Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 580 Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs
Nr. 3
                   MEMORIE VAN TOELICHTING
            
ALGEMEEN DEEL
               
1. Inleiding
               
In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat elke school voor praktijkonderwijs in beginsel
                  aan alle leerlingen een schooldiploma en een bijbehorend portfolio uitreikt. Ook regelt
                  dit wetsvoorstel dat in het voortgezet speciaal onderwijs aan de leerlingen in de
                  uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding een schooldiploma met portfolio
                  wordt uitgereikt. De Minister stelt het model voor dit schooldiploma vast. Dit voorstel
                  sluit aan bij de behoefte aan een eenduidige vorm van erkenning voor deze groep leerlingen.
                  De wijzigingen in dit wetsvoorstel zijn een uitwerking van het regeerakkoord «Vertrouwen
                  in de toekomst» van het kabinet Rutte III. Daarin is opgenomen: Praktijkonderwijs
                  is een afzonderlijke en volwaardige schoolsoort. Dit wordt tot uitdrukking gebracht
                  doordat steeds meer leerlingen na afronding een tastbaar bewijs krijgen van hetgeen
                  ze hebben geleerd.
               
2. Hoofdlijnen van het voorstel
               
Achtergrond praktijkonderwijs
Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen van wie vaststaat dat overwegend
                  een orthopedagogische en orthodidactische benadering nodig is, en die naar verwachting
                  een leerweg van het vmbo in combinatie met leerwegondersteunend onderwijs niet met
                  goed gevolg kunnen afronden. Er zijn circa 175 scholen voor praktijkonderwijs, met
                  in totaal ongeveer 30.000 leerlingen tussen de 12 en 18 jaar oud. Deze scholen ontvangen
                  een hogere bekostiging voor hun leerlingen dan de andere schoolsoorten. Daarmee kunnen
                  de groepen klein gehouden worden, waardoor leerlingen meer individuele aandacht kunnen
                  krijgen.
               
De kracht van het praktijkonderwijs zit in maatwerk, gepersonaliseerd leren en persoonlijke
                  begeleiding. Al vanaf het eerste jaar ontwikkelen jongeren zich vooral door praktisch
                  bezig te zijn met theorie en door te doen. Elke leerling volgt een eigen leerroute,
                  die aansluit bij de behoefte en de mogelijkheden van de leerling. Om de diverse doelgroep
                  in het praktijkonderwijs goed te bedienen is maatwerk voor elke leerling vereist.
                  Bij dit onderwijsaanbod past geen landelijk examen, met landelijk bepaalde eindtermen
                  en kerndoelen. Dat zou immers betekenen dat er een landelijke norm gaat gelden waaraan
                  elke leerling moet voldoen om een diploma te behalen. De schoolperiode wordt daarom
                  niet afgesloten met een centraal eindexamen en bijbehorend diploma op basis waarvan
                  de leerling kan worden toegelaten tot vervolgonderwijs.
               
Op grond van artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) of artikel 73
                  van de Wet voortgezet onderwijs BES (WVO BES) bepaalt het bevoegd gezag van een school
                  zelf of het schooldiploma’s uitreikt aan de leerlingen, en hoe dat schooldiploma er
                  uit ziet. Uit gesprekken met diverse scholen voor praktijkonderwijs en uit gegevens
                  van de Sectorraad Praktijkonderwijs blijkt dat op het merendeel van de scholen dergelijke
                  schooldiploma’s uitgereikt worden. Daarvoor wordt sinds het voorjaar van 2019 een
                  model gebruikt dat door de Sectorraad Praktijkonderwijs is ontworpen en ter beschikking
                  wordt gesteld.
               
Er is echter ook nog altijd een aantal scholen dat geen schooldiploma uitreikt aan
                  leerlingen die het praktijkonderwijs afronden. Deze leerlingen missen de erkenning
                  in de vorm van een diploma die hun leeftijdsgenoten uit andere schoolsoorten wel krijgen.
                  De behoefte aan eenduidige erkenning van hetgeen de leerlingen binnen het praktijkonderwijs
                  hebben geleerd is groot, zowel bij leerlingen als ouders, en in de maatschappij. Dit
                  blijkt uit diverse gesprekken en signalen uit het praktijkonderwijsveld. Deze behoefte
                  aan erkenning zorgt ervoor dat gezocht wordt naar manieren om zichtbaar te maken wat
                  leerlingen uit het praktijkonderwijs kunnen. Alle leerlingen verdienen een duidelijke
                  vorm van erkenning en dat recht gedaan wordt aan de resultaten die de leerlingen gedurende
                  hun schoolloopbaan behalen. Ondanks de ontwikkelingen van de afgelopen jaren – waardoor
                  er een grote groep scholen is die wel een schooldiploma uitreiken aan de leerlingen
                  die het praktijkonderwijs afronden – is er nog altijd een groep scholen waar leerlingen
                  het onderwijs verlaten zonder een schooldiploma dat de behaalde resultaten vermeldt.
                  De regering acht het dan ook niet langer wenselijk dat het aan scholen zelf wordt
                  overgelaten om te bepalen of er wel of geen diploma wordt verstrekt. Daarom wordt
                  met dit voorstel de verplichting vastgelegd om een schooldiploma uit te reiken aan
                  die leerlingen die het onderwijs succesvol afronden.
               
Achtergrond voortgezet speciaal onderwijs (vso)
Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is bedoeld voor leerlingen met zodanige fysieke
                  en/of verstandelijke beperkingen dat zij overwegend op een orthopedagogische en orthodidactische
                  benadering en op de specifieke begeleidingsexpertise van vso aangewezen zijn. Het
                  vso kent drie uitstroomprofielen: vervolgonderwijs, arbeidsmarktgericht en dagbesteding.
                  De leerlingen die een vmbo-, havo- of vwo-opleiding binnen het uitstroomprofiel vervolgonderwijs
                  succesvol hebben afgerond, krijgen een regulier vo-diploma. De leerlingen die de uitstroomprofielen
                  arbeidsmarktgericht of dagbesteding afronden, krijgen nu een getuigschrift en een
                  overgangsdocument. Het model van het getuigschrift is bij ministeriele regeling vastgesteld.
               
Er zijn ongeveer 200 scholen die vso aanbieden aan iets minder dan 38.000 leerlingen
                  tussen de 12 en 20 jaar. De extra bekostiging die de vso-scholen vanuit de samenwerkingsverbanden
                  passend onderwijs krijgen is gebaseerd op de ernst van de beperking en de mate van
                  ondersteuning die de verschillende groepen leerlingen nodig hebben. Voor het vso zijn
                  er kerndoelen vastgesteld die betrekking hebben op de verschillende domeinen zoals
                  rekenen en taal. Daarnaast zijn er leergebiedoverstijgende kerndoelen gericht op bijvoorbeeld
                  «leren leren». Kerndoelen zeggen iets over het onderwijsaanbod dat de school moet
                  leveren, maar niet over het niveau dat behaald moet worden (eindtermen). Leerlingen
                  in de profielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht leggen geen centraal examen af,
                  wel worden ze regelmatig getoetst en kunnen zij bijvoorbeeld branchecertificaten behalen.
                  De informatie wordt nu opgenomen in het getuigschrift en het overgangsdocument.
               
In de artikelen 14d van de Wet op de expertisecentra (WEC) is geregeld dat leerlingen
                  die het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel verlaten en die niet
                  meer leerplichtig zijn, een getuigschrift ontvangen. In artikel 14e is bepaald dat
                  iedere leerling die de school verlaat en voor wie het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte
                  uitstroomprofiel het laatst gevolgde onderwijs is, een overgangsdocument ontvangt.
                  Dat overgangsdocument wordt opgesteld door het bevoegd gezag, in overleg met de directeur,
                  het onderwijzend personeel en de commissie voor de begeleiding, en is gericht op het
                  uitoefenen van een functie op de arbeidsmarkt. Voor het uitstroomprofiel dagbesteding
                  gelden vergelijkbare bepalingen die zijn vastgelegd in de artikelen 14g en 14h van
                  de WEC.
               
Bij de invoering van de uitstroomprofielen voor het vso is gekozen voor de term getuigschrift.
                  Voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteit (v)so1 kregen de leerlingen bij het verlaten van het vso geen formeel afsluitend document
                  mee. Wel waren er scholen die iets meegaven, maar daar zat geen duidelijke lijn in
                  en de kwaliteit liet ook vaak te wensen over. Vandaar dat er destijds gekozen is om
                  een eenduidig document uit te reiken, waarvan het model landelijk is vastgelegd. Het
                  idee was dat leerlingen dan net als andere leerlingen een feestelijke afsluiting van
                  hun schoolperiode zouden hebben. Nu voor het praktijkonderwijs een schooldiploma wordt
                  geïntroduceerd, heeft het betrokken onderwijsveld aangegeven daar bij te willen aansluiten.
               
Ook voor het vso acht de regering het wenselijk om vast te leggen dat alle leerlingen
                  die het vso verlaten een diploma ontvangen. Voor het diplomagerichte uitstroomprofiel
                  is dat een regulier vo-diploma. Voor de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en
                  dagbesteding wordt met dit wetsvoorstel voorgesteld om een schooldiploma vso te introduceren.
                  Daarmee krijgen ook de leerlingen in die uitstroomprofielen – net als de leerlingen
                  in het praktijkonderwijs – de erkenning die ze verdienen en die recht doet aan de
                  resultaten die ze tijdens hun schoolloopbaan hebben behaald.
               
Voorstel
Alle leerlingen die het praktijkonderwijs of de uitstroomprofielen dagbesteding of
                  arbeidsmarktgericht van het vso met goed gevolg hebben afgerond, verdienen dezelfde
                  vorm van erkenning. Daarom wordt voorgesteld dat elke leerling die voldoet aan het
                  door het bevoegd gezag vastgestelde reglement een schooldiploma ontvangt. Het model
                  van het schooldiploma wordt vastgesteld door de Minister. Dit model wordt gebaseerd
                  op de overige diploma’s in het voortgezet onderwijs. Dit gebeurt in overleg met de
                  Sectorraad Praktijkonderwijs en voor het vso met de sectorraden en Simea, Vivis en
                  Lecso. Er wordt zoveel mogelijk, aangesloten bij het model dat de Sectorraad Praktijkonderwijs
                  in het verleden ter beschikking heeft gesteld aan de scholen. Zo wordt er recht gedaan
                  aan de behaalde resultaten van de leerling én wordt het voor de maatschappij en het
                  bedrijfsleven inzichtelijk dat de leerling succesvol het praktijkonderwijs of het
                  vso heeft afgerond.
               
Daarnaast wordt voorgesteld om een persoonlijk portfolio aan het schooldiploma te
                  koppelen. Daarin kunnen alle bewijzen die de leerling in zijn of haar schoolloopbaan
                  heeft verzameld worden gebundeld. Hierbij valt te denken aan (branche)certificaten,
                  praktijkverklaringen en een eventueel advies voor een vervolgopleiding. Specifiek
                  voor het vso kan het overgangsdocument opgenomen worden in het portfolio.
               
Anders dan bij de andere schoolsoorten binnen het voortgezet onderwijs, is in het
                     praktijkonderwijs maatwerk noodzakelijk. Dit vanwege het persoonlijke karakter van
                     het praktijkonderwijs: niet elke leerling behaalt dezelfde resultaten. Ook bij het
                     vso in de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht is maatwerk kenmerkend.
                     Daarom stelt de regering voor om de scholen de vrijheid te geven om te beslissen wanneer
                     een leerling in aanmerking komt voor een schooldiploma. Hierbij gaan geen landelijke
                     kaders of richtlijnen gelden. Het bevoegd gezag maakt een reglement waarin bepaald
                     wordt aan welke eisen de leerling moet voldoen om het onderwijs succesvol af te ronden.
                     Scholen zijn vrij om te kiezen welke opzet daarbij past. Op basis van dat reglement,
                     dat door het bevoegd gezag met de medezeggenschapsraad wordt afgestemd, beslist de
                     directeur of een leerling het diploma uitgereikt krijgt. Ter inspiratie stelt de Sectorraad
                     Praktijkonderwijs reglementen beschikbaar waarmee een groot deel van de scholen al
                     jaren werkt. Daarnaast heeft de Sectorraad Praktijkonderwijs een voorbeeldreglement
                     opgesteld en verspreid onder de scholen. Voor het voortgezet speciaal onderwijs verzorgen
                     de sectorraden met Simea, Vivis en Lecso in overleg met de Inspectie van het Onderwijs
                     een modelreglement.
                  
Ook stelt de regering voor om aan de school over te laten om te beslissen hoe het
                     portfolio eruit moet zien en welke documenten er in worden opgenomen. Daarmee kan
                     het bevoegd gezag bepalen op welke manier de onderscheidende kenmerken van de school
                     in het portfolio tot uitdrukking worden gebracht.
                  
Zoals hierboven is beschreven, wordt het schooldiploma voor het praktijkonderwijs
                  of het voortgezet speciaal onderwijs gekenmerkt door maatwerk. Scholen zijn vrij om
                  hun eigen maatstaven te hanteren voor het behalen van het schooldiploma. Dat betekent
                  echter wel dat aan het diploma geen vaste waarde gehecht kan worden: het is geen vast
                  document dat kan gelden als toelatingseis voor vervolgonderwijs of voor een werkgever.
                  Het betekent ook dat er geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht voor
                  nodig is om vast te stellen welke leerling het diploma uitgereikt krijgt. In plaats
                  daarvan is het een beslissing van de directeur, waarover de betrokkenen een klacht
                  kunnen indienen. Met het ontbreken van civiel effect bestaat er ook geen noodzaak
                  om het schooldiploma in het diplomaregister van DUO op te nemen. Het opnemen van het
                  diploma in het diplomaregister zou niet alleen een forse investering van DUO vereisen,
                  maar zou ook een verzwaring betekenen van de administratieve lasten van scholen. De
                  regering kiest er dan ook voor om het schooldiploma praktijkonderwijs of voortgezet
                  speciaal onderwijs niet in het diplomaregister van DUO op te nemen.
               
Er zullen altijd leerlingen zijn die het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal
                  onderwijs verlaten zonder dat zij in aanmerking komen voor het schooldiploma. Op grond
                  van het huidige artikel 29a van de WVO ontvangen leerlingen die het praktijkonderwijs
                  verlaten een getuigschrift. De regering stelt voor om dit getuigschrift te vervangen
                  door een verklaring, zoals die ook geldt voor de andere schoolsoorten op grond van
                  artikel 31 van de WVO. Bovendien stelt de regering voor om de verklaring ook voor
                  het vso in te voeren. Met het vervangen van het getuigschrift door een verklaring
                  wordt niet alleen aangesloten bij de andere schoolsoorten in het voortgezet onderwijs,
                  waar een zelfde soort verklaring wordt verstrekt aan leerlingen die een school verlaten,
                  maar wordt ook aangesloten bij ontwikkelingen in het mbo om een mbo-verklaring te
                  verstrekken aan studenten die de mbo-opleiding zonder diploma verlaten.
               
Beoogde effecten
Door de voorgestelde wijziging zullen de meeste leerlingen in de toekomst een schooldiploma
                  ontvangen. Daardoor kunnen die leerlingen net als leeftijdsgenoten trots de vlag uithangen
                  na het behalen van hun schooldiploma. Daarmee wordt de erkenning voor de leerlingen
                  van zowel het praktijkonderwijs als voortgezet speciaal onderwijs (uitstroomprofielen
                  arbeidsmarktgericht en dagbesteding) als schoolsoort vergroot. Door het vaststellen
                  van een model van het schooldiploma zullen er geen verschillen meer zijn tussen de
                  schooldiploma’s die worden afgegeven door de individuele scholen. Elke leerling die
                  het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs (uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht
                  en dagbesteding) succesvol afrondt, ontvangt dezelfde vorm van erkenning. Leerlingen
                  die het vso uitstroomprofiel vervolgonderwijs succesvol afronden krijgen net als nu
                  een regulier vo-diploma. De bijbehorende portfolio’s bieden ruimte voor individueel
                  behaalde zaken. Zo wordt toch individueel recht gedaan aan de behaalde resultaten
                  van de leerling en wordt er op het niveau van de leerling inzichtelijk gemaakt wat
                  hij of zij kan. Deze vorm van eenduidige erkenning, met een persoonlijk portfolio,
                  vergroot mogelijk de positie van de leerling op de arbeidsmarkt. Het schooldiploma
                  kent geen civiel effect, waarmee bedoeld wordt dat het geen toelatingsrecht geeft
                  tot vervolgonderwijs.
               
3. Relatie met andere wet- en regelgeving
               
Deze wijziging is nog niet opgenomen in het bij koninklijke boodschap van 4 oktober
                  2019 ingediende voorstel van wet houdende regels over het voortgezet onderwijs (Wet
                  voortgezet onderwijs 20xx).2 In het onderhavige wetsvoorstel is dan ook een samenloopbepaling opgenomen om de
                  voorgestelde wijzigingen op te nemen in de WVO 20xx.
               
4. Administratieve gevolgen
               
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
                  aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Bij de voorbereiding
                  is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven
                  of burgers. Daarbij is de regeling ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve
                  lasten.
               
Met dit wetsvoorstel worden alle scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal
                  onderwijs verplicht om een portfolio vorm te geven. Veel scholen werken al jaren met
                  een portfolio, daarom brengt dit voorstel voor die scholen geen extra administratieve
                  lasten mee. De lasten voor het vormgeven van dit portfolio worden daarom geraamd op
                  maximaal 10 uur met een uurtarief van € 50. De geraamde kosten per school komen daarmee
                  op € 500. Daarnaast zijn er uiteraard ook administratieve lasten verbonden aan het
                  implementeren van het schooldiploma en portfolio en bijbehorende bedrijfsprocessen.
                  Deze zullen hoger zijn voor scholen die nog niet werken met een schooldiploma. Omdat
                  het niet mogelijk is om in kaart te brengen om hoeveel scholen dat gaat wordt er uitgegaan
                  van een lager gemiddeld aantal uur per school. Het aantal uur wordt geraamd op 32
                  uur, de geraamde kosten per school komen daarmee op € 1.600.
               
Het opstellen van het reglement zal naar verwachting meer tijd kosten, omdat de meeste
                  scholen het reglement nog moeten samenstellen. Daarbij moet het reglement worden afgestemd
                  met de Medezeggenschapsraad. De tijdsbesteding voor het samenstellen van dit reglement
                  wordt geraamd op totaal 50 uur, met een uurtarief van € 50. De geraamde kosten per
                  school komen daarmee op € 2.500.
               
Daarnaast zullen scholen ook tijd besteden aan communicatie richting ouders en leerlingen
                  over het (vernieuwde) schooldiploma en het reglement. De lasten voor het organiseren
                  van bijvoorbeeld een nieuwsbrief of een aantal bijeenkomsten met leerlingen en ouders
                  worden geraamd op 8 uur, met een uurtarief van € 50. Dat maakt een totaal aan geraamde
                  kosten per school van € 400.
               
De informatieverplichting aan de Inspectie van het Onderwijs verandert niet.
De totaal geraamde kosten aan regeldruk komen op € 4.500 per school.
Dit voorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. De
                  drie adviezen van de ATR zijn verwerkt in het voorstel.
               
5. Financiële gevolgen
               
Het wetsvoorstel heeft geen financiële consequenties voor de Rijksbegroting.
6. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
               
De Dienst uitvoering onderwijs (DUO) acht het wetsvoorstel uitvoerbaar.
7. Caribisch Nederland
               
De wijzigingen die door dit wetsvoorstel worden aangebracht in de WVO, worden op dezelfde
                  wijze doorgevoerd in de overeenkomstige artikelen van de WVO BES. Hierdoor zullen
                  ook leerlingen in het praktijkonderwijs in Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire,
                  Sint-Eustatius en Saba) een schooldiploma en bijbehorend portfolio ontvangen van de
                  school.
               
In Caribisch Nederland bestaat er geen speciaal onderwijs. Voor de leerlingen die
                  overwegend op een orthopedagogische en orthodidactische benadering en op specifieke
                  begeleidingsexpertise zijn aangewezen, bestaat er een zorgstructuur die is opgenomen
                  in de WPO BES en de WVO BES. Er is geen equivalent van de WEC in Caribisch Nederland.
                  Daarom zijn er in dit wetsvoorstel geen bepalingen voor het vso in Caribisch Nederland
                  opgenomen.
               
Dit wetsvoorstel is door de Rijksdienst Caribisch Nederland ter consultatie voorgelegd
                  aan de scholen in Caribisch Nederland. De scholen achten het wetsvoorstel uitvoerbaar.
               
8. Internetconsultatie
               
Een eerdere versie van dit wetsvoorstel heeft tussen 13 januari en 10 februari opengestaan
                  voor internetconsultatie. In die versie werd voorgesteld om alleen voor het praktijkonderwijs
                  het schooldiploma in te voeren, het schooldiploma voortgezet speciaal onderwijs maakte
                  geen deel uit van dat voorstel.
               
In deze periode zijn er 68 reacties binnengekomen, waarvan 53 openbaar. Meer dan de
                  helft van de reacties zijn afkomstig van scholen, zowel uit het praktijkonderwijs
                  als uit het voortgezet speciaal onderwijs, maar ook een aantal samenwerkingsverbanden
                  en onderwijsraden heeft gereageerd. Verder hebben 15 particulieren gereageerd.
               
De reacties zijn in grote meerderheid positief over het voorstel. In deze reacties
                  wordt veel gesproken over erkenning voor de leerlingen en de schoolsoort: «Het wordt
                  tijd dat deze leerlingen erkenning krijgen voor wat zij hebben gepresteerd…» en «Eindelijk
                  erkenning voor onze leerlingen en voor het werk dat onze docenten verrichten.» tot
                  «Wat een mooi voorbeeld van hoe de huidige maatschappij naar kansengelijkheid kijkt!».
               
Een flink aantal respondenten (22, waarvan elf reacties afkomstig van dezelfde vso-school)
                  geeft aan dit wetsvoorstel een mooie ontwikkeling voor het praktijkonderwijs te vinden,
                  maar geeft daarbij aan dit graag ook voor de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeidsmarkt
                  in het voortgezet speciaal onderwijs te willen regelen. «Ik hoop dat deze lijn zich
                  ook doorzet naar de arbeidsmarktgerichte opleidingen in het VSO.» De regering heeft
                  naar aanleiding van deze reacties besloten om in dit wetsvoorstel ook het schooldiploma
                  voor de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeidsmarkt in het voortgezet speciaal
                  onderwijs op te nemen. De voorgestelde wijziging van de Wet op de expertisecentra
                  is daarom als gevolg van de reacties in de internetconsultatie in dit wetsvoorstel
                  opgenomen.
               
Vijf respondenten vroegen naar het civiel effect van het schooldiploma en naar de
                     mogelijkheid om het schooldiploma in het diplomaregister van DUO op te nemen. Daarbij
                     werd overigens al opgemerkt dat het civiel effect in dit geval meer zit in de documenten
                     die in het portfolio kunnen worden opgenomen, dan in de schooldiploma’s zelf, die
                     immers per school kunnen verschillen. In overleg met DUO is onderzocht of het uitvoerbaar
                     is om de schooldiploma’s op te nemen in het diplomaregister. Hieruit is gebleken dat
                     dit mogelijk is, maar de verwachting is dat dit zowel bij DUO als bij de scholen een
                     grote tijdsinvestering vraagt. Daarom heeft de regering besloten om het schooldiploma
                     niet op te nemen in het diplomaregister. Eerder in deze toelichting wordt daar ook
                     op ingegaan.
                  
ARTIKELSGEWIJS
               
Artikel I, onderdelen A en B, artikel II, onderdeel B, en artikel III
Eerste lid
In het eerste lid wordt vastgelegd dat aan elke leerling die daarvoor in aanmerking
                  komt, een schooldiploma wordt uitgereikt. Het oordeel wordt bij de directeur gelegd.
                  Dat is anders dan nu: in het praktijkonderwijs geldt dat het bevoegd gezag beslist
                  of er een schooldiploma wordt uitgereikt. Met deze wijziging wordt aangesloten bij
                  de systematiek van het voorgestelde artikel 2.58 van het bij koninklijke boodschap
                  van 4 oktober 2019 ingediende voorstel van wet houdende regels over het voortgezet
                  onderwijs (Wet voortgezet onderwijs 20xx).3 In dat artikel worden de bevoegdheden omtrent het afnemen en beoordelen van examens
                  en het uitreiken van diploma’s in de andere schoolsoorten van het vo expliciet bij
                  de rector of directeur gelegd. Voor het vso wordt dezelfde keuze gemaakt als voor
                  het praktijkonderwijs: de directeur zal beslissen wie in aanmerking komt voor het
                  schooldiploma.
               
Tweede lid
Zoals in het algemeen deel is uiteengezet, zal een portfolio deel gaan uitmaken van
                  het schooldiploma. In dat portfolio worden de resultaten opgenomen die een leerling
                  heeft behaald, zoals bijvoorbeeld (branche)certificaten, praktijkverklaringen, geleerde
                  vaardigheden en competenties. Bovendien kan een advies over doorstroom naar een vervolgopleiding
                  in het portfolio worden opgenomen. Ook het overgangsdocument voor de uitstroomprofielen
                  arbeidsmarktgericht en dagbesteding kan in het portfolio worden opgenomen. Het bevoegd
                  gezag ontwerpt zelf het portfolio, de Minister stelt daarvoor geen model vast.
               
Derde lid
Net als voor de andere schoolsoorten nu al het geval is, zal de Minister het model
                  voor het schooldiploma bij ministeriële regeling vaststellen. Dit gebeurt in overleg
                  met de Sectorraad Praktijkonderwijs en de sectorraden po en vo in overleg met Vivis,
                  Simea en Lecso. Bij het maken van dat model zal de Minister zo veel mogelijk uitgaan
                  van het model van de Sectorraad Praktijkonderwijs en dat nu al op de meeste scholen
                  voor praktijkonderwijs wordt gehanteerd.
               
Vierde lid
In het voorgestelde vierde lid wordt vastgelegd dat leerlingen die het praktijkonderwijs
                  verlaten zonder dat ze in aanmerking komen voor een schooldiploma, een verklaring
                  ontvangen. Daarmee wordt aangesloten bij artikel 31 van de WVO en 76 van de WVO BES,
                  dat voor de andere schoolsoorten vastlegt dat leerlingen die het onderwijs verlaten,
                  een verklaring krijgen. Voor het vso is de verklaring nieuw. Anders dan voor de andere
                  schoolsoorten worden er verder geen eisen gesteld aan de verklaring. Zo krijgt het
                  bevoegd gezag de vrijheid om een vorm en inhoud aan de verklaring te geven die passen
                  bij het karakter van de school en het type leerling.
               
Artikelen I, onderdeel C, II, onderdeel A, IV, V en VI
Dit zijn technische wijzigingen. In artikel 162a WEC wordt de definitie van een voortijdige
                  schoolverlater aangepast omdat het getuigschrift in het vso wordt vervangen door het
                  schooldiploma vso. De artikelen 4a van de Leerplichtwet 1969 en 11 van de Leerplichtwet
                  BES worden aangepast omdat het getuigschrift zoals dat op dit moment bestaat en waar
                  deze artikelen naar verwijzen, wordt vervangen door een verklaring. Ook in artikel
                  8.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt de verwijzing naar de bestaande
                  getuigschriften aangepast aan de nieuwe schooldiploma’s praktijkonderwijs en vso.
               
Artikel VII
Dit is een technische wijziging: het artikel regelt de samenloop met de WVO 20xx,
                  indien dat wetsvoorstel wordt aangenomen en tot wet wordt verheven.
               
Artikel VIII
De regering streeft ernaar het voorstel op 1 augustus 2021 in werking te laten treden.
                  In beginsel zal het voorstel zowel voor het praktijkonderwijs als voor het voortgezet
                  speciaal onderwijs tegelijkertijd in werking treden. De regering stelt echter wel
                  voor om de mogelijkheid open te houden om verschillende onderdelen op verschillende
                  momenten in werking te laten treden. Op die manier kan onderscheid gemaakt worden
                  voor bijvoorbeeld praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, of voor Europees
                  Nederland en Caribisch Nederland.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.