming voor had. Hoe kan het Rijk kaders
bieden zodat bij regulering ten gunste van de positie van huurders in het algemeen,
passende oplossingen worden gevonden voor huurders die door dergelijke regulering
juist uit hun huurwoning dreigen te moeten?
Ten aanzien van de coronacrisis lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat onderwijsinstellingen
woningen leeg willen houden voor internationale studenten. Kan de Minister een inschatting
geven van de hogere leegstandskosten die door het eerder vertrekken vanwege corona
worden veroorzaakt? Kan de Minister aangeven in welke mate de leegstandskosten de
financiën van de onderwijsinstellingen aantasten? Speelt er hierdoor een bekostigingsproblematiek?
Wat is de verwachte druk op het vinden van een woning het komend collegejaar? In hoeverre
zal die toenemen door meer aanmeldingen van binnenlandse studenten, minder studenten
die naar het buitenland vertrekken door hun studie en studievertraging als gevolg
van het coronavirus?
Zou juist in verband met deze, deels tijdelijke, verwachte toenemende druk enerzijds
en beperkte internationale instroom anderzijds, het niet logisch zijn om de woningen
die zijn gereserveerd voor internationale studenten beschikbaar te stellen voor binnenlandse
studenten, bijvoorbeeld voor de duur van het eerste semester? Bent u bereid dit verzoek
bij onderwijsinstellingen neer te legen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tot slot hoe het reserveren van woningen
voor enkel internationale studenten zich verhoudt tot het pleidooi om huurders en
huisvesters op te roepen geen advertenties enkel gericht op Nederlandse studenten
te hanteren. Hoe wordt hierin gelijke behandeling van beide groepen betracht?
II Reactie van de bewindspersoon
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van een schriftelijk overleg
van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de voortgang
van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (Kamerstuk 33 104, nr. 24). Ik dank de leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie, de D66-fractie, de GroenLinks-fractie,
de SP-fractie, de GroenLinksfractie en de ChristenUnie-fractie voor hun bijdragen.
Ik ga gaarne in op de gestelde vragen van de leden van de verschillende fracties.
Daarbij houd ik de volgorde van het verslag zoveel mogelijk aan. Waar vragen van de
leden van de verschillende fracties betrekking hebben op hetzelfde onderwerp heb ik
deze evenwel in de beantwoording samengenomen.
Het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
Allereerst vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de regering de voorgang
van het actieplan studentenhuisvesting beoordeelt en hoe eventuele voortzetting er
voor het kabinet uitziet?
In juni heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het actieplan studentenhuisvesting1. Zo zijn er vorig jaar in verschillende studentensteden bijna 8.000 woningen gerealiseerd.
De ambities die de studentensteden de afgelopen jaren hebben uitgesproken worden meer
en meer ondersteund door concrete plannen waarmee het tekort lokaal zal teruglopen.
Wat betreft het maken van lokale afspraken is het goed dat het lokaal overleg tussen
betrokken partijen op steeds meer plekken structureel van de grond komt en afspraken
worden verankerd. Daarbij zitten studenten steeds vaker aan tafel. Een aandachtspunt
nog de vertegenwoordiging van particuliere verhuurders bij deze overleggen. Als laatste
is rondom de informatiepositie van studenten is het afgelopen jaar ingezet op de versterking
van de positie van internationale studenten door bijvoorbeeld de website van de Huurcommissie
in het Engels te vertalen en het huurrechtboek van de LSVb beschikbaar te stellen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke gevolgen leegstand en de komst van
minder internationale studenten heeft voor studentenhuisvesters en of zij hierdoor
in financiële problemen komen. Kan dit ertoe leiden dat studentenhuisvesters zullen
stoppen met het huisvesten van studenten? De leden van de VVD-fractie willen weten
of de Minister studentenhuisvesters zal gaan compenseren.
Het CDA verneemt graag welke rol de onderwijsinstellingen spelen bij de huisvesting
van internationale studenten.
In de voortgangsbrief spreekt de Minister erover dat de vinger aan de pols gehouden
wordt over de te verwachten studentenaantallen i.v.m. corona. Uit onderzoek van Nuffic
blijkt dat een aanzienlijk deel van de internationale studenten in Nederland zou willen
studeren zodra dat weer kan. Daarnaast meldt de Minister een toename in de aanmeldcijfers
van Nederlandse studenten. Dit wordt ondersteund door prognoses van de VU die ook
minder uitstroom van Nederlandse studenten laten zien door versoepelde BSA-maatregelen.
Hierover hebben de leden van de fractie van GroenLinks enkele specifieke vragen: Hoe
groot schat de Minister de kans dat, als er in januari weer normaal gereisd zou kunnen
worden, er door de hogere aantallen Nederlandse studenten en de hernieuwde instroom
van internationale studenten een stijging van de studentenaantallen is ten opzichte
van andere jaren? Indien de Minister rekening houdt met dit scenario, wat voor soort
maatregelen denkt zij te treffen om de huisvesting van deze studenten in goede banen
te leiden?
In hoeverre de coronacrisis leidt tot leegstand van studentenkamers in het studiejaar
is op dit moment nog moeilijk te zeggen. Vanuit de onderwijsinstellingen ontvangen
wij signalen dat het aantal aanmeldingen aan Nederlandse onderwijsinstellingen van
Nederlandse studenten iets is toegenomen. Het beeld van aanmeldingen van internationale
studenten is wat diffuus: uit landen buiten de EU lijkt een (sterke) afname te zien,
terwijl het aantal internationale studenten vanuit de EU redelijk op peil lijkt te
blijven. Daarentegen lijkt het aantal studenten dat naar Nederland komt via een uitwisselingsprogramma
van een half jaar sterk gedaald.
Sinds de uitbraak van het coronavirus in Nederland zijn internationale studenten,
soms halsoverkop, vertrokken naar hun thuisland. Dit heeft voor plotselinge leegstand
gezorgd, zowel bij corporaties als bij particuliere verhuurders. Waar mogelijk zijn
in deze kamers andere studenten gehuisvest, of zijn gereserveerde kamers voor internationale
studenten deels vrijgegeven aan de markt om leegstand te voorkomen.
In de landelijke studentenmonitor wordt dit jaar een onderdeel toegevoegd over de
effecten van corona. In het onderzoek wordt gekeken naar de effecten op de huisvesting
van studenten op de korte en (middel)lange termijn. De landelijke studentenmonitor
wordt dit najaar aan uw Kamer aangeboden.
De leden van de CDA-fractie delen de visie dat de effecten van de coronacrisis zijn
uitwerking zullen hebben op de huisvesting van studenten. Tevens menen zij dat de
coronacrisis niet tot aanpassing van de bouwambities zou moeten leiden en dat we juist
in deze tijd de bouwproductie op gang moeten houden.
Ik deel uw mening dat ook tijdens corona moet worden doorgebouwd en heb hiervoor ook
maatregelen aangekondigd dit voorjaar. Ook voor studentenhuisvesting is het essentieel
dat de bouwproductie niet verminderd om zo de doelstelling van het Landelijk Actieplan
Studentenhuisvesting samen te realiseren.
De leden van de D66-fractie lezen dat sommige studenten mogelijk onder druk komen
te staan hun huur te betalen als gevolg van de coronacrisis. Deze leden vragen of
er inzicht bestaat in het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid
tot tijdelijke huurverlaging en het verlengen van tijdelijke contracten?
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel studenten als gevolg van de coronacrisis
moeite hebben met het betalen van hun maandelijkse huur. Hoe vaak hebben studenten
meetbaar te maken gehad met het betalen van een te hoge huurprijs? Wat is de gemiddelde
huurprijs voor een studentenwoning in de twintig grootste studentensteden? Kunnen
deze prijzen ook per vierkante meter worden weergeven? De leden van de SP-fractie
vragen of de gemiddelde huurprijs voor een studentenwoning en deze prijs per vierkante
meter in een tabel kunnen worden weergegeven. Welke landelijke verschillen zijn er
in de betaalbaarheid van studentenhuisvesting en kunnen deze verschillen inzichtelijk
worden gemaakt? De leden van de SP-fractie vragen of studenten meer zijn gaan lenen
tijdens de coronacrisis en voor welke compensatiemaatregelen zij in aanmerking komen
vanwege verminderd woongenot, wegvallen van colleges en hogere energiekosten.
Het is niet mogelijk om een exact aantal te geven van tijdelijke contracten die op
basis van de spoedwet zijn verlengd. Huurcontracten (en de ingangs- en einddatum)
worden niet centraal geregistreerd. In het begin van de coronacrisis heb ik met de
verhuurderorganisaties afgesproken dat zij maatwerk toepassen bij huurders die in
de betalingsproblemen komen door de coronacrisis. Uit de enquêtes die de verhuurderorganisaties
hebben gehouden onder hun achterban blijkt dat circa 0,65%-3% van de huurders zich
meldt bij hun verhuurder. Dit lijkt voor studenten niet anders te zijn. Als een huurder
verzoekt om maatwerk kan dit in de regel worden ingewilligd en komen partijen tot
een oplossing (rond de 85–90%).
De cijfers over huurprijzen zijn niet op dit detailniveau bij mij bekend. Wel wordt
in de jaarlijkse studentenmonitor ingegaan op de gemiddelde woonlasten voor studenten.
In 2019 betrof de gemiddelde prijs 22 euro per m2. In de aanpak van de coronacrisis heeft de Minister van OCW in haar brief van 19 maart
jl. studenten gewezen op de mogelijkheid meer te lenen, ook met terugwerkende kracht
vanaf de start van dit studiejaar, wanneer extra inkomsten door het acuut wegvallen
van een bijbaantje noodzakelijk zijn.2 Daarbij is tevens de oproep gedaan aan verhuurders om coulance te betrachten richting
huurders die door corona(maatregelen) tegen financiële problemen aanlopen. De LSVB
heeft aangegeven dat zij gemixte signalen krijgen. Er zijn studenten die meer zijn
gaan lenen door het verlies van hun bijbaan. Tegelijkertijd zijn er ook studenten
die juist meer geld over hebben gehouden door het wegvallen van activiteiten.
De leden van de SP vragen zich af wat de totale omvang van de leegstand in studentensteden
is en hoeveel van deze leegstand is geschikt om te verbouwen naar studentenhuisvesting?
Hier zijn bij mij geen cijfers over bekend.
De leden van de D66-fractie lezen dat onderwijsinstellingen de kosten betalen voor
vertrokken (internationale) studenten om de voorraad op peil te houden. Deze leden
vragen of er inzicht verschaft kan worden in de omvang van dit aantal kamers en welke
kosten daarmee gemoeid zijn.
Ten aanzien van de coronacrisis lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat onderwijsinstellingen
woningen leeg willen houden voor internationale studenten. Kan de Minister een inschatting
geven van de hogere leegstandskosten die door het eerder vertrekken vanwege corona
worden veroorzaakt? Kan de Minister aangeven in welke mate de leegstandskosten de
financiën van de onderwijsinstellingen aantasten? Speelt er hierdoor een bekostigingsproblematiek?
Verschillende instellingen hebben in de afgelopen maanden oplossingen gezocht voor
acuut leeggekomen woningen van met name internationale studenten. Zo zijn er, tijdelijk
of voor onbepaalde tijd, woningen aan Nederlandse studenten verhuurd of zijn ze voor
een periode vrijgegeven aan de markt om langdurige leegstand te voorkomen. De onderwijsinstellingen
geven aan dat het niet mogelijk is op korte termijn inzicht te verschaffen in de omvang
van het aantal kamers en de kosten die daarmee gemoeid zijn. In hoeverre leegstand
een probleem is of blijft, is mede afhankelijk van het aantal (internationale) studenten
dat voor dit studiejaar op zoek is naar een woning.
De leden van de D66-fractie constateren dat nog niet in iedere stad een vertegenwoordiging
van studenten betrokken is bij het opstellen van plannen rondom de huisvesting van
studenten. Deze leden vragen de Minister in hoeverre dit wenselijk wordt geacht en
hoe er voor wordt gezorgd dat in alle steden studenten betrokken worden bij hun huisvestingsvraag?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen in de voortgangsbrief dat de betrokkenheid
van studenten vaak nog op initiatief van studenten zelf moet gebeuren. Deelt de Minister
de mening dat de betrokkenheid van studenten bij hun huisvesting van belang is? Zo
ja, welke stappen gaat de Minister ondernemen om die betrokkenheid te verbeteren?
De leden van de SP-fractie vragen in dat kader of hier ook over gesproken is bij de
verschillende lokale overleggen en als dat niet het geval is of dit alsnog gaat gebeuren.
In welke steden zitten studenten nog niet structureel aan tafel tijdens overleg met
andere stakeholders? De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is om te verankeren
in wet- en regelgeving dat studenten een volwaardige plek krijgen tijdens lokaal overleg.
De leden van de SP-fractie vragen of een lokaal overleg over studentenhuisvesting
zonder de vertegenwoordiging van studenten niet ontoereikend is.
Ik vind het belangrijk dat in elke studentenstad studenten worden betrokken bij de
lokale overleggen over studentenhuisvesting. Ik heb daarover nauw contact met onder
andere de LSVb, die zich inzetten om adequate vertegenwoordiging voor studenten te
vinden. Niet overal heeft de LSVb een lokale afdeling. Soms zijn studenten ook via
andere organisaties of verenigingen in het lokaal overleg vertegenwoordigd. Dit gaat
in steeds meer steden goed, maar kan op sommige plekken nog beter. In het Landelijk
Platform Studentenhuisvesting blijf ik de studentensteden, tevens vertegenwoordigd
in het Netwerk Kennissteden, daar ook op aanspreken. De kracht van deze overleggen
is dat ze lokaal worden geïnitieerd en ook structureel van de grond komen. Aangezien
de samenwerking steeds vaker wordt gezocht, zie ik geen reden voor verankering hiervan
in wet- en regelgeving.
Bouw van studentenhuisvesting
De leden van de CDA-fractie constateren dat gemeentelijke regels die verkamering van
woningen tegen gaan als paddenstoelen uit de grond schieten. Graag vernemen deze leden
wat de visie van de Minister is op deze rem op verdere aanwas van studentenkamers.
Ook vernemen zij graag wat de cijfermatige gevolgen zijn van dergelijke regels en
of deze stops op verkamering een effect hebben op het tekort aan studentenwoningen.
De leden van de D66-fractie constateren dat er in enkele steden restricties worden
opgelegd ten aanzien van het splitsen van woningen (ten behoeve van studentenhuisvesting).
Deze leden vragen in hoeverre er inzicht is hoeveel studentenwoningen hierdoor potentieel
niet gerealiseerd zijn?
Het staat gemeenten vrij in hun woonbeleid regels op te stellen op het gebied van
verkamering. Daar kunnen in het kader van de staat verdeling van schaarste en leefbaarheid
goede redenen voor zijn. Daarnaast is niet elke woning geschikt om te verkameren of
te splitsen omdat dit bijvoorbeeld een intensiever gebruik van het oorspronkelijke
gebouw met zich meebrengt. De ambities uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
voor de bouw van studentenhuisvesting blijven tegelijkertijd overeind om zo vraag
en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen lokaal. Ik verwacht dat gemeenten daar
binnen hun eigen kaders invulling aan zullen geven.
De leden van de CDA-fractie menen dat het percentage harde plannen op 130% gesteld
zou moeten worden. Planuitval, zelfs bij harde plannen, komt immers veel voor. Graag
vernemen zij de visie van de Minister daarop.
Het is cruciaal dat gemeenten en provincies ruim voldoende plannen maken voor woningbouw,
rekening houdend met vertraging en planuitval. Immers is het woningtekort met 4,2%
historisch hoog en is een toename van de woningbouwproductie naar 100.000 per jaar
nodig om het woningtekort in 2035 terug te dringen naar 2%. Ik hanteer het uitgangspunt
dat tot 2030 de plancapaciteit 130% van de behoefte moet bedragen, dat heb ik ook
zo opgenomen in mijn Kamerbrief over nadere keuzes voor de NOVI. Ook maak ik hier
stevige afspraken over, zoals met Utrecht in het kader van het laatste BO MIRT, waarna
deze provincie de plancapaciteit fors heeft verhoogd.
Op de korte termijn ben ik het met het CDA eens dat de plancapaciteit ook voor 130%
hard moet zijn. Op de langere termijn kan te veel harde plancapaciteit juist vertragend
werken, omdat een veranderende behoefte om flexibiliteit in plannen locaties en de
kwalitatieve invulling daarvan kan vragen. Zo kan een verandering in het aantal studenten
of ouderen vragen om andere locaties of een ander type woningen. Te veel harde plancapaciteit
kan dan juist vertragend werken. Uiteraard is het wel cruciaal dat tijdig de juiste
stappen worden gezet om de plannen daadwerkelijk te realiseren.
Naar aanleiding van het BO dat de Minister van Milieu en Wonen op 2 maart met alle
gedeputeerden had werk ik er met de provincies aan om die hoge plancapaciteit te in
kaart te brengen. Dit zodat we kunnen sturen op de 130% plancapaciteit en om grote
projecten tijdig in kaart te brengen. Ik verwacht uw Kamer in het najaar over de resultaten
te informeren.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de doorstroom van studenten zodra de
studie is afgerond. Neemt het aantal beschikbare kamers daardoor voldoende af, zo
vragen zij.
De doorstroom van studenten is voor woningen waar campuscontracten gelden zit verankerd
in de voorwaarden van dit contract. Een campuscontract verplicht een student om, doorgaans,
uiterlijk 6 maanden na afstuderen te verhuizen. Aanbieders van huisvesting die niet
werken met campuscontracten zullen waarschijnlijk niet enkel aan studenten hun woningen
aanbieden. Dit maakt het moeilijk om een inschatting te maken hoe lang studenten na
hun afstuderen in deze woningen blijven wonen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoeveel plannen er zijn om flexwoningen
te plaatsen om daarmee studenten te huisvesten. De leden van D66 vragen de Minister
of het breder inzetten van flexwoningen een bijdrage kan leveren aan het op peil houden
van aanbod studentenwoningen?
Flexwoningen kunnen een geschikte oplossing zijn voor de huisvesting van studenten.
In 2019 heeft onder meer de gemeente Eindhoven 300 flexwoningen voor studenten gerealiseerd.
Flexwoningen dienen vaak (ook) als flexibele schil voor de woningmarkt, waar spoedzoekers
goed terecht kunnen. Mijn verwachting is daarom dat in flexwoningen vaak een mix van
verschillende doelgroepen zullen wonen.
De leden van de D66-fractie constateren dat enkele steden, waaronder Arnhem en Zwolle,
momenteel een ambitie hebben van 0 studentenwoningen. Deze leden vragen hoe deze ambitie
zich verhoudt tot de instroom van studenten en de bijbehorende vraag naar woningen?
Zwolle en Arnhem constateren op dit moment geen tekort aan studentenhuisvesting. Uiteraard
moedig ik steden aan die geen tekorten zien om dit te blijven monitoren zodat er tijdig
kan worden geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen in vraag en/of aanbod. Het feit
dat er geen tekorten zijn, betekent niet dat deze steden niet bouwen voor studenten.
In Zwolle worden in 2021 300 zelfstandige studentenwoningen gebouwd omdat deze beter
aansluiten bij de behoefte van de studenten. Omdat hiermee geen tekort wordt opgelost,
zijn deze eenheden niet opgenomen in de ambitiecijfers.
De leden van de CDA-fractie zien dat het aantal traditionele studentenhuizen (woningen
waar uitsluitend meerdere studenten een woongemeenschap vormen) afneemt. Bovendien
is de werking van de Huurtoeslag dermate dat dat de realisatie van zelfstandige studentenwoningen
stimuleert. Graag vernemen deze leden de visie op het langzaam verdwijnen van studentenhuizen.
De aan het woord zijnde leden [Van Groenlinks] begrijpen dat op dit moment veel kleine
studio’s worden gebouwd om de huur te maximeren. Is de Minister het eens dat de bouw
van vooral studio’s waarvoor huurtoeslag aangevraagd moet worden om de huur minder
drukkend te maken niet de gewenste oplossing is om het tekort te verminderen? Zo nee,
waarom niet? En zo ja, wat is de Minister bereid hieraan te doen?
Zoals afgesproken in het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting kan het stimuleren
van onzelfstandige woningen een bijdrage leveren aan het terugdringen van het tekort
aan studentenkamers. Onzelfstandige studentenkamers passen goed bij de levensfase
van studenten, zijn beter betaalbaar voor met name voor studenten onder de 23 jaar
en zijn een waardevolle aanvulling op het bestaande aanbod. Daarnaast kan het meer
onzelfstandig wonen door studenten een rol spelen in het tegengaan van eenzaamheid
binnen deze doelgroep. Uit onderzoek van RIGO is gebleken dat het voor investeerders
minder aantrekkelijk is om onzelfstandige eenheden te bouwen dan zelfstandige eenheden.3 Om de bouw van onzelfstandige eenheden te stimuleren is in het onderzoek onder meer
de beleidsoptie geschetst om het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige eenheden
aan te passen. Samen met de betrokken stakeholders werk ik aan een gedragen aanpassing
hiervan, waarmee ik hoop en verwacht dat het investeren in onzelfstandige eenheden
aantrekkelijker kan worden gemaakt.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat een aantal steden, met Amsterdam als
negatieve uitschieter, niet kunnen voldoen aan de gestelde ambities. Wat zijn de gevolgen
van dit achterblijven op de huisvesting van studenten? Zijn bij de cijfers ook de
woningen en ambities in omliggende gemeenten meegewogen, zoals de campus Uilenstede
in Amstelveen?
Ik blijf via het Landelijk Platform Studentenhuisvesting, via de Woondeals of op individueel
niveau met deze steden in contact over hoe zij aan hun zelf gestelde ambities kunnen
voldoen om gezamenlijk de doelstelling van het Landelijk Actieplan te behalen. Samen
met de steden, onderwijsinstellingen en huisvesters heb ik het Actieplan getekend
en ik verwacht dan ook dat alle betrokken daar vanuit hun eigen rol de maximale bijdrage
aan leveren. Een blijvend tekort aan studentenkamers kan uiteindelijk als risico hebben
voor de steden dat studenten voor een andere onderwijsinstelling op een andere plek
kiezen. Tegelijkertijd hebben studenten de beschikking over een gratis reisvoorziening
waarvan ze gebruik kunnen maken. Bij de cijfers in het Actieplan zijn woningen en
ambities uit omliggende gemeenten meegenomen.
Wat is de verwachte druk op het vinden van een woning het komend collegejaar? In hoeverre
zal die toenemen door meer aanmeldingen van binnenlandse studenten, minder studenten
die naar het buitenland vertrekken door hun studie en studievertraging als gevolg
van het coronavirus?
Uit gesprekken met verschillende partners uit het landelijk platform studentenhuisvesting
is geconcludeerd dat we deze effecten pas zullen zien zodra het collegejaar weer op
gang is gekomen. Wij hopen snel meer te weten en blijven de effecten monitoren in
samenwerking met de betrokken partijen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat gemeenten grote moeite hebben
om de tekorten aan studentenwoningen in te lopen; het huidige tekort is ruim 40.000
eenheden. Volgens de voortgangsbrief van de Minister blijft het tekort vooral in steden
als Delft en Amsterdam onverminderd groot. Is de Minister bereid om deze studentensteden
meer te ondersteunen bij de bouw van studentenwoningen? Zo ja, hoe gaat zij dat doen?
Zo nee, waarom niet? Kan de Minister, zo vragen de aan het woord zijnde leden, aangeven
hoe zij concreet van plan is om het uit de cijfers blijkende blijvende tekort aan
studentenwoningen in te lopen? En ziet zij in bijvoorbeeld gerichte subsidieverstrekking
of andere financieringsvormen een mogelijkheid om studentenwoonprojecten van de grond
te krijgen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister ten aanzien van de cijfers nog aangeven
waarom diverse cijfers in de aan de brief toegevoegde tabel nog leeg zijn of op 0
staan? Worden deze cijfers nog nader aangevuld, of is er een specifieke reden waarom
deze cijfers niet in de tabel zijn opgenomen?
Wij blijven met steden meedenken die het niet lukt om hun tekorten weg te werken.
Dat kan via het Landelijk Platform Studentenhuisvesting, via de Woondeals of op individueel
niveau met deze steden. Tegelijkertijd zien we ook positieve ontwikkelingen bij gemeentes
onderling. Zo heeft bijvoorbeeld de gemeente Almere aangegeven extra studentenwoningen
bij te bouwen, omdat zij merken dat er ook vraag komt vanuit Amsterdam. Dit soort
regionale initiatieven en creatieve manieren om elkaar te helpen moedig ik aan. Een
ander voorbeeld is dat vanuit de gemeente Delft wordt gekeken om bijvoorbeeld in Schiedam
studentenwoningen te bouwen. Dit kan bevorderlijk zijn voor zowel Delft als voor de
gemeente Schiedam die een nieuwe jonge populatie aanboort.
Cijfers staan om verschillende redenen op nul. Het indiceert dat er geen tekort is,
maar betekent niet per se dat er niet wordt gebouwd voor studenten. Er is echter besloten
om de planning voor het te bouwen aantal niet mee te nemen als er geen tekort is,
omdat dit een onrealistisch beeld kan vormen van de plannen ten opzichte van het tekort.
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de verschillende studentensteden in 2019
bijna 8.000 nieuwe woningen voor studenten zijn gerealiseerd. Graag zien zij een uitsplitsing
naar typen (internationaal, universitair en HBO).
Het is niet mogelijk de nieuwbouwwoningen voor studenten uit te splitsen naar type
student.
Betaalbaarheid van studentenhuisvesting
Om te beginnen missen de leden van de fractie van GroenLinks in de voortgangsbrief
helaas concrete aandacht voor de betaalbaarheid van studentenhuisvesting. Waarom wordt
er in de voortgangsbrief geen specifieke aandacht besteed aan betaalbaarheid? De leden
van de fractie van GroenLinks begrijpen dat veel nieuw op te leveren studentenwoningen
in het duurdere segment vallen. Twee voorbeelden die dit naar het oordeel van de aan
het woord zijnde leden illustreren zijn bijvoorbeeld Campus030 in Utrecht. Het in
2019 opgeleverde complex heeft, voor een kamer van 23 vierkante meter, nu een huur
van 960 euro per maand inclusief servicekosten. Een andere voorbeeld is het aanbod
van huisvesters als Xior, waar soortgelijke studio’s ook voor € 800,– per maand verhuurd
worden. Vindt de Minister dit wenselijke prijzen? Kan de Minister cijfermatig nader
ingaan op de huurprijs van de nieuw opgeleverde en nog op te leveren studentenwoningen?
Graag ontvangen deze leden een overzicht van de opgeleverde woningen en de nog op
te leveren woningen in prijscategorieën. De leden van de fractie van GroenLinks zouden
graag van de Minister haar inzet vernemen ten aanzien van de betaalbaarheid. Is de
Minister bereid om meer te doen om de betaalbaarheid van studentenhuisvesting te garanderen?
Zo ja, wat? Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn enthousiast over de versterking van de positie
van huurders die is aangekondigd met de brief «Betaalbaar wonen voor starters en mensen
met een middeninkomen». Zij zien hierin ook kansen voor een betere bescherming van
studenten die een onzelfstandige wooneenheid huren. Zal de transparantie aan huurders
over de totstandkoming van hun huurprijs ook voor bewoners van een onzelfstandige
wooneenheid gelden en gaat dit middels een verplichting gebeuren
Ik onderschrijf het belang van betaalbare huisvesting voor studenten. De bouw van
studentenhuisvesting is daarvoor essentieel, dat brengt vraag en aanbod meer met elkaar
in balans. Woningcorporaties die specifiek voor studenten huisvesting bouwen en beheren
zijn daarin een belangrijke speler, net zoals particuliere verhuurders. Om het tekort
aan studentenwoningen in te lopen is de inzet van alle partijen nodig. Dit is ook
vastgelegd in het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting.
Door de schaarste aan kamers kan de betaalbaarheid onder druk komen te staan. Samen
met betrokken partijen zet ik daarom in op een aantal zaken. Een van de afspraken
uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting is de aanpassing van het wws onzelfstandig
te verkennen om bijvoorbeeld zaken als verduurzamingsmaatregelen of de kwaliteit van
voorzieningen op een eerlijk manier mee te nemen in de puntentelling voor de huurprijs.
Daarnaast heb ik me, samen met het LPS, ingezet om studenten middels de campagne Wegwijs
met je huurprijs te wijzen op de mogelijkheid hun huurprijs te laten toetsen bij de
Huurcommissie. Dit geldt voor zowel zelfstandige als onzelfstandige wooneenheden.
De Huurcommissie heeft tevens op hun website de huurprijscheck naar het Engels vertaald
zodat ook internationale studenten dit kunnen doen. Daarnaast richten verschillende
gemeenten zich binnen de aanpak Goed Verhuurderschap met communicatie op huurders
en studenten. Het is mijn verwachting dat het stimuleren en ondersteunen van huurteams
ertoe leidt dat studenten de Huurcommissie nog beter weten te vinden.
Via de landelijke studentenmonitor houd ik zicht op de ontwikkeling van de woonlasten
en de woonquote van studenten. Deze cijfers zijn ook uitgesplitst voor verschillende
studentensteden, zodat ook op lokaal niveau hierover gegevens beschikbaar zijn. Dit
najaar zal ik u de nieuwste monitor sturen. Over de huurprijs van nog op te leveren
studentenwoningen heb ik geen cijfers. Gemeenten kunnen bij de bouw van nieuwe studenteneenheden
betaalbaarheid bespreken met de betrokken partijen en hierover – indien wenselijk –
afspraken te maken.
Tot slot met betrekking tot de betaalbaarheid hebben deze leden [van Groenlinks] nog
een vraag n.a.v. de afspraken die de Minister met verhuurders heeft gemaakt over maatwerk
in tijden van corona. De Minister verwijst vaak naar deze afspraken. Een gedeelte
van de verhuurders – ook die van studentenwoningen – is echter helemaal niet aangesloten
bij een van de partijen waarmee de Minister afspraken heeft gemaakt. Hoe kan de Minister
ervoor zorgen dat ook studenten die bij een verhuurder die niet is aangesloten bij
IVBN, Vastgoed belang en geen sociale verhuurder is fatsoenlijk behandeld worden als
zij door corona in de financiële problemen komen en de huur niet meer kunnen betalen?
Graag ontvangen deze leden een concreet antwoord op deze vraag.
De verhuurdersorganisaties Aedes (vereniging van woningcorporaties), IVBN (institutionele
beleggers in vastgoed, Nederland), Vastgoed Belang (vereniging van particuliere verhuurder)
en Kences (Kenniscentrum Studentenhuisvesting) vertegenwoordigen circa 80% van de
huurwoningen. Om de vinger aan de pols te houden over het toepassen van maatwerk heb
ik daarnaast bij de Huurcommissie een registratiepunt ingericht waar huurders zich
kunnen melden als de verhuurder niet wil meewerken aan een oplossing. Tot medio september
hebben ongeveer 120 huurders een melding gedaan bij de Huurcommissie. Daarnaast heb
ik aangekondigd4 dat huurders met een laag inkomen en een hoge huur bij woningcorporaties in aanmerking
komen voor een huurverlaging in 2021.
Tot slot zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar de actuele stand
van zaken bij de Huurcommissie. Hoeveel wachtende zaken zijn daar op dit moment en
hoeveel daarvan zijn van studenten?
Daarbij hoort ook genoeg capaciteit bij de huurcommissie, wat betreft de leden van
de ChristenUnie-fractie. Is die capaciteit momenteel afdoende? Wat zou voor het kabinet
een acceptabele wachttijd zijn, daarbij in ogenschouw nemend dat een langere wachttijd
de kans op escalatie van het conflict vergroot? Welke investering zou ervoor nodig
zijn om deze wachttijd tot het gewenste niveau terug te brengen? Is de Minister hiertoe
bereid? Verder vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de bekendheid van de
mogelijkheid van een gang naar de huurcommissie ook onder studenten verder kan worden
verbeterd.
De werkvoorraad van de Huurcommissie bestond begin dit jaar uit 5.875 geschillen.
De Huurcommissie legt daarbij niet vast of een huurder student is. De Huurcommissie
registreert wel of het geschil een onzelfstandige woonruimte betreft. Dit was het
geval bij 17% van de in 2019 ontvangen verzoeken.
De Huurcommissie is in 2018 verrast door een onverwacht hoge instroom van verzoeken.
Daardoor is de werkvoorraad gegroeid en zijn de wettelijke termijnen voor de behandeling
van verzoeken onder druk komen te staan. Om deze achterstanden weg te werken heb ik
in de afgelopen jaren aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor onder meer organisatieontwikkeling,
extra medewerkers om de werkvoorraad terug te dringen en het verbeteren van het ICT-systeem
van de Huurcommissie. De Huurcommissie is gereorganiseerd om effectiever, klantgerichter
en toekomstbestendiger haar werk te kunnen doen. Dit heeft ertoe geleid dat de productie
van de Huurcommissie vorig jaar met 25% is gestegen ten opzichte van 2018. Ook dit
jaar zet de Huurcommissie daar verder op in, dat neemt niet weg dat de coronacrisis
een impact op de doorlooptijden bij de afhandeling van (nieuwe) verzoeken.
Zoals ik in mijn brief van 23 juni 2020 heb aangegeven, heb ik reeds op verschillende
manieren ingezet op het vergroten van de bekendheid van de Huurcommissie onder (internationale)
studenten.5 Hiervoor is ingezet op onder meerde campagne Wegwijs met je huurprijs, de Engelstalige
variant van deze campagne (realaboutrent.nl) en het vertalen naar het Engels van de
huurprijschecks op de website van de Huurcommissie. Daarnaast richten verschillende
gemeenten zich binnen de aanpak Goed Verhuurderschap met communicatie op huurders
en studenten. Het is de verwachting dat het stimuleren en ondersteunen van huurteams
ertoe leidt dat studenten de Huurcommissie nog beter weten te vinden. In dit kader
kan ik ook meegeven dat de Huurcommissie werkt aan aanpassingen van de website, om
informatie beter te kunnen ontsluiten. Zo wordt de website in begrijpelijke taal herschreven
en naar verwachting in de loop van 2021 in een nieuw jasje gestoken.
Wat is de impact van het leenstelsel op studenten die de keuze moeten maken om een
kamer te huren, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zijn er sinds de invoering van
het leenstelsel relatief meer of minder studenten op kamers gaan wonen?
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het wonen van studenten en de uitkomsten
van die onderzoeken lijken af te hangen van het peilmoment dat wordt gekozen. In de
Landelijke Monitor Studentenhuisvesting van 2019, die ik in oktober 2019 aan uw Kamer
heb aangeboden6, wordt uitgebreid ingegaan op de woonsituatie van studenten. Volgens die monitor
is sinds collegejaar ’14-’15 er sprake van een stijging van het aantal thuiswonende
studenten. In de laatste vier jaar is het aandeel thuiswonenden gestegen van 43,6
naar 47,0 procent. Daarvoor schommelde het aantal thuiswonenden tussen de 43 en 44
procent. In deze monitor is de maand oktober als peilmoment aangehouden. In de monitor
beleidsmaatregelen7 is gekeken naar de woonsituatie aan het eind van het eerste jaar van studenten. De
conclusie die daaruit volgt is dat het percentage eerstejaarsstudenten dat aan het
eind van het studiejaar nog thuis woont het hoogst was in het jaar van invoering van
het leenstelsel, maar daarna weer is gedaald naar het oude niveau. Het lijkt er dan
ook op dat studenten als gevolg van het leenstelsel gemiddeld iets later op kamers
gaan, maar niet structureel minder op kamers gaan.
Goed Verhuurderschap
In de brief schrijft de Minister dat zij in wil zetten op goed verhuurderschap. Dat
klinkt positief, maar wat betekent dit concreet, zo vragen de leden van de fractie
van GroenLinks? Deze leden vinden het belangrijk dat hierover scherpe doelstellingen
worden geformuleerd.
De aanpak Goed Verhuurderschap bestaat uit veel verschillende onderdelen die zich
richten op alle stakeholders, zoals huurders, verhuurders, makelaars en lokale overheden.
Concreet betekent dit dat wordt ingezet op voorlichting voor zowel huurders als verhuurders
over hun rechten en plichten. Daarnaast investeert BZK in kennisdeling tussen het
Rijk en gemeenten die kampen met malafide verhuurders, waaronder veel studentensteden.
In het kader van de aanpak Goed Verhuurderschap worden daarnaast 8 pilots gesteund,
waarmee enkele grote steden onderzoek doen naar nieuwe methoden om Goed Verhuurderschap
te bewerkstelligen. Deze pilots richten zich op veel verschillende aspecten, zoals
onderzoek naar discriminatie op de huurmarkt, het tegengaan van achterstallig onderhoud,
het versterken van handhaving door gemeenten in samenwerking met huurteams, het bieden
van voorlichting aan huurders en verhuurders en het instellen van lokale vergunningsplichten
voor de verhuur van woonruimte. Deze aspecten zijn veelal ook van toepassing op studentenhuisvesting.
De resultaten van de pilots kunnen worden benut door alle betrokken steden, maar ook
worden gebruikt in de vormgeving van aanvullende maatregelen. De aangekondigde opkoopbescherming
met daaraan verbonden eisen van goed verhuurderschap is hiervan een voorbeeld.
Kan de Minister – mede in het licht van de levende zorgen over discriminatie op onder
andere de woningmarkt nader ingaan op discriminatie van studenten op de woningmarkt?
Wat is hierover concreet bekend en wat wordt er concreet gedaan om dit tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie vragen of het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) nog een verdere
rol spelen in het aanpakken van discriminatie van internationale studenten op de woningmarkt.
In hoeverre faciliteren de ministeries de ambities van Kences en de Landelijke Studentenvakbond
(LSVb) om deze discriminatie tegen te gaan, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de D66-fractie lezen dat er gevallen bekend zijn waarin woonruimten alleen
voor Nederlandse studenten worden aangeboden. Deze leden vragen in hoeverre ook deze
gevallen worden meegenomen in de pilot «mysterycalls» en de actieve meldplicht op
de woningmarkt om dergelijke gevallen tegen te gaan?
In Rotterdam en Utrecht lopen pilots aangaande het onderwerp discriminatie op de huurwoningmarkt.
Daarnaast is er een landelijk onderzoek met mystery guests en praktijktesten. De pilots
en het onderzoek zien niet specifiek op discriminatie van studenten op de woningmarkt.
In dat kader beschik ik ook niet over cijfers. Voor wat betreft de eventuele discriminatie
van internationale studenten ten opzichte van Nederlandse studenten hebben, zoals
reeds gemeld, Kences en andere betrokken partijen zoals Vastgoed Belang, Nuffic en
de LSVb de ambitie een campagne te starten om de positieve en waardevolle kanten van
internationale studenten als huisgenoot te belichten. Onwelwillendheid tegenover internationale
studenten wordt overigens niet door alle huisvesters herkend.
[De leden van GroenLinks vragen:] hoe staat het met de pilot van de verhuurvergunningen
in Groningen? Ziet de Minister mogelijkheden om ook andere steden hier snel mee te
laten werken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is van het breder
opzetten van de pilots rondom het Groningse model, waarmee malafide verhuurders kunnen
worden geweerd, ook in de studentenhuisvesting? Daarnaast vragen zij of er tussen
steden inmiddels best practises zijn uitgewisseld rondom het tegengaan van malafide
verhuurders en ontvangen zij indien mogelijk om een overzicht hiervan.
Het vergunningensysteem voor kamerverhuur dat in Groningen op grond van de APV is
ingericht heeft inmiddels geleid tot verstrekking van circa 7.300 vergunningen aan
verhuurders. Indien huurders melding maken van malafide verhuurpraktijken kan de gemeente
een verleende verhuurvergunning intrekken. Het vergunningensysteem heeft nog niet
tot handhavingsactiviteiten of juridische procedures geleid. Er bestaan op dit moment
geen aanwijzingen dat voor een dergelijke gemeentelijke verhuurdervergunning grote
juridische belemmeringen bestaan. De pilot is echter nog niet afgerond. Hetzelfde
geldt voor de vergunningsplicht die in het kader van de pilot van gemeente Schiedam
is ingesteld. Na afronding van de pilots wordt duidelijk of deze gemeentelijke vergunningen
ook een uitkomst kunnen bieden voor andere steden. In de tussentijd kunnen andere
steden die kampen met vergelijkbare problematiek de opgedane kennis benutten voor
hun eigen handhaving van malafide verhuurders.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat met de opkoopbescherming
een vergunningssystematiek wordt geïntroduceerd voor verhuurders. Ziet het kabinet
met de leden van de ChristenUnie-fractie dat dit een waardevolle toevoeging kan betekenen
voor de bescherming van de positie van huurders, in het bijzonder studenten?
De Minister schrijft dat zij met een aanvullende wettelijke grondslag komt om malafide
verhuurders aan te pakken. [De leden van GroenLinks vragen:] wanneer komt zij hiermee
en wat gaat dit voorstel inhouden?
In mijn brief van 15 mei 2020 heb ik aangekondigd om een maatregel uit te werken die
gemeenten in staat stelt om, waar dat echt nodig is, een opkoopbescherming in te voeren
voor betaalbare koopwoningen.8 Gemeenten kunnen in bepaalde gevallen een vergunning verlenen voor verhuur, waaraan
eisen omtrent goed verhuurderschap kunnen worden verbonden. Hiermee krijgen gemeenten
naar verwachting al meer vat op malafide verhuurders. Deze eisen kunnen verbonden
worden aan woningen die onder de opkoopbescherming verhuurd worden. Het invoeren van
een uniforme wettelijke grondslag die op elke verhuurder kan worden toegepast is echter
een verstrekkende maatregel en perkt de bewegingsvrijheid die gemeenten op dit gebied
hebben in. Ik zie de voordelen in van een landelijke uniformering van de aanpak van
malafide verhuurders voor zowel gemeenten, huurders als verhuurders. Tegelijkertijd
zie ik dat gemeenten binnen de huidige mogelijkheden veel verschillende instrumenten
zelf ontwikkelen en inzetten om goed in te spelen op de lokale omstandigheden.
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of, in lijn met de motie van het
lid Dik-Faber, alle gemeenten die in de tabel worden benoemd over een (regionaal)
huurteam beschikken. Indien dit niet het geval is, roepen genoemde leden het kabinet
op in de afspraken met deze steden ook nadrukkelijk de wens tot het oprichten van
een huurteam op tafel te leggen.
Voor zover mij bekend is, kent circa de helft van de studentensteden uit de tabel
een huurteam. In het kader van Goed Verhuurderschap heb ik met de Woonbond afgesproken
dat zij onderzoekt hoe in elke studentenstad een huurteam gerealiseerd kan worden.
Daarnaast zal ik binnen het Landelijk Platform Studentenhuisvesting aandacht vragen
voor de ontwikkeling van huurteams in deze steden. Ook zet ik door mijn steun aan
verschillende pilots Goed Verhuurderschap in op het versterken en professionaliseren
van bestaande huurteams.
De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen het enthousiasme over de maatregelen
die gemeenten Groningen en Leiden hebben genomen om goed verhuurderschap te bevorderen.
Tegelijkertijd heeft de aanpak van Leiden ook tot problemen geleid voor huurders die
huurden bij een verhuurder die daar geen toestemming voor had. Hoe kan het Rijk kaders
bieden zodat bij regulering ten gunste van de positie van huurders in het algemeen,
passende oplossingen worden gevonden voor huurders die door dergelijke regulering
juist uit hun huurwoning dreigen te moeten?
Bij de uitwerking van wettelijke maatregelen, zoals de opkoopbescherming, heb ik oog
voor beide kanten en is het mijn verantwoordelijkheid om tot een gebalanceerd voorstel
te komen.
De leden van de SP-fractie vragen op welke manieren een huurprijs die boven het woningwaarderingsstelsel
(WWS) valt, ontmoedigd wordt. Is er bereidheid om het instrumentarium voor de handhaving
van het WWS-puntensysteem uit te breiden waar het vragen van een te hoge huur moet
worden aangemerkt als een economisch delict? Indien deze mogelijkheden worden onderzocht,
worden hier ook krachten uit het veld bij betrokken zoals de verschillende huurteams
en de LSVb, zo vragen de leden van de SP-fractie?
Het WWS is niet bedoeld om als instrumentarium te werken voor economisch delicten.
Wel wijs ik u graag op mijn eerdere antwoord over het traject van Goed Verhuurderschap
en de aangekondigde maatregelen om excessen op de woningmarkt tegen te gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich ervan bewust dat internationale studenten
belangrijk zijn voor academische uitwisseling en voor de financiering van hoger onderwijs.
Tegelijkertijd constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat in het buitenland
wordt geworven, ook als er een tekort is aan studentenwoningen. Welke verantwoordelijkheid
ziet het kabinet hier voor de onderwijsinstellingen om internationaliseringsbeleid
te koppelen aan huisvestingsbeleid?
Dat er in steden een tekort is aan studentenhuisvesting heeft verschillende oorzaken.
Het is te kort door de bocht om dit direct aan de komst van internationale studenten
te wijten. Die steden hebben vaak te maken met een algehele krapte op de woningmarkt
en dat is ook terug te zien in het aanbod van studentenhuisvesting. Daarom is het
belangrijk dat deze steden inzetten op woningbouw, specifiek ook voor studentenhuisvesting.
Het gesprek tussen instellingen, gemeenten en huisvesters is hiervoor cruciaal. Dit
is met het Actieplan in gang gezet. Zoals aangegeven in de voortgangsbrief resulteert
dit in steeds meer concrete bouwplannen.
Zou juist in verband met deze, deels tijdelijke, verwachte toenemende druk enerzijds
en beperkte internationale instroom anderzijds, het niet logisch zijn om de woningen
die zijn gereserveerd voor internationale studenten beschikbaar te stellen voor binnenlandse
studenten, bijvoorbeeld voor de duur van het eerste semester? Bent u bereid dit verzoek
bij onderwijsinstellingen neer te legen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tot slot hoe het reserveren van woningen
voor enkel internationale studenten zich verhoudt tot het pleidooi om huurders en
huisvesters op te roepen geen advertenties enkel gericht op Nederlandse studenten
te hanteren. Hoe wordt hierin gelijke behandeling van beide groepen betracht?
De positie van internationale studenten op de Nederlandse studentenwoningmarkt is
van een andere aard dan de Nederlandse. Het verschil is dat internationale studenten
die naar Nederland komen geen vangnet hebben. Daarom is de noodzaak om te zorgen dat
zij meteen bij aankomst in een kamer of woning terecht kunnen groter. Tegelijkertijd
ben ik van mening dat Nederlandse en internationale studenten niet tegenover elkaar
moeten worden geplaatst. Beiden moeten toegang hebben tot woonruimte en daar blijf
ik mij voor inzetten.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.