Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Palland over het bericht 'Accountants verwachten dat bedrijven een aanzienlijk deel noodsteun moeten terugbetalen'
Vragen van het lid Palland (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Accountants verwachten dat bedrijven een aanzienlijk deel noodsteun moeten terugbetalen» (ingezonden 28 augustus 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 28 september
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Accountants verwachten dat bedrijven «aanzienlijk»
deel noodsteun moeten terugbetalen»?1
Antwoord 1
Ja daarmee ben ik bekend.
Vraag 2, 5 en 6
Wat is uw reactie op dit bericht? Hoezeer deelt u de zorgen van de accountants? Welke
mogelijkheden ziet u om in die gevallen waar bedrijven in de praktijk aan de subsidievoorwaarden
van de NOW (en voorwaarden voor afzonderlijke onderdelen van een concern) voldoen
alsnog te repareren? In hoeverre biedt het UWV nog een nadere herstelmogelijkheid
in voornoemde gevallen (zie vraag 4/5) bij de definitieve vaststelling van een NOW-subsidie?
Antwoord 2, 5 en 6
In reactie op signalen die ik over deze problematiek ontving van bedrijven en via
het UWV, die eventuele knelpunten in de NOW monitort, heb ik besloten een herstelmogelijkheid
te bieden voor werkgevers zodat zij op het moment van de vaststellingsaanvraag het
verzoek kunnen doen om de aanvraag op werkmaatschappijniveau te doen in plaats van
op concernniveau.2
Mij is inderdaad gebleken dat in een aantal gevallen bedrijven zich niet of onvoldoende
gerealiseerd hebben dat zij onderdeel zijn van een groep zoals gedefinieerd in de
NOW. In die gevallen is er een aanvraag gedaan om een tegemoetkoming in de loonkosten
zonder rekening te houden met (de consequenties van) dit in de NOW gehanteerde groepsbegrip
en de voorwaarden die zijn verbonden aan het vaststellen van de subsidie op het niveau
van de werkmaatschappij. De aanvrager kan in de praktijk echter niet meer voldoen
aan alle voorwaarden die verbonden zijn aan een aanvraag op werkmaatschappijniveau.
Het is onwenselijk dat bedrijven in de bovenbeschreven situatie nu in feite geen beroep
kunnen doen op de NOW-regeling, en dat zij te maken zouden krijgen met een nihilstelling
van de subsidie. Daarom bereid ik een wijziging van de NOW-1 en 2 voor die het mogelijk
maakt dat deze bedrijven bij de aanvraag van vaststelling alsnog ervoor in aanmerking
komen dat de subsidie niet op het niveau van het concern maar op het niveau van de
werkmaatschappij wordt vastgesteld. Voorwaarde blijft wel dat de groep waarvan ze
deel uitmaken als geheel geen 20% omzetverlies heeft.
De voorgenomen wijziging van de NOW ziet er ten eerste op dat de in de NOW-1 geldende
voorwaarde, dat een aanvraag op werkmaatschappijniveau alleen gedaan kan worden als
de NOW-aanvraag is gedaan op of na 5 mei 2020, vervalt. Ook hoeft aan een tweetal
voorwaarden die in artikel 6a van de NOW-1 en in artikel 7 van de NOW-2 zijn verbonden
aan een aanvraag op werkmaatschappijniveau pas bij de aanvraag tot subsidievaststelling
te worden voldaan, in plaats van bij de initiële aanvraag (om subsidieverlening).
Het gaat hierbij ten eerste om de voorwaarde dat een aanvrager dient te beschikken
over een verklaring dat er op het niveau van de groep geen dividend/bonus wordt uitgekeerd
of eigen aandelen worden ingekocht over 2020 op het niveau van het groepshoofd/de
moeder van de werkmaatschappij tot aan de datum van vaststelling van de jaarrekening.
Ten tweede gaat het om de voorwaarde dat de aanvrager dient te beschikken over een
overeenkomst van de vakbond of andere vertegenwoordiging van werknemers over werkbehoud.
Uiteraard moet ook aan de overige eisen van een aanvraag op werkmaatschappijniveau
(artikel 6a van de NOW-1 en artikel 7 van de NOW 2) worden voldaan bij de aanvraag
van de vaststelling.
Een ander probleem, gerelateerd aan het bovenstaande, is dat bedrijven soms aanlopen
tegen het feit dat zij bij de subsidieaanvraag voor de NOW-regeling niet dezelfde
periode hebben gekozen waarin zij een omzetdaling verwachten als andere onderdelen
van de groep. Dit is echter wel noodzakelijk voor de definitieve vaststelling van
de subsidie; de NOW schrijft dit dan ook voor. Ik ben nu de uitvoeringstechnische
consequenties van een herstelmogelijkheid voor bedrijven op dit punt in kaart aan
het brengen.
Vraag 3
Is in beeld bij hoeveel aanvragen voor een subsidie uit de tijdelijke Noodmaatregel
Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) voor concernonderdelen de aanvraag mogelijk
onder een verkeerd artikel is aangevraagd als gevolg van het later toegevoegde artikel
in de regeling? Indien niet, kunt u dit (laten) nagaan?
Antwoord 3
Nee dit is niet in beeld. Dit is ook niet goed na te gaan omdat de aanvragers van
NOW-1 niet bij hun aanvraag om subsidieverlening hebben hoeven aangeven op welk niveau
zij hun aanvraag doen (concern of werkmaatschappij).
Vraag 4
Wat is de consequentie indien blijkt dat bedrijven bij het aanvragen van een NOW-subsidie
voor afzonderlijke concernonderdelen onbewust een fout hebben gemaakt, namelijk door
de aanvraag voor het voorschot onder een verkeerd artikel aan te vragen? Is hierbij
in alle gevallen terugbetaling de consequentie?
Antwoord 4
Op basis van de huidige tekst van de regeling zou inderdaad nihilstelling volgen en
terugbetaling van het gehele subsidiebedrag aan de orde zijn. Zoals ik in de reactie
op vraag 2, 5 en 6 heb aangegeven, ben ik van mening dat dit onwenselijk zou zijn.
Daarom werk ik aan een aanpassing van de NOW-1 en 2 op dit punt. Bedrijven dienen
op het moment van aanvraag van de vaststelling wel aan alle voorwaarden te voldoen
die zijn verbonden aan een aanvraag op werkmaatschappijniveau, anders zal alsnog nihilstelling
volgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.