Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en Moorlag over internationale drugshandel per post
Vragen van de leden Kuiken en Moorlag (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over internationale drugshandel per post (ingezonden 30 juni 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3578.
Vraag 1
Kent u het bericht «Nederland internationaal onder vuur om drugshandel per post»1 en herinnert u zich uw eerdere antwoorden op meerdere vragen van de leden Kuiken
en Moorlag over dit onderwerp?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat de handel in harddrugs per post naar het buitenland groeit? Zo ja,
over welke cijfers dan wel indicaties beschikt u? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 2
Het is niet met zekerheid te zeggen of sprake is van een groei in de handel in harddrugs
per brievenbuspost en postpakketten naar het buitenland.
De Politie (toezichthouder voor het binnenlandse postverkeer en het postverkeer naar
en vanuit de andere EU-landen) en de Douane (toezichthouder goederenverkeer met landen
buiten de EU) hebben beperkt cijfers beschikbaar.
Bovendien kan een stijging in het aantal pakketten en door buitenlandse autoriteiten
in beslaggenomen kilo’s verdovende middelen, sterk beïnvloed kunnen zijn door incidentele
zaken. Er vindt geen mondiale vastlegging, dan wel uitwisseling plaats van gegevens
over de totale hoeveelheden inbeslaggenomen harddrugs per brievenbuspost en postpakketten.
Voor een overzicht van de beschikbare cijfers, verwijs ik u graag naar de antwoorden
op Kamervragen (vraag 2 en 3) van de Kamerleden Yesilgöz-Zegerius en Lodders van 1 juli
2020 (2020Z12910), die u gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen ontvangt.
Voor de brievenbuspost naar landen buiten de EU is op dit moment geen indicatie te
geven over de hoeveelheden in beslag genomen verdovende middelen. Brieven mogen vanwege
het wettelijke briefgeheim niet zomaar geopend worden door de douane. Daarvoor is
toestemming nodig van een Rechter-Commissaris.
Vraag 3
Is het waar dat bij een proef van de Nederlandse douane tijdens een paar uur intensief
controleren bij driekwart van de vijfhonderd pakketten onderzochte pakketten drugs
werden gevonden? Zo ja, deelt u de mening dat dit een zeer verontrustend gegeven is?
Zo nee, wat is er dan niet waar aan het gestelde?
Antwoord 3
In het kader van een pilot, gericht op een intelligente, innovatieve en informatie
gestuurde detectie van drugs, heeft de Nederlandse douane in 2019 en 2020 bij controleacties
gericht op specifieke bestemmingslanden in enkele uren tijdsbestek honderden inbeslagnames
van verdovende middelen in uitgaande post(pakket)zendingen naar landen buiten de EU
gedaan. Doel van de pilot is om het misbruik van post- en pakketdiensten voor (internationale)
drugshandel efficiënter en effectiever tegen te gaan. De pilot levert positieve resultaten
op. Thans wordt bezien hoe we deze innovatieve manier van detecteren breder kunnen
toepassen.
Vraag 4
Is het waar dat de drugsverzendingen vanuit Nederland de samenwerking met buitenlandse
justitiële autoriteiten onder druk zet omdat rechtshulpverzoeken met vertraging worden
afgehandeld? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 4
Het Openbaar Ministerie krijgt van opsporingsinstanties vanuit een aantal landen signalen
dat er veel verdovende middelen worden toegestuurd via de post vanuit Nederland. Deze
signalen komen tot het OM via rechtshulp-kanalen, via contacten op (internationale)
bijeenkomsten, maar ook bijvoorbeeld via de door Nederland in het buitenland gestationeerde
Liaison Officers. Deze signalen zijn bijvoorbeeld gekomen vanuit Duitsland, Frankrijk,
België, het Verenigd Koninkrijk, de Baltische staten, de Verenigde Staten, Hong Kong
en Thailand. Er is vooralsnog geen indicatie dat de behandeling van Nederlandse rechtshulpverzoeken
met vertraging heeft plaatsgevonden.
Vraag 5
Hoe komt het dat, ondanks de eerder aangekondigde intensivering van de opsporing van
drugs in pakketten, de inspanningen van postorderbedrijven en het Postinterventieteam
(PIT) toch nog naar schatting maandelijks 9.000 pakketten met harddrugs worden verstuurd?
Antwoord 5
De schatting van maandelijks 9.000 pakketten – zo blijkt uit navraag bij de betrokken
diensten – betreft een extrapolatie van de vondsten tijdens een risicogerichte controle-actie.
Ten aanzien van deze schatting is dus voorzichtigheid geboden. In dit kader is met
name relevant dat de post- en pakketstroom zeer omvangrijk is; zo maakt de Post- en
Pakkettenmonitor van de Autoriteit Consument en Markt melding van het vervoeren van
576 miljoen pakketten in 2019, binnenlandse en grensoverschrijdende pakkettenbezorging
samen. Tegen deze achtergrond is het zaak om in het kader van publiek-private samenwerking
een breed spectrum aan mogelijke intelligente barrières in kaart te brengen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de grote hoeveelheid pakketten met drugs aangeeft dat de opsporing
nog meer geïntensiveerd moet worden? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, is het zaak om in het kader van publiek-private
samenwerking een breed spectrum aan mogelijke intelligente barrières in kaart te brengen.
Mede met dit doel wordt sinds dit jaar door politie (PIT), Openbaar Ministerie, douane,
RIEC, het Ministerie van JenV, PostNL en het landelijk aanjaagteam ondermijning, actief
samengewerkt in de zogeheten Regiegroep PPS Post- en Pakketdiensten. Uitgangspunt
is de onderlinge samenwerking te intensiveren en de gezamenlijke informatiepositie
te verstevigen. Daarvoor wordt momenteel gewerkt aan een fenomeengericht criminaliteitsbeeld.
Dit criminaliteitsbeeld gaat de basis vormen voor een gezamenlijke strategische aanpak,
waarbij ook zal worden bekeken hoe kan worden toegewerkt naar intelligente en effectieve
toezicht en opsporing. Daarbij blijft de inzet bovenal gericht op slimme en gerichte
controles en – gegeven de omvang van de totale pakketstroom – niet op het openmaken
van alle pakketten. Om daar nog beter invulling aan te kunnen geven zal de controle-capaciteit
van de Douane in de brief- en pakketpost worden uitgebreid.
Ik verwijs in dit verband graag tevens naar de beantwoording op de Kamervragen van
de leden Kuiken en Moorlag van 28 januari 20193.
Vraag 7
Waarom werkt het PIT alleen op structurele basis samen met PostNL en met andere postbedrijven
op basis van casussen en meldingen?4 Acht u het nodig om ook met andere postbedrijven tot een structurele samenwerking
te komen? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het PIT is in de basis bedoeld als een samenwerking tussen overheid en de post- en
pakketvervoerders (branche), dus niet alleen specifiek PostNL. De politie gaat daarom
de samenwerking met andere pakketvervoerders intensiveren.
Vraag 8, 9
Deelt u de mening dat zolang niet te achterhalen valt wie de verzender van pakketten
is het probleem niet goed kan worden aangepakt omdat degenen die de drugs verzenden
buiten schot blijven? Zo ja, hoe gaat u zorgen dat hier verandering in komt? Zo nee,
waarom niet?
Deelt u de mening van de teamleider van het PIT en de genoemde officier van justitie
dat een legitimatieplicht voor verzenders van postpakketten naar het buitenland zal
helpen bij het tegengaan van drugszendingen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo
nee, waarom niet? Bent u dan nog steeds van mening dat een legitimatieplicht ondanks
het gegeven dat het om 9.000 pakketten per maand gaat «gelet op het totale volume
aan pakketpost, de inbreuk op de privacy en de verzwaring van de administratieve lasten
niet proportioneel [is] om drugscriminaliteit tegen te gaan»?5
Antwoord 8, 9
Zoals in het voorgaande reeds aan de orde is gesteld, worden momenteel mogelijke intelligente
barrières in het kader van brede publiek-private samenwerking in kaart gebracht. Zowel
intensivering van opsporing en vervolging als het idee van een legitimatieplicht zullen
hierin worden betrokken.
Vraag 10
Deelt u de mening van de teamleider van het PIT en de genoemde officier van justitie
dat het makkelijker moet worden om verzendingen te controleren op inhoud? Zo ja, hoe
gaat u hiervoor zorgen? Wat vindt u van het idee dat politieambtenaren zelf de bevoegdheid
moeten krijgen om een pakket te openen?
Antwoord 10
Ja, die mening deel ik. In artikel 101 lid 2 Wetboek van Strafvordering is bepaald
dat de officier van justitie tot de kennisneming van de inhoud van o.a. pakketten
niet overgaat voor daartoe door de rechter-commissaris gemachtigd te zijn. Na de modernisering
van het wetboek van Strafvordering zullen opsporingsambtenaren bevoegd worden om zelfstandig
postpakketten in beslag te nemen en om het postpakket vervolgens te openen en kennis
te nemen van de inhoud. Er is dan geen machtiging nodig van de rechter-commissaris.
Deze wijziging zorgt voor een vereenvoudiging en versnelling van het proces van het
opsporen van drugs in postpakketten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.