Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hijink en Marijnissen over het bericht 'Lucratief beleggen in ouderen met dementie'
Vragen van de leden Hijink en Marijnissen (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Lucratief beleggen in ouderen met dementie» (ingezonden 30 juli 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3739.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Lucratief beleggen in ouderen met dementie»?1
Antwoord 1
In onderstaande antwoorden geef ik u mijn reactie op het artikel.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat veel beleggers profijt zien in de zorg voor senioren met dementie?
Wat is uw oordeel over het feit dat er rendementen van 7% of meer beloofd worden bij
investeringen in vastgoedobjecten voor opvang, verzorging en verpleging van (vermogende)
senioren? Kan volgens u een rendement van 7% gerealiseerd worden zonder te besparen
op bijvoorbeeld de kwaliteit van zorg of de ouderen extra te laten betalen voor aanvullende
pakketten?
Antwoord 2
De aangehaalde beloofde rendementen van 7% betreffen investeringen in vastgoedobjecten
voor opvang, verzorging en verpleging. Op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) is
het mogelijk wonen en zorg te scheiden. Ik kan niet beoordelen in hoeverre dergelijke
rendementen voor beleggingen in vastgoed reëel zijn. Zorgbestuurders zijn er verantwoordelijk
voor om diensten, goederen en vastgoed, die nodig zijn voor de zorgverlening, in te
kopen tegen een marktconforme prijs.
De zorg die onder deze constructie verleend wordt, valt niet onder het huidige winstverbod,
omdat deze zorg kort gezegd niet als intramurale, maar als extramurale zorg wordt
aangemerkt. Ik werk echter aan het wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorgaanbieders
(Wibz) waarin ik de mogelijkheid wil introduceren aanvullende voorwaarden te stellen
aan winstuitkering voor sectoren waar nu geen verbod op winstuitkering geldt. De aard
van de voorwaarden en het tijdstip van inwerking treden kan variëren per deelsector
en wordt gekoppeld aan het zich voordoen van excessen en de noodzaak die tegen te
gaan, respectievelijk te voorkomen. Daarnaast wordt bezien of er een norm geïntroduceerd
kan worden voor een maatschappelijk maximaal aanvaardbare dividenduitkering.
Ongeacht de regels omtrent winstuitkering, moet de kwaliteit van zorg altijd op orde
zijn. De IGJ ziet daarop toe. Tot slot rust er op cliënten (en/of hun vertegenwoordigers)
die aanvullende pakketten afnemen ook een eigen plicht kritisch te kijken naar hetgeen
deze zorgvilla’s leveren binnen deze aanvullende pakketten. Ook moeten bewoners zelf
bepalen of zij bereid zijn een bepaalde huurprijs te betalen op basis van de infrastructuur,
ligging en luxe van het vastgoed. Zij kunnen zich daarop voorbereiden door vooraf
locaties te bezoeken en/of te zoeken naar ervaringen van anderen en alternatieven
af te wegen. Daarbij kunnen zij het totaalpakket van wonen, zorg en dienstverlening
(en de kosten daarvan) afwegen tegen hetgeen anderen aanbieden. Ook kunnen zij zich
een oordeel vellen over de geboden transparantie in de opbouw van de kosten en de
diensten die daarvoor geleverd worden. Tijdens het wonen is het van belang dat cliënten
en/of hun vertegenwoordigers kritisch blijven in het aanbod en de kosten die daar
tegenover staan.
Vraag 3
Wat is uw oordeel over de verdubbeling van het aantal particuliere aanbieders van
verpleeghuizen? Vindt u dit een positieve of negatieve ontwikkeling? Wat zegt deze
ontwikkeling over het aanbod van verpleeghuisplekken voor ouderen met een minder grote
portemonnee?
Antwoord 3
Een diversiteit aan aanbieders van verpleeghuizen vind ik op zichzelf geen slechte
ontwikkeling. Dit stelt mensen in staat om woon- en zorgvormen te kiezen die aansluiten
bij hun wensen en behoeften. Bovendien zal door de vergrijzing een steeds grotere
behoefte zijn aan deze zorg. De diversiteit heeft vooral betrekking op de woning en
de servicekosten. Voor de zorg geldt dat deze onder het toezicht valt van de IGJ en
moet voldoen aan de eisen uit het kwaliteitskader.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de stelling «eigenlijk beleg je via het IMMO Zorgwoningfonds
dus indirect in zieke ouderen»? Wat is uw mening over indirect beleggen in zieke ouderen?
Is dit volgens u een effect van de marktwerking in de zorg en de hervorming van de
langdurige zorg? Zo ja, vindt u dit een wenselijk effect van deze ontwikkelingen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals ik al vaker heb gezegd, is in de zorg geen plek voor mensen die de zorg enkel
en alleen als verdienmodel zien. Ik vind de redenering dat men in zieke ouderen kan
beleggen echter te kort door de bocht. In het IMMO Zorgwoningfonds wordt hoofdzakelijk
belegd in vastgoed. Van zorgbestuurders mag verlangd worden dat zij kritisch zijn
op de huurovereenkomsten of vastgoedinvesteringen die zij aangaan en daar marktconforme
tarieven voor betalen.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de opmerking «zorgvastgoed levert een langjarige, stabiele cashflow»?
Antwoord 5
Ik leg de opmerking dat zorgvastgoed een langjarige, stabiele cashflow oplevert als
volgt uit. Door de demografische ontwikkelingen, met name vergrijzing, is de vraag
naar verpleeghuiszorg met relatief grote zekerheid te voorspellen voor de komende
jaren. Zoals in het artikel wordt toegelicht, is daarmee het risico op leegstand bij
zorgcomplexen (mits de cliënten niet massaal wegblijven door onvoldoende kwaliteit
van zorg) aanzienlijk minder dan bij bijvoorbeeld winkelpanden. Langjarige huurcontracten
op vastgoed waarop men investeert, genereren dan ook een relatief zekere inkomstenbron
met weinig risico’s.
Vraag 6
Welke risico’s ziet u als gevolg van het feit dat zorgvastgoed steeds meer in handen
van beleggers komt? Ziet u extra of andere risico’s als het buitenlandse partijen
betreft?
Antwoord 6
Beleggers en investeerders verwachten een rendement voor het beschikbaar stellen van
kapitaal. Dit geldt in principe voor iedere kapitaalverschaffer, bijvoorbeeld ook
voor banken of woningcorporaties, en het behalen van een redelijk rendement op vastgoed
is op zichzelf geen kwalijke zaak. Er schuilt wel een mogelijk risico in het najagen
van hoge rendementen, als daardoor de kosten voor vastgoed te zwaar op de organisatie
drukken. Zorgbestuurders dragen echter de verantwoordelijkheid om hiervoor te waken
bij het aangaan van langjarige huurcontracten. Zij moeten het belang van de zorginstelling
behartigen en hebben in principe geen baat bij het aangaan van huurcontracten die
niet marktconform zijn.
Vraag 7
Wat zijn de gevolgen als een particuliere aanbieder failliet gaat voor de bewoners
van die initiatieven? Vindt u dit risico acceptabel? Worden de bewoners voldoende
op de hoogte gesteld van deze risico’s?
Antwoord 7
Als een zorgaanbieder failliet gaat, is het van belang dat de continuïteit van zorg
gewaarborgd blijft. Dit betekent dat betrokken partijen als de zorgaanbieder en het
zorgkantoor moeten zorgen voor een verantwoorde afbouw van de zorgverlening en goede
overdracht van bewoners naar andere zorgaanbieders. Daarbij bestaat het risico dat
bewoners moeten verhuizen, maar in de praktijk wordt de locatie meestal overgenomen
door een andere aanbieder en kunnen bewoners op de locatie blijven wonen. De waarborgen
voor verantwoorde afbouw en overdracht van zorg zijn uiteengezet in de Kamerbrief
van 11 oktober 20192 over de doorontwikkeling van het beleid rond zorgaanbieders in financiële problemen.
Vraag 8
Wat is uw oordeel over de zogenaamde «sale and lease back-constructies» die erg in
trek zijn? Wat is het gevolg van een dergelijke constructie op de kwaliteit van wonen
en zorg?
Antwoord 8
De «sale and lease back-constructie» is een manier om kapitaal dat in vastgoed zit
te gelde te maken. De verkregen liquiditeit kan worden aangewend voor het aflossen
van schulden, innovatie, uitbreiding of investeringen in de kwaliteit van zorg. Ook
kan de zorgonderneming zich volledig richten op de zorg door het onderhoud en andere
risico’s die gepaard gaan met vastgoed, zoals veroudering, over te dragen aan een
andere partij. Mogelijke nadelen van een «sale and lease back-constructie» zijn hogere
lasten en minder wendbaarheid, omdat men zich vaak voor langere tijd aan een huurcontract
moet committeren. Indien weloverwogen en juist ingezet, kan dit een bruikbare constructie
zijn.
Vraag 9
Staat u nog steeds achter uw uitspraak dat overnames door buitenlandse ondernemingen
incidenteel zijn? Vindt u 12,2% van het totaal «incidenteel»? Zo ja, waar ligt voor
u de grens?
Antwoord 9
In de beantwoording van Kamervragen van het Kamerlid Hijink (SP) over het bericht
dat de Franse investeerder Orpea een Nederlands zorgbedrijf met omstreden managementteam
koopt (2018Z07850), heb ik destijds aangegeven dat het incidenteel voorkomt dat dat buitenlandse investeerders
Nederlandse zorgbedrijven opkopen. Het percentage van 12,2% dat in het artikel van
Follow The Money wordt aangehaald, refereert echter naar het aantal particuliere verpleeghuizen3 ten opzichte van het totaal aantal verpleeghuizen in 2019.
Met betrekking tot overnames waarbij een buitenlandse partij betrokken is, heeft de
NZa eerder dit jaar de Informatiekaart Concentraties in de zorg 2019 gepubliceerd.
Hierin zijn de concentratiemeldingen bij de NZa tussen januari 2018 tot juli 2019
geanalyseerd, ook met het oog op buitenlandse partijen. Bij 118 aanvragen is er sprake
van betrokkenheid van een buitenlandse partij.4 Op een totaal van 285 is naar mijn mening geen sprake van «incidentele» betrokkenheid.
Overigens blijkt uit de analyse van de NZa dat het overgrote deel (86 van 118) van
de overnames waarbij een buitenlandse partij betrokken was, betrekking had op de mondzorg5. Zeven overnames met een buitenlandse partij hadden betrekking op de langdurige zorg.
Vraag 10
Eerder gaf u aan dat doorgeschoten marktwerking een ongezonde cocktail in de zorg
oplevert, vindt u dit ook een voorbeeld van doorgeschoten marktwerking? Zo ja, zou
er volgens u een einde moeten komen aan de enorme toename van het aantal particuliere
aanbieders en mensen die rijk worden door beleggingen in zorgvastgoed?6
Antwoord 10
Ik zie nu geen aanleiding om de toename van dit soort aanbieders van verpleegzorg
aan banden te leggen. Zoals ik hiervoor heb beschreven, voorzien zij deels in een
behoefte om zorg te combineren met een woonvorm die bij de cliënt past. Dit neemt
niet weg dat we excessen hard aan moeten pakken. Als de kwaliteit ondermaats is, moet
en kan de IGJ direct ingrijpen.
Vraag 11
Eerder gaf u aan dat er geen specifieke regels gelden ten aanzien van overnames door
buitenlandse partijen, bent u inmiddels van mening dat deze regels er (nu) wel zouden
moeten komen?
Antwoord 11
Alle zorgaanbieders die in Nederland zorg leveren moeten voldoen aan de Nederlandse
wet- en regelgeving. Dat geldt onder andere voor de eisen rond kwaliteit van zorg
en de besturing van zorginstellingen zoals wettelijk vastgelegd in de Wet kwaliteit
klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) en straks
ook de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). De IGJ ziet hierop toe. Ik zie geen meerwaarde
in het maken van onderscheid op grond van de nationaliteit van de entiteit die het
eigenaarschap van een zorginstelling heeft. Dit zou zich bovendien slecht verhouden
met het Europees Unie-recht, dat onderscheid op basis van nationaliteit verbiedt.
Vraag 12
Is het correct dat inspectierapporten slechts drie jaar online staan, waarna rapporten
niet meer openbaar toegankelijk zijn? Zou het niet wenselijk zijn als inspectierapporten
langer openbaar toegankelijk zijn?
Antwoord 12
Inspectierapporten die via de website van de IGJ (www.igj.nl) openbaar zijn gemaakt, blijven gedurende vijf jaar na het tijdstip van openbaarmaking
beschikbaar op die website. Dat is bepaald in het Besluit openbaarmaking toezicht-
en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet en de daarbij behorende bijlage.
Met de termijn van vijf jaar is aangesloten bij geldende termijnen van beschikbaarheid
van informatie in de sector, bijvoorbeeld bij de termijn voor aantekeningen in het
BIG-register. De termijn van vijf jaar is redelijk geacht, omdat de betrokken beroepsbeoefenaar
of instelling niet onevenredig lang wordt benadeeld, terwijl het publiek toch gedurende
een relevante periode wordt geïnformeerd.
Dit Besluit is in 2019 in werking getreden. Voor rapporten die vóór die tijd openbaar
zijn gemaakt via de website van de IGJ geldt dat deze drie jaar beschikbaar zijn op
deze website.
De openbaar gemaakte rapporten blijven nadat zij van de website zijn verwijderd in
principe beschikbaar voor iedereen die daarom verzoekt, totdat ze op grond van de
Archiefwet moeten worden vernietigd.
Vraag 13
Bent u van mening dat de Nederlandse Zorgautoriteit meer bevoegdheden moet hebben
om te kunnen toetsen of overnames gevolgen hebben voor de kwaliteit en de betaalbaarheid
van de zorg zelf? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
In de Kamerbrief van 18 februari 2020 heb ik u geïnformeerd over de mogelijkheden
die ik zie om het fusietoezicht in de zorg aan te scherpen.7 Idealiter zou een fusie worden getoetst op de gevolgen voor kwaliteit en betaalbaarheid
van zorg, waarbij een fusie alleen is toegestaan als deze leidt tot betere kwaliteit
of dezelfde kwaliteit voor een lagere prijs. Er zijn echter geen voldoende concrete
en objectieve criteria om de gevolgen voor de kwaliteit en betaalbaarheid voorafgaand
aan een fusie te voorspellen. Het op orde hebben van kwaliteit, in de vorm van afwezigheid
van een IGJ-maatregel, kan wel als vereiste gesteld worden voor het kunnen laten doorgaan
van een fusie.
Vraag 14
Zou geld voor de zorg volgens u ook naar de zorg moeten gaan? Gaat in de gevallen
zoals beschreven in het artikel volgens u geld dat bedoeld is voor zorg ook daadwerkelijk
naar zorg?
Antwoord 14
Ik ben van mening dat geld dat bestemd is voor de zorg, ook naar de zorg moet gaan.
Daarvoor is het belangrijk dat binnen de met de zorgkantoren afgesproken contracten
en tarieven, de juiste kwaliteit zorg wordt geleverd. De IGJ toetst of de zorg voldoet
aan de kwaliteitskaders.
Vraag 15
Vindt u dat door de toename van het aantal particuliere aanbieders de tweedeling tussen
rijk en arm toeneemt? Zo ja, wat gaat u doen om deze trend te keren?
Antwoord 15
Voor de kwaliteit van zorg geldt dat deze in alle instellingen moet voldoen aan de
kwaliteitskaders. De IGJ toetst daarop. Op het gebied van de zorgverlening is er daarbij
naar mijn idee geen sprake van een tweedeling. Wel kan het zo zijn (maar dat is ook
in de rest van de samenleving het geval) dat cliënten met een beter gevulde portemonnee
meer kunnen besteden aan woon- en servicekosten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.