Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Van der Molen over de berichten 'Geweld door drillrappers verheerlijkt' en 'Ingewijden: Rotterdammer (19) doodgestoken door lid Amsterdamse drillrapgroep'
Vragen van de leden Van Dam en Van der Molen (beiden CDA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de berichten «Geweld door drillrappers verheerlijkt» en «Ingewijden: Rotterdammer (19) doodgestoken door lid Amsterdamse drillrapgroep» (ingezonden 13 augustus 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 23 september 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3892.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Geweld door drillrappers verheerlijkt» waarin
een beeld wordt geschetst van het muziekgenre «drillrap» en het klaarblijkelijke verband
dat bestaat tussen de aanhang van dit muziekgenre en gewelddadigheid onder jongeren?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre verenigen aanhangers van drillrap zich in ons land in herkenbare (jeugd)groepen?
Worden deze groepen door de politie in kaart gebracht, bijvoorbeeld in de inventarisatie
van jeugdgroepen (de voormalige Beke-methodiek)? Is er een specifieke overheidsaanpak
die zich richt op deze groepen?
Antwoord 2
Jongeren vertonen vaak crimineel gedrag onder invloed van groepsdruk en groepsdynamica.
De actualiteit leert dat (jeugd)groepen veelal fluïde van samenstelling zijn en dat
communicatie via internet en sociale media hierin belangrijke factoren zijn. Het is
moeilijk voor politie en gemeenten om goed inzicht te krijgen op de kerngroepen binnen
deze steeds wisselende interacties, en daarmee ook om deze jongeren als groep te identificeren
en in kaart te brengen. Wat we nu zien is dat bestaande min of meer criminele (jeugd)netwerkverbanden
drillrap aanwenden om zich nadrukkelijker te profileren en gewelddadige incidenten
te plegen en te ontlokken.
Vanwege het zorgelijke karakter van het wapenbezit en deze bendevorming wordt momenteel
een actieplan opgesteld om het wapenbezit en -gebruik onder jongeren tegen te gaan.
Hierbij wordt samengewerkt tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Openbaar Ministerie, de politie, de jeugdreclassering,
Halt, jongerenwerk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid en diverse gemeenten. Het actieplan zal zowel preventieve als repressieve
acties bevatten.
Het actieplan zal naar verwachting begin november gereed zijn. De andere betrokken
ministers en ik zullen uw Kamer daarover direct inlichten.
Vraag 3
In hoeverre biedt de Voetbal- en Overlastwetgeving mogelijkheden om groepen jongeren
die zich kenmerken door het stelselmatig voorhanden hebben en benutten van messen
en andere wapens in de tang te houden? Welke informatie-uitwisseling vindt er plaats
tussen politie-eenheden over deze groepen? Hoe operationeel en actueel is die informatie-uitwisseling?
Antwoord 3
Bij de politie is het onderwerp drillrap en (mes)steekincidenten landelijk geagendeerd.
Uitwisseling van actuele, operationele informatie tussen eenheden vindt plaats als
sprake is van incidenten en/of problematiek die de betrokken eenheden overlapt. De
politie kan op basis van haar informatie het lokale bestuur informeren. Deze informatie
kan voor de burgemeester de basis vormen voor het inzetten van bevoegdheden om de
openbare orde te beschermen op grond van de Gemeentewet, bijvoorbeeld als het gaat
om overlast op straat. Dan bieden Algemene Plaatselijke Verordeningen vaak verschillende
handvatten voor (strafrechtelijk) optreden. Dan kan het gaan om bijvoorbeeld samenscholingsverboden,
tijdelijke gebiedsontzeggingen wegens overlastgevend gedrag, en alcoholverboden. Dergelijk
optreden vindt plaats naast eventueel strafrechtelijk ingrijpen.
Als het gaat om de (dreiging van) rellen heeft een burgemeester verschillende opties.
Zo biedt de Gemeentewet de mogelijkheid om relschoppers bestuurlijk een gebiedsverbod
op te leggen. Een verbod kan eventueel worden gecombineerd met een meldplicht of een
groepsverbod. Indien betrokkene het gebiedsverbod schendt, dan pleegt hij een misdrijf
en kan hij direct worden aangehouden. Daarnaast kent de Gemeentewet een bestuurlijke
maatregel die inhoudt dat de burgemeester een bevel kan geven aan degene die het gezag
heeft over een minderjarige jonger dan twaalf, als die minderjarige herhaaldelijk
in groepsverband de openbare orde heeft verstoord. Zo’n bevel kan bijvoorbeeld inhouden
dat de minderjarige zich niet in een bepaald deel van de gemeente bevindt.
Meer algemeen2, maar net als gebiedsverboden in de preventieve sfeer, bestaat de mogelijkheid om
bij (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van
wapens een gebied als veiligheidsrisicogebied aan te wijzen waarbinnen. (preventief)
fouilleren en doorzoeken van voertuigen en bagage naar wapens mogelijk wordt.
Ook kan de burgemeester – als de gemeenteraad deze bevoegdheid in de APV aan de burgemeester
heeft verleend – gebieden aanwijzen voor cameratoezicht in de openbare ruimte. Dat
toezicht moet noodzakelijk zijn in het belang van de handhaving van de openbare orde
in het aangewezen gebied.
Elke situatie vergt een specifiek gecombineerde en passende inzet van bevoegdheden
om overlast en verstoringen van de openbare orde tegen te gaan. Dit is maatwerk door
de driehoek op basis van de kennis van de lokale situatie.
Vraag 4 en 5
Bent u bereid om nationaal onderzoek te doen of er een causaal verband bestaat tussen
drillrap en de toename van steekincidenten? Bent u bereid om daarbij overig internationaal
onderzoek te betrekken zoals BennettKleinberg en Paul McFarlane bepleiten in hun onderzoek
«Violent music vs violence and music: Drill rap and violent crime in London»?
Bent u ervan op de hoogte dat de Rechtenfaculteit van de Erasmus Universiteit in opdracht
van de gemeente Rotterdam onderzoek doet naar het messengeweld in Rotterdam en de
relatie met drillrap? Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan
en deze te betrekken bij een landelijk onderzoek naar een mogelijk causaal verband,
aangezien deze optie genoemd is in relatie tot steekincidenten van Drachten tot Scheveningen?3
Antwoord 4 en 5
Ik ben op de hoogte van het onderzoek in opdracht van de gemeente Rotterdam. Deze
gemeente en het Ministerie van JenV overleggen, ook samen met andere gemeenten, geregeld
over de aard van de wapenproblematiek en de maatregelen om dit tegen te gaan. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 2 wordt momenteel gewerkt aan een actieplan tegen
wapenbezit onder jongeren. Bij de totstandkoming daarvan worden alle beschikbare inzichten
benut, zowel de wetenschappelijke als de praktijkervaringen van de betrokken organisaties.
Bij de ontwikkeling van dit actieplan zal worden beoordeeld of nadere inzichten noodzakelijk
zijn om te kunnen komen tot een adequate aanpak. Wij informeren uw Kamer op korte
termijn over het actieplan.
Vraag 6
Is het juist dat de omroep BNNVARA via haar platform 101Barz een podium bood aan een
video van rapgroep 73 De Pijp waarin verwijzingen worden gemaakt naar geweld en waarin
bivakmutsen worden gedragen? Zo ja, bent u van mening dat het vertonen van dergelijke
uitingen die aanzetten tot geweld een plek hebben in publiek gefinancierd aanbod bij
de publieke omroep? Is het juist dat BNNVARA op 12 augustus 2020 de drillrap-video’s
op haar platforms heeft verwijderd? Kunt u bevestigen dat dit voorbeeld breed bij
de publieke omroep zal worden gevolgd en dat drillrap-video’s waarin geweld wordt
gerechtvaardigd geen plaats hebben op kanalen en platforms van de publieke omroep
of omroepen?
Antwoord 6
De redactionele onafhankelijkheid van de omroepen is een groot goed. Het is aan de
omroepen om de inhoud van hun programma’s te bepalen. Op het platform 101Barz van
BNNVARA is inderdaad een video getoond van rapgroep 73 De Pijp. 101Barz biedt een
podium aan hiphop-muzikanten, waarbij de muzikanten die optreden vrij zijn om de invulling
van hun sessie te bepalen. BNNVARA is verantwoordelijk voor de inhoud van het programma
en de redactionele keuzes die aan dit programma ten grondslag liggen. BNNVARA heeft
de Minister van BVOM laten weten dat indien de redactie van 101Barz op het moment
van een studio-opname of achteraf twijfelt aan intenties van de muzikant, BNNVARA
kan besluiten de sessie niet langer uit te zenden. Twee video’s zijn door BNNVARA
op 12 augustus 2020 offline gehaald omdat delen van deze video’s onderdeel werden
van de reconstructie van een geweldsincident. Om die reden zijn de video’s op dat
moment offline gehaald.
Vraag 7
Voldoet BNNVARA aan wat vanuit het voorzorgsprincipe van een omroep mag worden verwacht
als zij uitsluitend de in het artikel aangegeven disclaimer bij de video plaatst?
Hoe verhoudt het plaatsen van dergelijke content zich tot de wettelijk benoemde classificatie
om minderjarigen te beschermen tegen het vertonen van brutaliserend geweld of het
rechtvaardigen daarvan? Is classificatie van online video’s van publieke omroepen
verplicht, ook als deze video’s op andere sites dan die van de publieke omroep zelf
worden geplaatst?
Antwoord 7
Er geldt op dit moment nog geen wettelijke verplichting tot het classificeren van
online media-aanbod. Deze verplichting wordt geregeld in het wetsvoorstel ter implementatie
van de audiovisuele mediadienstenrichtlijn die op dit moment in de Eerste Kamer ligt.
Hoewel er op dit moment geen verplichting geldt, classificeert BNNVARA sinds 2019
een groot deel van haar online aanbod. Dit geldt ook voor het aanbod op 101Barz. BNNVARA
geeft vóór de vertoning van het 101Barz-aanbod met een Kijkwijzer-icoontje een waarschuwing
af over de mogelijk schadelijke inhoud van het aanbod. Daarnaast plaatst BNNVARA een
in tekst uitgeschreven disclaimer voor het 101Barz-aanbod. Tot slot vraagt YouTube
bij het uploaden van video’s of de content bestemd is voor kinderen; voor 101Barz
geeft BNNVARA aan dat dat niet het geval is. Door deze combinatie van waarschuwingen
geeft BNNVARA invulling aan zijn zorgplicht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.