Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over premieshoppen
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over premieshoppen (ingezonden 3 september 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 23 september
2020).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het bericht «Arbeidsmigrant nog goedkoper gemaakt door detachering»?1
Antwoord 1
Het artikel geeft aan dat er uitzendbedrijven zijn die op zoek zijn naar manieren
om arbeidsmigranten goedkoper naar Nederland te halen, waarbij ook de zogenoemde A1-route
onderzocht wordt. Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van de vragen van het
lid Palland keur ik het fingeren van situaties om premievoordelen te bereiken (premieshoppen)
af. Dergelijke praktijken leiden tot oneerlijke concurrentie en moeten daarom tegengegaan
worden.
Tegelijkertijd wil ik ervoor waken dat de A1-verklaring of de socialezekerheidsregels
over grensoverschrijdende detachering gelijk zouden komen te staan aan premieshoppen.
De mogelijkheid om bij detachering voor enige tijd verzekerd te blijven in de zendende
lidstaat, beschermt werknemers tegen een verbrokkelde opbouw van socialezekerheidsrechten.
In mijn brief van 7 juli2 over A1-verklaringen voorzie ik de Kamer van een update over mijn inzet om het oneigenlijk
gebruik van deze regelgeving te voorkomen.
Vraag 2 en 3
Klopt de analyse van ABN Amro («Goedkope arbeidsmigrant komt van steeds verder») dat
uitzendbureaus voortdurend onderzoeken of arbeidsmigranten goedkoper in Nederland
kunnen werken, en arbeidsmigranten bijvoorbeeld (ondanks de herziene detacheringsrichtlijn)
via de A1-route voor minder loonkosten in Nederland kunnen werken? Wat is uw oordeel
hierover?
Is de conclusie van ABN Amro juist dat door deze A1-route ook inwoners van landen
buiten de Europese Unie via werkvergunningen in Oost-Europese landen in Nederland
komen te werken? Acht u dit wenselijk?
Antwoord 2 en 3
Zoals hiervoor aangegeven zijn er uitzendbedrijven die op zoek zijn naar manieren
om arbeidsmigranten goedkoper naar Nederland te halen. Het klopt inderdaad dat loonkostenverschillen
tussen werkgevers uit het buitenland en Nederlandse werkgevers, bijvoorbeeld in verband
met de afdracht van premies voor sociale zekerheiden pensioenpremies, daarbij een
rol kunnen spelen. Loonkostenverschillen zijn echter niet de enige factor hierbij:
zo spelen ook extra kosten voor het verblijf in Nederland een rol, zoals huisvesting,
vervoer en compensatie voor de hogere kosten van levensonderhoud.
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 12 december 2019 betreffende de implementatiewet
nieuwe detacheringsrichtlijn heb ik, naar aanleiding van onderzoek dat in 2017 is
uitgevoerd door Regioplan, aangegeven dat verschillen in loonkosten voor werkgevers
moeilijk inzichtelijk te maken zijn, door de vele verschillende factoren die relevant
zijn voor de beloning van een gedetacheerde werknemer en het feit dat er specifieke
regelingen bestaan voor elk van deze onderdelen, waarbij sommige EU-wijd worden toegepast
en andere per EU-lidstaat verschillen.3
Derdelanders die legaal werken en verblijven binnen een EU-lidstaat kunnen op basis
van de Dienstenrichtlijn en de Detacheringsrichtlijn in andere EU-lidstaten te werk
worden gesteld.4 Als werknemers van buiten de Europese Unie legaal in Europa verblijven en werken,
kunnen zij ook onder de coördinatieverordening voor de sociale zekerheid vallen (Verordening
(EG) 883/2004).5 Deze verordening maakt het mogelijk dat een gedetacheerde werknemer, onder voorwaarden,
voor maximaal 24 maanden verzekerd blijft in de zendende lidstaat. Dat gebruik gemaakt
wordt van de mogelijkheden die de EU-regelgeving en de nationale wetgeving op dit
punt bieden is op zich niet ongeoorloofd. Maar als er via bijvoorbeeld schijnconstructies
misbruik wordt gemaakt van deze regelgeving is dit zeer onwenselijk. Dit geldt zowel
voor premieshoppen voor werknemers met de nationaliteit van een derde land, als voor
premieshoppen voor werknemers met de nationaliteit van een EU-lidstaat.
Vraag 4
Heeft u hierover overleg met (door)zendlanden als bijvoorbeeld Polen, dat in 2017
zo'n 600.000 werkvergunningen en 1,8 miljoen 6-maanden werkvergunningen aan buurlanden
verstrekte?6
Antwoord 4
Ja, ik heb met bijvoorbeeld Polen gesproken over het toelatingsbeleid van Polen voor
werknemers afkomstig uit landen zoals Oekraïne. Daarbij gaf men van Poolse zijde aan
dat het overgrote deel van deze werknemers op Pools grondgebied wordt ingezet. Ik
wijs er op dat het inzetten van derdelanders bij tekorten op de eigen arbeidsmarkt
een nationale competentie is van de lidstaten.
Vraag 5
Heeft u er zicht op hoeveel mensen nu al via deze route werken in Nederland? En vanuit
welke landen komen deze mensen overwegend? Kunt de cijfers van de afgelopen vijf jaar
overleggen?
Antwoord 5
Sinds 1 maart 2020 is de meldplicht op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde
werknemers in de Europese Unie (WagwEU) van kracht. Op dit moment zijn er nog geen
jaarcijfers over 2020 beschikbaar.
Tot 1 maart 2020 gold op grond van het toenmalige artikel 1e van het BuWav (vrij verkeer
van diensten) en de Regeling melding Wet arbeid Vreemdelingen een notificatieplicht
bij het UWV, voor de detachering van werknemers uit derde landen die rechtmatig in
een andere lidstaat verblijven en werken. Onderaan treft u een bijlage aan, met daarin
een overzicht van de aantallen gemelde werknemers die op grond van deze notificatieplicht
gemeld zijn bij UWV, van de jaren 2015 tot en met 2019. Daarbij is – in lijn met de
daarover verschenen persberichten – vooral de relatieve groei van het aantal werknemers
uit Oekraïne opvallend. Het gebruik van A1-verklaringen maakte geen onderdeel uit
van de UWV notificatieplicht en is uit deze cijfers niet af te leiden. Deze cijfers
zien dan ook niet op A1-verloning.
Daarnaast beschikken wij over cijfers over de A1-verklaringen. Het gaat dan om cijfers
over het aantal ontvangen A1-verklaringen per zendend land. Wel is het zo dat die
cijfers niet gesorteerd kunnen worden op nationaliteit. Wij kunnen wel zien hoeveel
A1-verklaringen er bijvoorbeeld door Polen worden afgegeven voor tewerkstelling in
Nederland, maar niet of het dan gaat om een Unieburger of een derdelander. Deze cijfers
zijn openbaar en hier heb ik recentelijk in de brief van 7 juli over premieshoppen
naar verwezen7.
Vraag 6
Hoe ziet u de relatie tot derdelanders die niet alleen voor loon- en huisvesting,
maar ook voor verblijfsstatus afhankelijk zijn van hun werkgever, aangezien het in
de praktijk al niet mogelijk is om burgers uit de Europese Unie te beschermen tegen
uitbuiting?
Antwoord 6
De positie van werknemers afkomstig van buiten de EU is, net als de positie van mobiele
EU-werknemers, kwetsbaar, zo niet kwetsbaarder. Het kabinet is zich daar terdege van
bewust en de inzet van het kabinet is dan ook gericht op het bevorderen van fatsoenlijke
woon- en werkomstandigheden voor alle werknemers in Nederland, ongeacht hun herkomst.
Ik wijs in dit verband ook op het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten dat is
ingesteld om voorstellen te doen om de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten
te verbeteren
Vraag 7
Deelt u de mening dat uitzendbureaus hiermee premieshoppen en loondump faciliteren,
aangezien werkgevers veel minder kosten maken?
Antwoord 7
Ja, voor zover het uitzendbureaus betreft die constructies opzetten en misbruik maken
van A1-verklaringen om zo minder kosten te maken. Dit is zowel voor de gedetacheerde
werknemer als uit het oogpunt van een gelijk speelveld zeer onwenselijk.
Vraag 8
Wat vindt u ervan dat bedrijven – ondanks de wettelijke aanscherping rond flexwerk
in de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) – opnieuw op zoek gaan naar goedkope arbeid
door middel van A1-verloning?
Antwoord 8
Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vragen van het lid Palland heb ik op
dit moment geen helder beeld van dit effect van de WAB. In mijn brief van 5 juni 2020
inzake de quickscan naar de effecten van de WAB Monitoring en evaluatie WAB, heb ik
al opgemerkt dat het lastig de effecten van de WAB los te bezien van de ingrijpende
arbeidsmarkteffecten van de coronacrisis, het overheidsbeleid ter zake en de economische
gevolgen. Niettemin worden aan de hand van diverse onderzoeken op dit moment verschillende
aspecten van de impact van de WAB in beeld gebracht. Wanneer de resultaten daarvan
bekend zijn zal uw Kamer hierover nader worden geïnformeerd.
Vraag 9
Op welke manier gaat u dit soort vormen van premieshoppen tegen? Bent u van mening
dat de detacheringsrichtlijn verder moet worden aangescherpt?
Antwoord 9
De detacheringsrichtlijn gaat niet over sociale zekerheid. De coördinatie van sociale
zekerheid binnen de Europese Unie is geregeld in Verordening (EG) 883/2004. Een aanscherping
van de detacheringsrichtlijn zou dan ook geen uitkomst bieden.
In mijn brief van 7 juli over A1-verklaringen voorzie ik de Kamer van een update over
mijn inzet om het oneigenlijk gebruik van deze regelgeving te voorkomen. De SVB heeft
sinds enige tijd een handhavingsteam dat zich specifiek richt op de handhaving op
A1-verklaringen. De SVB en ketenpartners werken daarnaast intensiever samen om feiten
te achterhalen en signalen en kennis te delen. Ik verwacht daarnaast dat de Europese
Arbeidsautoriteit een rol kan spelen in het tegengaan van premieshoppen.
Ook wordt Verordening (EG) 883/2004 momenteel herzien. Nederland zet zich ervoor in
om de regels over detacheringen en A1-verklaringen te verbeteren en zo de fraude en
misbruik met A1-verklaringen en premieshoppen te bestrijden. Op dit front zijn al
belangrijke maatregelen voorgenomen. Zowel in de Raad als in het Europees parlement
was bijvoorbeeld voldoende steun voor de verplichting voor de uitgevende instelling
om een A1-verklaring met terugwerkende kracht in te trekken bij fraude. De mogelijkheid
voor het werkland tot weigering van een A1-verklaring als die niet helemaal is ingevuld
en het opnemen van een verplichte voorafgaande verzekering van drie maanden voor detachering
zijn stappen in de goede richting.
Daarbij is het wel van belang om te onderstrepen dat er op dit moment geen akkoord
kan worden bereikt op dit dossier omdat partijen het niet eens kunnen worden over
de aanpassingen in twee hoofdstukken, namelijk het hoofdstuk toepasselijke wetgeving
(met daarin de regels over detachering en A1-verklaringen) en het hoofdstuk werkloosheid.
Nederland heeft ook zwaarwegende belangen op het werkloosheidshoofdstuk. Of Nederland
kan instemmen met een akkoord hangt af van het bereikte resultaat op beide hoofdstukken.
Ik informeer uw Kamer als er voortgang is.
Overzicht notificaties bij UWV
2019
2018
2017
2016
2015
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.