Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over illegale veelplegers
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over illegale veelplegers (ingezonden 3 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 september
2020).
Vraag 1, 2, 3, 8
Wat is uw oordeel over het bericht «Politiebond: «Zet veelplegende illegalen het land
uit, wij hebben er te veel werk aan»»?1
Erkent u de problemen die de politiebond beschrijft en bent u het eens met de oplossing
die door hen wordt aangedragen?
Bent u het eens met agent Bas Wijnen als hij zegt dat hij «het bijzonder blijft vinden
dat wij zo iemand niet op het vliegtuig kunnen zetten naar het land van herkomst»?
Erkent u dat de frustratie onder agenten alleen maar toeneemt als er niets terechtkomt
van het terugkeerbeleid?
Antwoord 1, 2, 3, 8
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Ik begrijp deels de frustratie bij de agenten
die hiermee te maken hebben. De Nederlandse inzet is erop gericht de terugkeer van
personen die hier niet mogen zijn en de samenwerking met landen van herkomst om hun
onderdanen op te nemen te bevorderen. Het uitzetten van overlastgevers en criminelen
heeft hierbij in het bijzonder prioriteit. Dat is belangrijk om het draagvlak voor
de opvang van vluchtelingen en het brede migratiebeleid te behouden.
Vraag 4
Hoe is het mogelijk dat een Marokkaanse man bijna 600 keer in aanraking komt met de
politie en al vijftig jaar zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft? Is dit
voor u ook een bewijs van falend terugkeerbeleid?
Antwoord 4
Zoals u weet ga ik in openbare beantwoording niet in op individuele zaken. Ik deel
niet dat er sprake is van falend terugkeerbeleid is. Wel erken ik dat verbeteringen
in de effectiviteit van de terugkeerinzet nodig zijn. Daarop is de kabinetsinzet ook
gericht.
In het door u aangehaalde voorbeeld is de persoon klaarblijkelijk niet zelf vertrokken.
Zelfstandig vertrek is het uitgangspunt: wanneer een vreemdeling meewerkt aan zijn
vertrektraject, dan verloopt terugkeer in de regel probleemloos. Echter, als een vreemdeling
besluit niet mee te werken aan vertrek, is de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aangewezen
op de organisatie van gedwongen vertrek. In die gevallen is terugkeer een complexer
proces en spelen verschillende factoren een rol. Uitzetting is enkel mogelijk wanneer
geen sprake is van procedures die in Nederland afgewacht mogen worden, de vreemdeling
in vreemdelingenbewaring gesteld kan worden en het herkomstland bereid is (vervangende)
reisdocumenten af te geven. In sommige situaties is het (tijdelijk) niet mogelijk
te voorzien in deze voorwaarden. Hoewel vreemdelingenbewaring, waar het juridisch
mogelijk is, zeker wordt ingezet in dit soort gevallen, zie ik ook dat de maatregel
om bewaring op te leggen vaak complex is geworden, door steeds verdergaande eisen,
onder meer volgend uit de Nederlandse jurisprudentie. Ik zet me er actief voor in,
ook binnen Europa met de herziening van de richtlijnen, om de administratieve lasten
en onmogelijkheden voor bewaring en daarmee gedwongen terugkeer te beperken en waar
mogelijk te verminderen.
Strafrechtelijk optreden, ook als iemand door eigen toedoen niet vertrekt, is aan
de orde als iemand een misstap heeft begaan. Het niet rechtmatig in Nederland verblijven
is op zichzelf niet strafbaar, behoudens die gevallen waarin de vreemdeling tevens
ongewenst vreemdeling is verklaard of een inreisverbod heeft gekregen met toepassing
van artikel 66a, zevende lid van de Vreemdelingenwet 2000, in welke gevallen verder
verblijf een misdrijf is.
Vraag 5, 6
Hoe kan het dat «deze mensen door hun land van herkomst niet meer worden opgenomen»?
Waarom kunt u dit soort herkomstlanden niet overtuigen van het opnemen van hun onderdanen?
In hoeverre treft u sancties dan wel visummaatregelen tegen dit soort weigerachtige
landen?
Antwoord 5, 6
Centraal staat in hoeverre de vreemdeling beschikt over de juiste (reis)documenten,
dan wel bereid is medewerking te verlenen aan de verkrijging daarvan. Indien een vreemdeling
niet beschikt over de juiste (reis)documenten vraagt de DT&V aan het vermoedelijke
herkomstland om de nationaliteit vast te stellen.
Na een nationaliteitsvaststelling door het herkomstland wordt in de regel een (vervangend)
reisdocument afgegeven. De mate waarin een herkomstland de nationaliteit van een onderdaan
kan vaststellen is mede afhankelijk van de medewerkingsbereidheid van de vreemdeling.
Frustratie, bijvoorbeeld door het achterhouden van identiteitsdocumenten of het niet
beantwoorden van vragen, maakt het voor herkomstlanden soms niet mogelijk de nationaliteit
vast te stellen. Ook verdwijnen mensen soms uit beeld en is in sommige gevallen de
samenwerking met herkomstlanden voor verbetering vatbaar.
Per herkomstland wordt bezien waar het knelpunt ligt. Voor landen waar vanuit migratie-oogpunt
prioriteit ligt, wordt een kabinetsbrede benadering gehanteerd, waarbij de verschillende
aspecten van de relatie in samenhang worden bezien en gekeken wordt hoe die kunnen
bijdragen aan betere migratiesamenwerking, inclusief terugkeer. Hiervoor kunnen verschillende
instrumenten worden ingezet, waaronder ook het visuminstrument.2 Uiteraard worden hierbij alleen instrumenten ingezet die effectief zijn en niet contraproductief.
Dialoog met derde landen vraagt om structurele inzet en onderhoud, en in veel gevallen
ook rust en vertrouwelijkheid. In alle gevallen is sprake van maatwerk, en wordt rijksbreed
– en waar van toepassing samen met andere EU-lidstaten of EU-breed – opgetrokken.
Zo zet Nederland zich in om tot een meer Europees gecoördineerde benadering ten aanzien
van herkomstlanden te komen en moedigt Nederland de Europese Commissie aan om brede
partnerschappen met landen van herkomst en transit te realiseren.
Het treffen van visummaatregelen is daarbij één van de mogelijkheden. Het is goed
te realiseren dat dit een middel is dat in EU verband dient te worden ingezet om effectief
te zijn. Op dit moment wordt in Europees verband gekeken welke landen voor dergelijke
maatregelen in aanmerking kunnen komen.
Vraag 7
Heeft u al een gesprek gevoerd met uw Marokkaanse ambtsgenoot over het terugkeerbeleid
of is de deur nog altijd gesloten?
Antwoord 7
Zoals bekend is Marokko een belangrijk land voor samenwerking op migratie, waaronder
terugkeer. De inzet van het kabinet is dan ook gericht op dialoog met Marokko op verschillende
niveaus om de samenwerking in den brede te verbeteren. Dit vindt plaats binnen de
bredere bilaterale relatie en wordt nauwkeurig afgestemd met alle betrokken ministeries.
De beperkingen inzake het COVID-19 virus hebben impact gehad op de uitvoering van
deze inzet. Zoals ook voor Nederland geldt, lag de focus voor Marokko op het onder
controle brengen van de COVID-pandemie. Er is voortdurend contact op verschillende
niveaus met Marokko over een breed aantal onderwerpen. Daarbij wordt ook de intentie
voor versterkte dialoog op het gebied van migratie en terugkeer onder de aandacht
gebracht.
Vraag 9
Deelt u de mening dat Nederland zijn eerlijke deel moet nemen in het opnemen van vluchtelingen,
maar dat u er tegelijk voor moet zorgen dat mensen die geen recht hebben op asiel
terugkeren naar hun herkomstland, teneinde het draagvlak voor het beleid in stand
te houden?
Antwoord 9
U verwoordt hier precies de ambitie van het regeerakkoord en daarmee van het kabinet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.